De hele schoolbevolking telde 18 of 20 kinderen. Hier de hele 2e of 3e klas |
Bakker nam een slok van de koffie, trok een vies gezicht. Er
zat suiker in. Eline bracht nieuwe. Hij lachte naar haar. Het was nu zoals hij
het gewend was, hij richtte zich tot Spekman met zijn relaas. Die stak een sigaret
op.
Hij was naar Roodeschool en Oudeschip geweest. Die plaatsen
had de verdachte immers ook gepland. Had
er met de onderwijzers Drost en Holland gepraat. Als je wilde weten wat er in
die dorpen speelde, moest je toch bij de schoolmeesters zijn. De eerste had een
prethoofd, was goedlachs en speelde accordeon. Hij had in de gelagkamer van
hotel café de Berg Calvaria iemand aan de toog zien zitten die deels aan het
signalement van Mosterd voldeed. Die man
droeg een vechtpet en had roodblond haar
en, hij hier, had zoals ze konden
constateren inktzwarte haarlokken. Van hoofdonderwijzer Drost had hij een fiets
geleend, want Oudeschip was met openbaar vervoer niet te bereiken.
Even voorbij Roodeschool liep een lange kaarsrechte weg naar de horizon. Helemaal
aan het eind lag dat gehucht met die aparte naam, een handvol huizen, enkele
boerderijen en een schooltje met twee lokalen. Holland was een dik stevig
mannetje dat met een zeurderige stem bij voorkeur praatte over zijn
onvergetelijke tijd als soldaat in Nederlands Oost-Indië. Ook legde hij uit hoe
het dorpje zo’n opvallende naam gekregen had. Lang geleden was er bij storm en
hoog water een schip over de dijk geslagen. En in die boot op het droge was
iemand een herberg, zeg maar een horecagelegenheid begonnen. Geen enkele
vreemdeling was in de afgelopen in de buurt van hun nederzetting gesignaleerd.
Spekman had z’n zoveelste sigaret opgestoken. Het bureau
stond blauw. Hem schenen ze helemaal vergeten te zijn.
Enfin met de fiets
terug naar Roodeschool, daar in zo’n ronkende dieseltrein naar Uithuizermeeden.
Op het station een fiets gehuurd voor een bezoekje aan dat minidorpje
Oldenzijl.
Daar had hij Geert, een vrijgezelle boer gesproken. Die had iemand
met een rugzak in zijn boerderij betrapt.
Een vrij lange man met zwart haar en bruine ogen. Hij heette Karel en
wou alles weten over de historie van het dorp en of er interessante mensen
woonden in de arbeidershuisjes die langs
de enige zijweg stonden.
Het beste kon
hij dan maar een praatje maken met Peterman of Borstelhaar.
Mevrouw de Haan bij wie onze verdachte in het gras overnacht
had, vertelde een verhaal waar geen gehakt van te braden was. Leedaanzegger
Koos Lijster, die dik, topzwaar en moeilijk ter been was, had de nieuwsgierigheid van die wandelaar naar
sterfgevallen in het dorp nogal vreemd gevonden.
Tenslotte was hij op de koffie geweest bij meester Kriele
van het kleine éénklassige schooltje. Die man had het toch maar makkelijk.
De
hele schoolbevolking telde 18 of 20 kinderen. Meester Menno kwam van de Veluwe
en meende zich de naam Mosterd ergens van te herinneren. Toen hij afscheid
wilde nemen en meesters vrouw bedankte voor het gastvrij onthaal, kon hij het
dorp niet uit.
De buurman van koster Klinkhamer had een rij van acht of negen
populieren met een kettingzaag laten omvallen en die lagen dwars over de enige
toegangsweg van Oldezijl.
Om de tijd te doden tot de weg vrij was, had Kriele
hem toen het schooltje laten zien; een gang met kapstokhaken, een klaslokaal, twee
wc’s, een stookhok en een trap naar de schoolzolder waarop een klein zaaltje
met podium, voor ouderavonden en nevenactiviteiten.
Karel hoestte. De rook hinderde hem. En die Bakker was lang van stof.
‘Verdoen jullie de tijd altijd met zulke toevallige
onbenullige zaken wanneer je onderzoek verricht?’
‘Het zit hem in kleinigheden en onverwachte samenloop,
Mosterd. Wij hebben dat hier op bureau Ossenmarkt vaak ondervonden. Je zoekt bij
ingewikkelde dingen, de oplossing van de puzzel ligt onder je neus.’
Jansma kwam binnen. Mopperde over het rookgordijn, vroeg of
er misschien nog koffie voor hem was. Dat kon geregeld worden.
Rechercheur Gerbrand Bakker wou zijn betoog hervatten, maar
de Inspecteur viel hem in de rede.
‘Eigenlijk is het niet zo goed wanneer Mosterd bij de rest
van je verslag aanwezig is. Hij heeft denk ik al teveel opgevangen. Jansma wil
jij hem, als de koffie op is, zo naar zijn cel terugbrengen.’
Karel stond op, hij
had er meer dan genoeg van. In zijn
rugzak zat nog een boekje met Duitse
gedichten, of hij dat dan mee mocht. Het is Flϋgel der Zeit…….. Vleugels van de
Tijd.
Eline kreeg met een druk op de knop via de huistelefoon
opdracht en bracht het gevraagde.
Spekman bekeek het dunne pocketboekje argwanend.
‘Duit-se
ge-dich-ten’, articuleerde hij met de
klemtoon op elke afzonderlijke lettergreep, hij schudde het hoofd, had in het leven veel meegemaakt maar iemand die achter
slot en grendel gedichten las, was meende hij uitzonderlijk. Eens te meer een
reden om deze man de komende dagen nog grondiger aan de tand te voelen.
©c.u.
vervolg van: U roept steeds meer vragen op
1 opmerking:
Like!
Een reactie posten