De deur naar de keuken die op een kier stond ging verder
open. Kees kwam in haar blikveld met borden en bestek.‘
‘Ben je nog met die
foto’s bezig meisje!’
‘Ja dat mag toch wel.
Trouwens weet je wat er van Karel geworden is. Was wel een vreemde snoeshaan vind je ook niet.
Hij kon soms raar uit de hoek komen.’
‘Een jaar of twaalf na de mulo, ben ik hem eens
tegengekomen. Hij had toen van dat lange Michiel de Ruiterhaar en had de school
voor journalistiek gedaan.’
‘Ja de mode van die
tijd, gelukkig heb jij het altijd kort gehouden. Wat eten eigenlijk!’
‘Avocado met garnalen, heldere groentesoep, gebakken
aardappels met schnitzel en een toetje, aardbeien met slagroom na. Kan dat je
goedkeuring wegdragen!’
Hij verdween in het kombuis
‘Hebben we nog ander knabbels dan die pinda’s en is er nog meer frisdrank!’
Door het keukenlawaai reageerde hij niet. Ze mijmerde voort
over hoe Kees tegen wil en dank verstrikt raakte in dorpsaffaires. Hoewel wat had hij met die Panda daar op dat grote
voetbalgrasveld eigenlijk gedaan ‘Het voelde alsof ik naar de verte groeide’, zei hij. Om uitleg gevraagd begon hij over een
dichtregel die hij ooit gelezen had. Hij schreef af en toe zelf ook wel eens
wat. Dat was een soort beschadiging die hij door dat voordragen bij de leraar Nederlands opgelopen had. Bovendien
stelden zijn versjes niet veel voor. Toch streelde het wanneer hij iets voor
haar maakte.
Heel veel later na dat gedoe in het park waren ze dus met
z'n vieren het dorp uit gefietst. Karel was nu ook van de partij. Gert had zich
met Riekje van de dokter tussen de
rododendrons verstopt en bleek naderhand onvindbaar.
Na de brug over de Grift, gingen ze verder, langs de
kanaaldijk naar beneden. Het was een streek met vreemde landhuizen, boerderijen
en landerijen. Ze slingerden met hun fiets over de onbekende weg, riepen luid
allerlei grappige dingen naar elkaar. De
stemming kon uitstekend genoemd worden. In het donker was niet te zien hoe het
met Freek ging. Aan het eind van die lange vrolijke weg naar V. liep de weg
omhoog tegen de rivierdijk. Ze sloegen linksaf. Er werd weinig meer gezegd en het
groepje reed het onbekende korte dijkdorpje binnen.
Panda had haar hand op zijn stuur gelegd. Na het
plaatsnaambord stond in de nacht een grote groep jongens en mannen met fietsen
zwijgend bij elkaar. Ze zagen sigaretten in het duister opgloeien en hun groet
werd niet beantwoord. Toen ze verder fietsten, bleef het stil achter hen. Ze
zeiden niets. Panda en Mathilde die nu voorop reden, hadden wat gefluisterd. Aan 't eind van de
plaats moesten ze via een lange weg langs de dijk naar beneden, waar ergens in
het weiland de meisjes op boerderijen leefden. In de verte hoorden ze toen het
geluid van snelle fietsbanden en hijgende stemmen.
‘Dit gaat niet goed,’ had Freek gezegd, ‘ laten we maken dat we
wegkomen, anders krijgen we straks op onze sodemieter.’
Ook de meisjes werden onrustig. Ze gingen steeds sneller en
gehaaster fietsen en het geluid van hun achtervolgers werd duidelijker; ze
konden nu stemmen onderscheiden. Freek ging op de trappers staan om meer vaart
te zetten.
Maar Karel remde af, sprong van zijn fiets en riep: ‘Ik zal
wel eens vragen wat nou precies de
bedoeling is!’
‘Nee niet stoppen schreeuwde zijn vriendin, dan krijg je een
pak rammel.’
Bij twee boerenhuizen stoven Mathilde en Panda het erf op.
Ze riepen, ‘dáág, tot de volgende keer,’ en,’ doorrijden jullie!’
Ze schreeuwden over onze sturen gebogen terug: ‘Ja dat is
goed,’ en scheurden verder over de hun onbekende grindweg; met op de hielen, zo
leek het, 't halve dorp. Het werd fietsen op leven en dood en Freek
siste tegen hem: ‘Doorrijden, niet omkijken, dan val je en ben je de
sigaar.’
De weg veranderde in
een karrenspoor met veel oneffenheden; ze hadden al hun stuurmanskunst nodig om
op de been te blijven. Er waren geen huizen meer; donkere hoge populieren
staken dreigend af tegen de lichtere hemel.
Het geroep en het lawaai achter hen
werd minder. De jacht was misschien opgegeven. Ze kwamen in een
onoverzichtelijk netwerk van fietspaden, hadden geen idee waar ze zaten. Buiten
adem bleven ze achter elkaar doorrazen.
Freek en hij wisten heel goed dat die dorpsjongens niet zachtzinnig zouden zijn: vrijen met een
meisje van een ander dorp werd zwaar bestraft en ze konden zich voorlopig
langere tijd niet in V. laten zien.
Toen was het fietsspoor er niet meer; ze kwamen in een
weiland, over het gras ging het op topsnelheid verder. Bij een hek moesten ze
afstappen om in het volgende perceel te komen. Nog altijd was in de verte
achter hen geschreeuw. Ze hadden nu een kleine voorsprong en passeerden weer
een aantal hekken. In het donker zochten
ze tussen de koeien en schapen die bezorgd loeiden of verstoord mekkerden een
weg en toen werd het rustig.
De boze
dorpsjeugd had de strijd opgegeven of was nu buiten de grenzen van hun dorp.
Vermoeid en doodop ploften hij en Freek
in het vochtige gras neer.
Waar waren ze; waar lag hun vertrouwde H? Teruggaan naar het
andere dorp betekende zelfmoord. Lange tijd zaten ze daar zo uit te blazen.
Daarna liepen ze met de fiets aan de hand door verschillende
weilanden met hier en daar een boerderij met een spaarzaam verlicht raam. Toen
was er een fietspaadje dat ze herkenden. Ze waren vlak bij huis aan een heel andere kant
van het dorp. Freek zei hem gedag. Kees
reed langzaam naar de Langeslag Veel te
laat kwam hij zo thuis.
De volgende dag was hij in het dorp Karel Mosterd
tegengekomen. Die zag er belabberd uit, had
blauw oog en een kapotte lip. Hij mopperde dat die inboorlingen daar
achter de dijk hem met z’n allen afgetuigd hadden en ze staken de banden van zijn fiets lek zodat hij
van Vorchten of Veessen of hoe dat rotgehucht ook mocht heten, naar huis moest
lopen. Ze riepen hem nog na dat als hij zo nodig verkering met een van hun
meisjes wou, hij eerst voor een paar flessen jenever moest zorgen. Hij was pas
ver na twaalven thuisgekomen. Zijn vader was boos, deed misschien aangifte.
Karel hoefde zo’n rotmeid die hem in de val lokte niet meer en hij kreeg langzamerhand tabak van die gluiperd van een Gert. Hij had immers
alles geregeld en lachte in zijn vuistje.
©c.u.
vervolg van Vervolgens sprong hij dapper van de duikplank
Geen opmerkingen:
Een reactie posten