zaterdag 29 december 2012

De goede oliebol

En de kerstboom staat er nog met zijn ballen en kaarsjes




Een oliebol moet makkelijk rollen
dan is zoals je misschien ook weet
't vet in de pan wel voldoende heet
en gaat hij blij om zijn as liggen tollen.

Benodigdheden: Koopmans bollen mix
handwarm water, krenten, het kost niks,
wat gekonfijte vruchten, een scheut bier.

Oliebollen bakken doe je met intens plezier;
met een ijstang de ballen onderdompelen,
laat je niet door pottenkijkers overrompelen.

 Is de temperatuur goed, het deeg gerezen
dan zal bakken zo een koud kunstje wezen;
rondom worden jouw bollen  goudgeel bruin.

©c.u.

dinsdag 25 december 2012

Ongelukken met kerst!





 Het was 't kerstfeest met de mooiste Maria die ze in school hadden kunnen vinden. Een rank figuurtje met kort donker haar en bruine kij­kers. 
Het was de lerares Frans. Die heette Beppie Haar ogen hadden iets onre­gelmatigs: de moeder van 't kindeke Jezus keek scheel, maar wie daar op lette was een kniesoor. Ze droeg een papieren japon en keek zedig naar 't kribbetje of naar Jozef, onze tekenleraar, die er uit zag als een ongevaar­lijke hond.

De aula was smaakvol ver­sierd. Buiten rukte, zoals dat hoort, de wind aan de ramen. Buiten viel droge stuifsneeuw. Binnen was de sneeuw van piepschuim. Die had men overvloedig rond de kerstboom, 't kerst­stalletje en over het to­neel gestrooid.

Wekenlang had de leraar Ne­derlands besteed aan 't re­peteren van een kerstspel; met zorg waren de spelers gekozen: leraren, leerlin­gen, conciërges en ander voetvolk.
De zaal zat vol met een pu­bliek van mooie tevreden mensen omdat vakantie en wintersport voor de deur stonden.

Op het toneel bij een microfoon sprak de rec­tor hartverwarmende zinnen. Soms wordt zo iemand even boven zichzelf uitgetild,....
‘ Er zijn lieden die alles duister maken en er zijn gelukkig mensen die licht uitstralen,’ besloot hij zijn kleine toe­spraakje.
De lerares Engels stond aan haar dwarsfluit te sabbelen, de muziekleraar boog zich over de piano; er klonk vre­dige mu­ziek!
Boven in de kerstboom stond één scheef kaarsje: een foutje van de regie! De handenarbeidsectie had zelfs kans gezien een ezel te fabriceren. Welke spelers in die ezel zaten was onbekend. De conrectorbrugklas en de jongste con­ciërge had men echter  nergens gezien.

De drie koningen uit het oosten verschenen op het middenpad achter in de zaal. Het waren leerlingen uit de hoogste klassen.
Over de ko­ningskeuze was nogal wat te doen geweest; men had die jongen uit Curaçao niet dur­ven vragen. Maar die had zich zelf gemeld:’ Ik ben zwart; ik ben de koning die gezocht wordt. Hij liep daar hoogopgericht en trots, de piano en dwarsfluit stoeiden met een ‘ Nu sijt Wel­lekome’, plechtig knikte hij naar 't publiek en joeg, zo leek 't, zijn blan­ke ambts­broeders als ge­kroonde la­keien voor zich uit.
Geschenken werden aan­gebo­den. Jozef stotterde wat onhandige dankwoorden. Aan de manier waarop hij die gaven aannam, kon je zien dat 't lege doosjes waren.
 Ja, dacht ik, een pakje waar niets in zit, is natuurlijk 't mooiste wat je krijgen kan. Het schept geen ver­plichtingen; je maakt een gebaar en zegt daar­mee: ‘ Ik vind jou aardig!’ Misschien zouden de mensen elkaar meer simpele cadeautjes moeten ge­ven.

Op 't toneel was ook wat gaande. Iemand las een ver­haal voor over kuikens en hanen die collectief ten behoeve van de feestdagen geslacht werden. Damstra de geschiedenisleraar had die vertelling bedacht. Van hem kon je zulke misplaatste grappen verwachten.
Bij de piano gingen leerlingen harmonieus meerstem­mig zingen. Stil werd er geluis­terd. Er scheen van­middag niets mis te kunnen gaan!
Met blozende wangen, fonke­lende bril en huppellachje zat plotseling de jonge dichter van de school ach­ter de microfoon. Hij had voor deze gelegenheid geen speci­aal gedicht, zei hij, maar kerst was het feest van het een­zaam zijn en daar­over, over dat laatste, had hij wel wat:
’ En met de ver­te is de afstand tussen ons ge­groeid. In jou heb ik steeds eenzaamheid gezien, maar nooit zo helder als van­daag.’
Die slotregels las hij met een warme ontroerde stem. De dwarsfluit zette een jubelend 'Halleluja' in. Dit kerstfeest kon niet stuk!
Het kerstspel werd hervat. Maria sprak zachte vriendelijke woorden. Ze boog zich over naar het kribje en nam het kindeke  voorzichtig in haar arm. De vorstelijke gasten kwamen eerbiedig dichterbij en ke­ken vertederd toe.

Toen ging het fout: vlammen schoten langs het kleed van Maria omhoog. Ze gooide het kinde­ke Jezus van zich af. Dat werd opgevangen door de zwarte koning. Paniek en gegil; de kerstboom knetter­de.
Van­uit het niets, zo scheen het, sprong de han­denarbeid­leraar op Beppie toe en doofde het vuur door haar in een gor­dijn te wikkelen.
De boom was omge­vallen; de sneeuw stond in brand. Iedereen begon drif­tig door elkaar te lopen en te schreeuwen. Maar enkelen, die het hoofd koel hielden, waren opeens met de brand­slang van de school aan het werk. Ze spoten royaal wa­ter over 't kerstge­beuren. De oudste conciërge stond met een schuimblusser te knutselen.
Het vuur werd effectief uitgeschakeld.
Zo gebeurde het dat onze kerstviering in het water viel. Maria moest  even naar het zieken­huis. Voor haar werd het een ongelukkige kerst. Ze  kont niet naar de wintersport. Wel kreeg ze veel bezoek, an­sichten en..... geschenken! Gelukkig waren het geen lege doosjes!

©.c.u.
(uit: Bladerend in Oude Agenda’s)

donderdag 20 december 2012

Bij een kreek in Kattenbroek




Bij een kleine kreek
bedacht ik van de week
hoe je vroeger naar me keek.

De huizen liepen daar zo maar rond,
iets wat ik van jou wel spannend vond
m’n gedachten waren kleine vissen
die zich  in hun waterweg vergissen.

Aan die kleine kreek
herinnerde ik me dus deze week
dat het toen ook altijd zomer leek.

Eenden waren aan het lanterfanten
tussen riet en  groene waterplanten
en schrijvertjes liepen over het water
vertelden ons hoe het vroeger was en later.

Deze week en van de week
Toen de wereld nog van gisteren leek

Er stond een verhuiswagen op straat
die de vreemde naam van Passies droeg;
misschien was één liefde niet genoeg,
want de een komt immers als de ander gaat.

In die smalle waterkreek
waar de tijd met ons verstreek,
waren dromen kleine vissen
die ons leven leken te beslissen.

Deze week en van de week
toen de wereld heel even nog van gisteren leek
en ik de wind was die door je haren streek.

© c.u.


dinsdag 4 december 2012

Snaren




Hij tokkelt op de stralen van de zon
zijn melodie van hoe het ooit begon,
of ze in verste verten ergens zweven                                                                                                                   
kan, bedenkt hoe hij verder leven zal .

Eiland dat mijmerde in het morgenlicht,
snaren die ze voor hem vluchtig streelde
toen het leven haar mischien verveelde.

De morgen heeft nu wat wisselend blauw,
zonlicht oost en westelijk bleekt de maan,
daartussen denkt hij moet zij nog bestaan.

Maar altijd zal ‘t komend gaan van wolken
Perpetuum mobile zijn heimwee vertolken
naar wat eens was en zwijgend blijven zou:
hun te samen dromen tussen dag en dauw.

©c.u
© illustratie: wilfried de Boer

dinsdag 20 november 2012

Bezoek




Eerst blijft ze in een soort vaste riedel steken
te pas of te onpas ontelbaar tijdeloze weken.
Als ‘t geheugen niet op woorden komen kan:
'Hoeper de poep en Ha daar komt ie weer an.'

In het dagverblijf zijn we nu  even op bezoek:
M’n broer trommelt iets voor, op het tafelblad.
Mijn zus slaat uit de maat en ik zeg soms wat.
De blik in haar ogen wordt een gesloten boek.

We spelen samen ‘deze vuist op deze vuist’ en
ik zing: ‘elf november is de dag en hier woont
Juffrouw kikkerbil die ons niks meer geven wil.’

Met de rollator loopt ze om ons te behagen
naar de deur en dan terug een ererondje stil:
een hondje dat haar wandeling komt vragen.

De 3e maal verdwijnt ze dan echt uit beeld
naar het winkeltje bij de uitgang in de hal
waar ze terloops een Nuts of Bounty steelt.

Bij ‘t afscheid nemen wil ze mee ontsnappen
maar de verpleging ligt strobreed in de weg;
weet zo elke vlucht naar voren te betrappen.

©c.u.

vrijdag 9 november 2012

Sonnet voor 1 euro






In de kringloopwinkel waar ik schuilde
voor de regenwind die buiten huilde
naast een staande schemerlamp zag ik
haar blij verbaasd terug, ook met schrik.

Een foto verscholen tussen hebbedingen,
snuisterijen of wat stoffige herinneringen;
vonken die oversprongen in dat korte haar
als onze hoofden neigden dicht naar elkaar.


ik peinsde of ze nog leefde wellicht en wist
van ’t decor dat ik toch nooit vergeten kon:
het praten van de zee, die ondergaande zon.

Wie heeft hier over haar voortbestaan beslist,
bij 't afgedankte vergezicht en ‘t oude spul gezet!
Compleet met lijst voor 50 eurocent is zij gered.

©.c.u.