Onvervuld
En toen kwam toch Paaseiland in zicht;
grote beelden ‘t gelaat op zee gericht,
overal! Hoog, lief, klom ik in het want,
zocht ginds sporen van je oog en hand’
Met de droom nog binnen handbereik
werd ik wakker bij het zeven glazen.
De man in het kraaiennest riep: ’kijk’,
daar ligt dan het eiland van de dwazen.’
Het laatste uur van mijn hondenwacht
had herinnering aan jou de tijd verzacht.
Dat ons schip stranden kon, zag ik pas laat.
Bij Tristan da Cunha, Lelystad of Helgoland:
altijd verbeeldde ik er jou aan de wallekant,
maar de schipper riep dan: ’recht zo die gaat.’
© c.u.