Posts tonen met het label Heerde. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Heerde. Alle posts tonen

maandag 22 februari 2016

Bureaudienst




opperwachtmeester M of P

De telefoon rinkelde. Het was Gerbrand Bakker recherche Groningen. Het ging om arrestant  Karel Mosterd die afkomstig uit H. kon zijn. De man legde tegenstrijdige verklaringen af, beweerde journalist en verslaggever te zijn, zwierf door  stad en land en had verdachte spullen in zijn bagage.
‘Er woont hier een ouwe Mosterd,’  wilde Peter onderbreken, maar Bakker ratelde door.
‘Hij zegt dat hij een  reisverslag schrijft  voor wandelaars die buiten de gewone paden willen..  Die meneer Mosterd begon in Den Helder, daar is een marinebasis, vervolgens is hij bij de Vliehors geweest, het militaire oefenterrein van de Vliegbasis Leeuwarden en in Loppersum heeft hij zich verstopt in de laatste wagon van een militair transport, dat kan geen toeval zijn. Hij was even bij de Eemshaven. 
De kerel lijkt onschuldig, zegt vreemde dingen, maar hij houdt zich dom. Hij leest boeken in de vreemde taal.’

Melitsie hield de telefoon wat van z’n oor dat  gloeide. Voor een man  uit  het Noorden was die beller  lang van stof. Natuurlijk  las Mosterdman in de cel boeken, dacht Peter. Die verslaggever moest  wel een van de kinderen van boekhandel en uitleenbibliotheek Mosterd in de Hoofdstraat zijn. 
Dat kleine zaakje, meer een pijpenla, tussen het huis van dokter Soldaat en Slagerij Uit de Bosch en tegenover hotel Hunze. Het was een winkeltje waar tevens schrijfbehoeften verkrijgbaar waren. Mosterd verkocht ook vulpennen, potjes inkt, schrijfblokken en kleurpotloden.
Hij legde de hoorn op het schrijfblad, naast het rapport van die al 20 jaar vermiste jongen.
Van ver ging  de politieman uit de Martinistad net hoorbaar verder. Uit het gebabbel viel op te maken,  dat ze op het hoofdbureau in Groningen wilden weten of hun arrestant  in H strafbare feiten had gepleegd, ook waren gegevens  van de Burgerlijke Stand welkom.
‘Wij  zoeken het uit, nemen contact op!’

Hij legde de hoorn op de haak, zuchtte,  keek naar de ingelijste foto tegenover hem. Daar stond  hij op het voetbalveld achter het Van Meurspark met zijn collega’s Jan Hartogsveld, Dirk Panter en Lodewijk Kriele. Misschien was er Oranjefeest geweest en hadden zij de orde moeten handhaven. 
Ze waren nog jong daar. Panter was helemaal een broekje. Jan had promotie gemaakt naar Leusden,  Kriele solliciteerde later in Leeuwarden bij de verkeerspolitie. Alleen Dirk was hem trouw gebleven, die nam  over een uurtje z’n bureaudienst over.

Hij  stak een sigaret op, nam het dossier Smolders weer ter hand, liet z’n oog langs de zinnen glijden. De fiets van Gert was nooit gevonden. Hij en het meisje Ciska waren nog gesignaleerd in de Mussenkampsteeg en op de Zuppeldseweg.   
Een getuige had omstreeks die tijd een groene personenauto merk Chevrolet  over de Molenweg zien rijden en iemand zag een Dodge of Oldsmobiel. Dat was opvallend, want het aantal  plaatselijke auto’s was in die tijd  nog op de vingers van een paar handen te tellen.  Er was  ook melding gemaakt van het luid en ongewoon langdurige geblaf van een hond, of honden in het Hoornerveen. 
Tenslotte dacht iemand die Eper fotograaf van Ritsma gezien te hebben. Die was soms in de vooravond op pad om ergens babyfoto’s te maken of een statieportret van een jubilerend echtpaar, maar dat kon een andere dag  zijn geweest.
Hij schudde het hoofd, waarom had Kriele van dergelijke flauwekul aantekening gemaakt.

De deur naar de gang kraakte; de jonge Panter die nu ook niet meer zo jong was, kwam binnen, groette, hing pet, uniformjasje en koppelriem aan de kapstok en ging tegenover hem zitten. Melitsie schoof het notitieblok naar hem toe.
‘De politie van Groningen wil inlichtingen omtrent een arrestant die hier gewoond moet hebben, wil je dat verifiëren en als je tijd overhebt zou het goed zijn als je die geschiedenis van  die vermiste buurjongen van onze oud-collega Kriele doorneemt.’ 
Hij  stond op, trok z’n jas aan, keerde zich in de deuropening om, wees naar de opengeslagen map en zei: ‘Dat onopgeloste verhaal is door de vondst van lichaamsresten bij de vroegere Koerberg weer actueel.’

©c.u.
            Vervolg van        Een vermissing

woensdag 6 februari 2013

De ijsballen van Jaap Johan


sneeuw is mooi als je er niet mee bekogeld wordt


Het dorp waar het gezin Mulder na de oorlog naar toe trok,  had een eigen volkslied. Het was een lofzang op de mooie natuur en ’t eerlijke karakter van de bewoners.  Chris z’n vader die agent  geworden was,  dacht er al gauw anders over.
Hun nieuwe huis was oud, onpraktisch en te klein. Het stond aan de Langeslag. Een rare naam voor een straat. Eerst dacht Chris dat er ergens in dat geweldige dorp ook een Korteslag moest zijn. Dat bleek niet het geval. Zo was er in die nieuwe woonplaats wel meer in strijd met de logica.
Ze woonden te dicht op de buren. Tussen  de beide huizen was weinig ruimte. Als de buurman op het erf stond, kon die met een gestrekte arm hun  zijraam aanraken .Dat deed hij  niet, maar  moeder verbeeldde zich toch dat er iemand soms  ‘s nachts voorzichtig tegen  het venster tikte.
Gelukkig zorgden de ouderwetse  fraaie glasgordijnen met bloemmotief ervoor dat de inkijk niet al te hinderlijk werd.  Even leken  de  nieuwe huisvesting  en leefomgeving alleszins  acceptabel.

De tweede dag echter  begon de buurjongen  op straat met stenen te gooien. Dat wil zeggen  Chris en zijn broertje kregen de volle laag.  De  drie zussen Mulder bleven voorlopig nog buiten schot. Het joch  heette Jaap Johan, had wit haar en een bleek gezicht. Z’n wangen  en hals hadden  rode vlekken alsof hij  zich schaamde of permanent opgewonden raakte.
De stenengooier had twee zussen. Zij kwamen wat minder prominent in beeld. Maar met die bleekscheet van een  Jaap Johan moest je terdege rekening houden en naar het waarom van zijn actie kon je slechts gissen.
Misschien had de vader die ook  Jaap Johan heette en  met melkboerenhondenhaar en een lijkengezicht gezegend was,  zijn zoon , erfopvolger en stamhouder aangezet tot zulke openlijke vijandelijkheden. De man verdiende de kost met vage dingen en z’n vrouw zat hele dagen achter een oude trapnaaimachine. Daar werd een mens ook niet vrolijk van. 
En, dan kwam er ook nog eens opeens een politieman naast je wonen die door het raam naar binnen keek en al je doen en laten tot aan de intiemste details volgen kon.
Hoe dan ook  de kinderen Mulder werden dus  van tijd tot tijd gestenigd.

Toen de strenge winter van ‘46/’47 inviel, maakte  Jaap Johan junior van sneeuw ijsballen, verstopte daar kiezels in. Onder ’t mom van onschuldige pret probeerde hij , geassisteerd door  zijn zusjes,  de nieuwe buurkinderen geniepig te raken.
 De Mulder zussen nu ook  van de partij, begonnen te schelden: ’ Jaap Johannes De Doper je kont is van koper, je neus is van blik, je ben echt niet goed snik!’ Dat was een vrije vertaling van een of ander aftelversje maar dat  gaf niet.
 Ondertussen vlogen de witte projectielen over en weer. Broertje Kees viel, liep een lelijke schram aan z’n kin op. Huilend bracht hij thuis verslag, maar z’n Pa, de diender, kwam niet in actie, want het harde bewijs ontbrak.

En die Jaap Johan sneeuwbalde fanatiek verder. Hij zag er, afgezien van z’n rode wangen, in die witte wereld nog bleker uit dat normaal.
 Als iemand er zo doorschijnend uitzag, was dat niet gezond, wist je. In hun oude vredige dorpje D. ging  zo’n witneus - hij zat in de derde klas een bank voor Chris-  midden in ’t schooljaar opeens  dood. Dat was onrechtvaardig want die arme jongen deed nooit een vlieg kwaad.
Hun gefrustreerde kleurloze buur jongen van De Langeslag  leek  nog betrekkelijk gezond en  vooral sterk. Het zag er niet naar uit dat  hij zo maar zou stoppen met ademhalen. Nee, met hem waren ze voorlopig nog niet klaar, daar kon je vergif op innemen.