maandag 28 februari 2011

Dorpsfoto

een bladerweggetje
                                                    



De straten waren stil en onbesproken
en bomen stonden zwijgend langs de kant,
want achter hen begon het wijde land
dat open voor je lag onafgebroken.

het land waar je kon lopen voor het eerst:
ons dorp zo met een camera genomen.
de lens vertekent nog de straat en bomen.
een fietser tegen wind en herfst die heerst.

een ansicht die je nergens meer kan kopen;
een straat waar je het rijk alleen nog kreeg.
je zou er op de klinkers willen lopen.

het was er onvoorstelbaar ruim en leeg,
de hoofdverbinding tussen noord en zuid
en slechts een fietser reed de verte uit

©c.u.



zaterdag 26 februari 2011

Een leraar naakt


Geen dag is hetzelfde,  op school ook niet. Er gebeurt van alles en anders laat je iets gebeuren. Soms had ik schooldagen  met een gatenrooster,veel tussenuren dus. Dan zat ik alleen in de koffiekamer of wandelde op de bovengang terwijl collega’s lesgaven of probeerden orde te houden 
Op een maandag deed ik eens  uit verveling een inval in de les bij collega Kardinaal. Hij zat voor de klas, met z’n handen onder  z’n hoofd en keek zielsbedroefd. 
Zijn 5 atheneumleerlingen waren stil. Ze kenden zijn sentimentele buien. Misschien had hij  een kater van het weekend of had hij net een gedicht voorgelezen of zoiets.
Zal ik lesgeven, vroeg ik.
Hij snoot z’n neus in een grote bonte zakdoek en knikte.
De leerlingen lachten.

Met een  eindje  krijt schreef ik het woord ‘ongenaakbaar’ op het bord en vroeg of iemand de betekenis wist.
Marieke links op de tweede bank mompelde iets van: ‘dat is als je niet te genieten bent .meneer!’
‘ Je bent warm,’ meisje!’.
Er waren nog een paar die een gok deden.De belangstelling was nog niet optimaal  Ik zei:’ Jongens,  meisjes, luister, het  woord komt van het werkwoord naken  en  dat betekent dichterbij komen en ongenaakbaar dat je te  niet dichtbij iemand moet komen  omdat hij in een slechte bui is.’
‘ Meneer Kardinaal heeft vandaag geen goed humeur’, Marieke weer!
In een klas zijn er altijd een paar die hun mond opendoen, als je wat vraagt of uitlegt. De meerderheid heeft in die situatie het spraakwater niet uitgevonden.
’ Dat is goed,’ reageerde ik, meneer Kardinaal is vanmorgen ongenaakbaar.’

Bruusk stond  m ‘n  collega stond op,  pakte ook bordkrijt en kalkte met grote letters neer: de leraar naakt en meneer Mulder is nakend  en tegen mij: ‘ zo leg jij dat maar eens even uit, en dan moet je meteen ook vertellen dat naken taalhistorisch een broertje of zusje is van neuken.’
Nu kon ik natuurlijk wel heel serieus gaan vertellen dat ‘ nakend’ een tegenwoordig deelwoord was en dat het voltooide deelwoord ‘genaakt’ niet meer voorkwam omdat het een archaïsme ,een verouderde uitdrukking was, maar ik vluchtte het lokaal uit, want ik kende Kardinaal. Wanneer die op dreef kwam, ging geen zee hem te hoog en dan  confronteerde hij zijn leerlingen met de meest pikante en schunnige dingen en hij zou mij daarbij in de grootste verlegenheid kunnen brengen.
Natuurlijk ging ik niet  bij elke collega in de les voor stoorzender spelen als ik niks te doen had.Leraren die geen orde hadden, liet ik met rust. Kardinaal echter kon het hebben; Hij gaf onnavolgbaar les en maakte grote indruk op zijn leerlingen.

Later ben ik  zo nog eens gastles gaan geven bij Reinier en Willy van wiskunde Bij hen heb ik de leerlingen verteld  dat een cirkel gemaakt was van een rechte lijn. Ook het woord wis van wiskunde heb ik toen omstandig uit de doeken gedaan. Wis zat in het gezegde wis en zeker en dat was een tautologie en zich vergewissen hield in dat je naar zekerheid zocht. Mijn conclusie: wiskunde leraren waren onzekere mensen die naar houvast verlangden.
Tijdens zo’n woordenwaterval stond Reinier bij het raam of de deur, schudde zijn hoofd  en stelde zijn leerlingen gerust met de woorden’ Let maar niet op hem jongens hij is een beetje getikt en weet niet wat ie zegt.’ 
©.c.u.

woensdag 23 februari 2011

Apetreiter een kopje kleiner

Achter mijn duivenhok staat de nu nog een zes  meter hoge Apenboom van de buurvrouw. Het ding lijkt op een soort  conifeer. Ik heb niks tegen haar prikboom. Hij laat geen blad vallen en er zitten nooit vogels in, laat staan duiven. Zelfs apen zijn niet in staat in deze boom te klimmen. Eigenlijk zouden zij dat best willen om de eetbare zaden op te peuzelen, maar dat laten ze wel uit hun apenkoppen.
Duivenmelkers zijn niet dol op bomen in de buurt van hun duivendomein en ook niet verliefd op apen, denk ik.
Bomen belemmeren het uitzicht en beïnvloeden misschien temperatuur en vochtigheidsgraad in de hokken. Of dat altijd zo is, weten we natuurlijk niet zeker. Ik maak me daar tenminste geen zorgen over.



Wel heb ik mijn bedenkingen bij de enthousiaste groei. Ieder jaar schiet de Slangenden 60-70 cm de lucht in en rondom in de breedte doet hij met z’n lange armen hetzelfde. Binnen afzienbare tijd is die boom een meter of acht hoog en legt hij zijn polsdikke priktakken op en over mijn duivenhok heen. En dat mag ik niet tolereren. Laten we wel wezen.
Ik heb daarom buurvrouw Corrie gevraagd of zij wel wist tot wat voor uitbundige groei haar onstuimige Apentreiter in staat zou zijn.
Correvrouw lachte wat onzeker en zei:’ Maak je geen zorgen, dat soort bomen is zeldzaam en duur, misschien verkoop ik hem volgend jaar wel. En als ik hem hou, dan snoei je de takken die je niet bevallen maar weg. Je moet dan wel een paar flinke werkhandschoenen aandoen want die stekels zijn heel gemeen.’
Dat was duidelijke en ferme taal, zou je kunnen stellen.


Zij vergat voor het gemak maar even dat ze voor het verwijderen van haar Apenverdriet op z’n minst een hoogwerker zou moeten inhuren. En als ze te lang wachtte, zou verhuizing onmogelijk wezen en in d'r achtertuintje bleef dan weinig ruimte voor Afrikaantjes, Vlijtige Liesjes en tuinkabouters, waar ze ook gek op is


Natuurlijk heb ik niet echt last van die Apenboom en Corrie klaagt nooit over mijn duiven.

Ook heb ik geen hinder van de windharp die zij in de boom heeft gehangen en een Rijdende Rechter zullen wij heus niet inschakelen!
Als het ook maar een beetje waait mogen mijn duiven meegenieten van het eeuwige getingeltangel van een soort vage Chinese muziek. Maar of ze dat op prijs stellen, er lekkerder van slapen of dromen, er harder van gaan vliegen, betwijfel ik. In ieder geval lig ik er niet wakker van.
 

Dit verhaal schreef ik in 2006.
Vanmorgen kwam buurvrouw Corrie me vertellen dat haar slangenden vanmiddag een drastisch kopje kleiner gemaakt gaat worden. Het ding wordt steeds groter en zij houdt niet van hoge bomen. Ze heeft iemand gevonden die  haar apentreiter  voor een zacht prijsje zal kortwieken Er blijft alleen een stompje staan en daarop komt een vogelhuisje. Aan het kale uitzicht zal ik dan wel weer moeten wennen.
 


dinsdag 22 februari 2011

De bal in het koren



Mijn vader was een geweldenaar in zijn soort. Dat besefte ik met de jaren steeds meer. Wij woonden in een dorpje op de Veluwe. Het verenigingsleven stond, er afgezien van het kerkelijke, op een laag pitje.
In de oorlogsjaren toen zijn  chauffeurscafé niet meer floreerde- de moffen hadden alle benzine gestolen- zocht Pa een andere uitlaatklep voor z’n overtollige energie.
Ik kreeg er een zusje en een broertje bij en hij schudde  het dooie dorp wakker met het op poten zetten van allerlei andere  activiteit. Hij richtte een dam- en schaakclub op, organiseerde goochel- en kaartavonden, stichtte een ijsbaanvereniging en er kwam een voetbalelftal.
Bij zulke initiatieven kreeg hij steun van de plaatselijke sigarenhandelaar die een houten poot had. Mijn vader, de benzineman en garagehouder,oogstte zo nog wel wat  stille bewondering.

In de ogen van de jongens uit het dorp was ik maar een zonderlinge sukkel. Ik liep op schoenen, droeg nette kleren en had een jongensfiets waarop ze stik jaloers waren.
Ook mijn vader vond mij wat onhandig. Zo mocht ik beslist niet aan het biljart komen dat in z’n café stond, bang als hij was dat ik met de biljartstok door het kostbare groene laken prikken zou
De boerenjongens voetbalden op straat of in het weiland, schopten daarbij tegen alles wat maar enigszins bruikbaar was en rollen kon. Ze  konden mij niet gebruiken. Ik liep een beetje scheef, trapte naast de bal, durfde niet aan te vallen of pootje te haken en kreeg de bijnaam hobbelbeen. Kortom ik stond buitenspel!

Dat werd opeens anders toen de nieuwe voetbalclub van start ging. De spelattributen werden in een zijkamertje in ons huis bewaard; vier leren ballen, heuse voetbalschoenen ,een scheidsrechtersfluit, hoekvlaggetjes en doel netten.
Die zaken nam Pa zaterdags mee als er strijd geleverd ging worden. Hij was reservekeeper; als het zo uitkwam, lijn- of scheidsrechter.
 Na een tijdje werd ik door een paar agrarische jonge dorpshelden op het schoolplein terzijde genomen. Of ik niet eens voor een leren bal kon zorgen. Ik zou zeker in hun achting stijgen. Ze hadden een keeper nodig en wellicht was er een rolletje als linksback. Een aanlokkelijk voorstel. Dus jatte ik een   mooie lichtbruine voetbal .
Een paar dagen later werd er op het gras naast het koren van boer Akkerman driftig door de dorpsjeugd tegen echt leer getrapt. Na zulk sportief vermaak, als iedereen naar bed moest, verstopten we de bal in het gele koren een beetje afgedekt met droog gras. Ik kon immers dat ding niet zo maar doodgemoedereerd mee naar huis terug nemen.

Alles verliep naar wens; voortaan werd er enthousiast gevoetbald. Op een gegeven moment miste de Sigarenman een bal; hij  zei tegen mijn vader dat er maar drie in het net zaten. Thuis aan tafel werd er van gesproken.
 Ik hield mijn mond. Via, via werd toch duidelijk dat ik er meer van wist; er was mogelijk verraad in het spel. Het woord korenveld viel! Een van de boerenjochies was misschien loslippig geweest. Na een kort verhoor viel ik door de mand en mocht aanwijzen waar het kostbare leder open en bloot in weer en wind in het gele koren verborgen lag. Het was uit met de pret.
 Mijn vader was extreem boos; ik kreeg billenkoek met een eind hout. Met het voetballen was het afgelopen en de dorpsmannetjes lieten mij vallen. Dat was lullig. Want hoewel mijn vader en de houten- poot- man bij mij aandrongen had ik geen namen van medeplichtigen prijs gegeven.

Behalve dat pak slaag kon ik ook drie weken niet buiten spelen. Later dat jaar mocht ik echter mee als de dorpsclub tegen  Elburg, Nunspeet of een andere buurgemeente voetbalde. Dat treffen vond plaats op een dor mul veldje in de omgeving van de zandverstuivingen aan de rand van ons dorp. De accommodatie was een tikkeltje primitief. De spelers  moesten zich tussen de struiken en dennen omkleden.  Het aantal toeschouwers bedroeg hoogstens een man of vijftien en hooligans bestonden nog niet.
Daar in het zuiden van  ’t dorp kon ik tenminste zien hoe echte voetbalmannen tussen de beide doelen heen en weer renden .Langs de zijlijn stonden de sigarenman en mijn vader hun manschappen aan te vuren met de kreet:’Vooruit, mannen, naar voren!’
©.c.u.

zaterdag 19 februari 2011

Opeens krijg je wat naar je hoofd



Rumoer in vier mavo

Een boek en een multocahier vlogen  rakelings langs mijn kop, knalden tegen het bord en vielen op de grond achter mij.
Ciska krijste:’ en nou ben ik het zat.’
Ze gooide  haar tafel en stoel om en stoof het lokaal uit. De deur knalde.
Twee andere meiden stonden op, riepen;’ dan gaan wij ook!’
Opnieuw werd de deur ruw dicht gesmeten.
Het was een donderdagmiddag, het laatste uur. De rest van de leerlingen keek even op, maar werkte verder.
De projectielen die Ciska op mij afgevuurd had,  bleven liggen
We waren met een tekstverklaring bezig; een eindexamen opgave. De leerlingen moesten voorbereid worden op het felbegeerde mavo diploma. Leuk vonden ze dat niet’ Ze hadden gezeurd en tegengestribbeld.
‘ Meneer kunt U niks  spannenders bedenken. Het is zo saai, meneer!’
Op mijn kruk vanachter mijn hoge lessenaar keek ik op hen neer. Doodziek werd ik van dat gemekker.
‘ Ik  zit hier toch niet voor de klas om moppen te tappen', zei ik.
 Ze bleven mopperen.
’ Meneer, wanneer hebben we  zulke vragen en dat tekstgedoe later nou  nodig!’ vroeg Marieke en Sandra treiterde:’ Als ik straks ergens een baan heb, meneer, moet ik dan ook alinea’s samenvatten en open vragen oplossen en tegenstellingen kunnen aanwijzen?’
‘ Als je zulke dingen niet kunt, Sandra, dan haal je het diploma niet en dan mag je alleen maar vakken vullen of achter een kassa zitten.’
Dat was het moment dat Ciska met grof geschut begon en mij met haar studiemateriaal bekogelde.
Ik keek eens naar haar leerboek en werkschrift die achter me op de vloer lagen en bedacht dat ik de dames misschien toch een tikkeltje  gekwetst had met  cynisme.
De bel ging.  Vier mavo ging. Iemand raapte Ciska d ’r spullen op. Anderen verzamelden de eigendommen van de voortvluchtige meiden.

De volgende morgen het derde uur wilden ze weer  het lokaal in. Ciska was welkom. Ze had  me ’s avonds gebeld en gezegd dat ze toch  wel spijt had van haar ongewone actie.
De twee meelopers; Marieke en haar vriendin Leonie stuurde ik weg. Ze vonden ook niet dat ze wat uit te leggen hadden. ‘ Ga maar naar de Rector,’ zei ik.
Die nam me in de middagpauze apart. Hij vond dat ik ze weer moest toelaten. Ze hadden tenslotte alleen maar partij gekozen voor een vriendin.
‘ Eerst excuses,’ was mijn reactie.
Hij liep hoofdschuddend over zoveel koppigheid weg.

Nog twee maal weigerde ik Leonie en Marieke de toegang. Het duurde tenslotte ruim een week voor ze eieren voor hun geld kozen. Ze kwamen met een tamelijk neutrale smoes waarbij ze elkaar telkens in de rede vielen.
‘ het was misschien beter geweest als ze het niet gedaan hadden, maar ik had ook wel een beetje begrip kunnen tonen. Ze hadden  toch de kant van Ciska gekozen; hun vriendin die verdrietig was en zorgen had.’
Dat die een tijd later het leven niet meer aankon, wisten we toen niet. Misschien had ik haar buitensporige gooi - en smijtactie beter kunnen plaatsen. Het is maar beter dat je niet alles van te voren weet in het bestaan.

Marieke en Leonie konden de klas weer in en begonnen met frisse tegenzin aan een nieuwe  tekst en moesten  veel verwijswoorden, sleutelwoorden en kernzinnen opzoeken.
Jaren later kwam ik ze nog tegen in de volwassen wereld. Marieke werkte op een makelaarskantoor waar ik mijn huis in de verkoop had. Ze reageerde verrast en enthousiast. We hadden het toch zo gezellig gehad op school, meende ze.
Met Leonie stond ik eens oog in oog in Italiaans restaurantje toen ik daar met een vriendin pasta at. Ze was serveerster. Leonie bedoel ik. Met haar donkere flonkerogen vroeg ze ondeugend lachend of het gesmaakt had en of we nog iets na wilden.
©.c.u. 
tekening Wilfried

donderdag 17 februari 2011

Bordeelsluipers




In mijn leven heb ik veel frustraties gehad. Een daarvan had met schoenen van doen. Mijn broer, zussen en ik kregen goedkoop en weinig gangbaar schoeisel. Wij liepen vaak op afdankertjes.
Mijn ouders waren ziekelijk zuinig. Die hebbelijkheid was een erfenis uit de oorlog. Overal werd op beknibbeld. Kleren werden voor een prikje aangekocht en eindeloos opgelapt. De eerste colbertjes en lange broeken die ik kreeg, zagen er niet uit!
Mijn schoenen waren te klein en buiten model. Een gevolg van dat ruimtegebrek was dat mijn kleine tenen in de loop van de tijd krom naar binnen groeiden. Ze kropen half onder de wat grotere teenbuurman.
Voorts bleven mijn voeten te klein en rudimentair. Mijn schoenmaat is blijven steken op de grens van de grootste jongens - en de kleinste herenmaat, een niemandsgebied waarin moeilijk iets geschiktst te vinden was. De aankoop van een passende schoen is voor mij altijd problematisch gebleven.
Mijn ouders kochten dus schoenen voor ons als het echt niet langer ging en in de winkel hadden wij geen cent in te brengen. Ook toen ik al op de Groninger kweekschool zat, op een leeftijd dat sommige vroegrijpe buurjongens uit het dorp al een gezin gesticht hadden, gingen mijn vader en moeder mee schoen - shoppen in dorp Haren en beslisten wat er aan de voeten kwam.

Toen ik aan het eind van het tweede kweekschooljaar weer eens over pijnlijke voeten en eksterogen klaagde kwam m ’n vader een paar dagen daarna met een paar halfhoge schoenen aanzetten. Waar hij die vandaan had, werd niet duidelijk. Het waren lichtgele brede korte dingen. Bruin kon je ze niet noemen. Er zaten spekzolen onder. De teenruimte was goed. Ze waren zelfs iets te groot. Daar mocht ik blij mee zijn, zei pa. Dat was ik niet. Ik had ’t idee dat iedereen van kilometers afstand kon zien op wat voor monsterlijke schuiten ik rond kuierde.
Niet geheel op mijn gemak fietste ik de week daarop naar Groningen. Als de trappers ronddraaiden schuurde de rand van de rechterschoen telkens tegen de onderkant van mijn enkel.
De schooldag werd geen succes. Tijdens de les was ik met mijn kop bij mijn voeten. Na het derde uur kregen we Duits bij Mondeman. In de gang ernaar toe gaf Kees Overwater mij joviaal een schouderklopje en sprak: ‘ Mooie meidenschoentjes heb jij aan. Dat lijken wel bordeelsluipers, weet je dat! Zo noemen ze bij mijn broer op de zeevaartschool die dingetjes.
' Je bent gek,' zei ik.
Hij lachte.
De rest van de dag zat ik in zak en as met de vrees dat Kees, de klasgenoten op mijn nieuwe voetwerk attent zou maken.
Onder het naar huisfietsen om half vier bedacht ik een strategie. Voor geen geld wou ik het mikpunt van spot worden. Je kon er immers op wachten. Binnen een paar dagen zou de hele klas het over de bordeelschoenen van Mulder hebben.
De volgende morgen stopte ik daarom mijn oude schoenen in de fietstas. Onderweg, voorbij Helpman, verwisselde ik op een bankje in het Sterrenbos van schoen. Op de terugweg herhaalde zich die procedure; zo ging het voortaan. Thuis liep ik op mijn bordeelsluipers met spekzolen. Op school droeg ik m ’n oude vertrouwde afgetrapte, scheefgelopen, knellende schoenen. Zo kreeg het spreekwoord; ‘men moet geen oude schoenen weggooien voor men nieuwe heeft’, voor mij een wat genuanceerde betekenis. En gelukkig kwam Kees Overwater niet op het onderwerp terug.

©.c.u



(afb. uit een oude advertentie van begin '50)

woensdag 16 februari 2011

Meester ze staken een scheet in brand





Koud vuur!

Het was een mooie dag; de kinderen speelden 'Germaanse godje' maar verder leek alles rustig. Wij beenden over 't plein heen en weer en waren driftig in gesprek.
Onze hoofdmeester liep zoals gewoonlijk een pas voor ons uit en vuurde met een af- of toegewend gezicht z'n leerzame opmerkingen op ons af. Ook in 't dagelijks leven hield Van Putten zijn hoofd wat scheef; hij leek wat op een instortend zandkasteel. Misschien had hij dat altijd al gehad. Ik weet het niet. Later is me wel opgevallen dat schoolleiders sterker asymmetrisch zijn dan normale mensen.

Op het plein was nu toch wat gaande. Het geloop en het gesprek werden gestaakt. Roelof Spat stond bij de rozen diep voorover gebogen, de bekende houding voor bokspringen, Teun Strikwerda hield een lucifer bij het strakgespannen achterwerk en plotseling was er een steek­vlam zichtbaar!

Ons hoofd snelde met een " Wat is hier aan de hand" toe.
‘ Ze staken een scheet in de brand, meester!’ was Marie Elizabeth behulpzaam.
‘ Dat is gevaarlijk," reageerde Van Putten,’ jullie gaan in mijn lokaal in de hoek staan!’
 Nee meester,’’  stotterde Teun,’ het is toch niet zo erg; 't was maar koud vuur!’
‘ Vooruit, mars, je hoort straks nog welke straf je krijgt.’
En Roelof en Teun verdwenen richting schoolgebouw.
Een geschokte man   keerde bij ons terug.
‘ Koud vuur,’ mompelde hij,’ ze lijken wel gek!’

 En hij vertelde van zijn oom Jan van vroeger die lachte om de angst van z'n andere ooms. Die oom huppelde, toen hij twaalf was, op de deel van de boerderij heen en weer terwijl hij  z'n klapperpistooltje in alle richtingen af schoot met de kreet:’ Koud vuur, koud vuur, er kan niks gebeuren!’

 Op de werkbank stond een bus met benzine; het hele boerenhuis ging in vlammen op en oom Jan maakte zo geschiedenis.
Juf Mooibroek moest wel lachen en dat was niet op z'n plaats. 

De schoolbel klonk, de kinderen gingen naar binnen.
Teun en Roelof werden bestraft, De opdracht luidde: bepaal het zuivere gewicht van alle tegels van de  speelplaats! Straf moest nuttig zijn, vond Van Putten.
Onder de taal- en leesles keken mijn leerlingen en ik door de lage schoolramen naar buiten waar Teun ijverig en steeds opnieuw de tegels liep te tellen, terwijl Roelof ergens aan de rand bij de rozen­perken een tegel loswrikte.
Een moment vreesde ik dat hij het hele plein zou opbreken, maar hij zeulde z'n zware vracht naar het lokaal van zijn meester want hij wilde haarfijn weten wat het gewicht van zo'n tegel was.
Mijn kinderen hadden geen medelijden met de beide delinquenten. Hadden ze maar niet met vuur moeten spelen! Nee, ze vonden het wel goed zo!

©.c.u

tekening: Wilfried

maandag 14 februari 2011

Valentijn




Van stille liefde

Wat stuur ik jou voor Valentijn dit keer:
mijn hart of die kaart met rode rozen
waarvan je ik wie weet waar zult blozen
maar mogelijk leef je al lang niet meer.

Oké het is hier heus  niet alle dagen feest
en het glas met beaujolais is wel bijna leeg.
Het idee dat je ergens mijn woorden leest,
ontroert me want de pen trilt als ik beweeg.

Ik sukkel: de handen doen niet wat ze moeten.
Jij zal best wel veranderd zijn behalve rondom
je ogen en je mond; die optocht van je sproeten.

Na al die lange jaren vraag je vast waarom
stuurt hij me nu pas met Valentijn de groeten:
altijd kwam de post als onbestelbaar weerom.



©c.u.
© illustratie:Wilfried

zondag 13 februari 2011

Vaarwel en Adieu

Afscheid nemen is iets waarvan je de regie niet in handen hebt.  De dingen die gebeuren en gezegd worden zijn onvoorspelbaar.
In H. woonden  wij in een twee –onder een kapwoning. Naast mij sliep het buurmeisje Beppie Iekema. Onze slaapkamers grensden aan elkaar. Slechts een spouwmuur scheidde ons. Via de stekker wandcontactdozen  konden we bij wijze van spreken samen praten. Dat deden we niet.
Met mijn licht ontvlambaar gemoed was ik op Beppie. Ze was slank, had grijze ogen en een paar stevige kuiten. Het blonde haar droeg ze in een knotje. ’s Nachts lagen we  zo’n 80 cm uit elkaar, onze bedden tegen dezelfde tussenmuur. Zo lag  ze me na aan het hart maar overdag zag ze me afgezien van een verdwaalde glimlach, niet staan. Haar zuster Lien was molliger en toeschietelijker maar ik koos voor een  liefde met hindernis.
 
Op een dag had Bep  zo maar verkering met een flinke boerenzoon. Die liet er geen gras over groeien. Een maand later was ze verloofd en driekwart jaar daarna verliet Bep  onze tweedubbele huis. Ze emigreerde naar Canada, kwam nog langs om de buren een  afscheidshand te schudden.
Ik was van de kaart. Misschien kon ik een aandenken meegeven. In die tijd wilde ik dichter worden. Een dichter met liefdeskommer grijpt naar de pen.  Dus produceerde  ik een vers: een waarin ze met de boot vertrok:
 
Vaarwel
Ik heb een schip zien varen
In minuten, lang als jaren.
Het laatste wat ik van haar zag,
Gevoelde mij een holle lach;
Toen was mijn leven zoek
 
Dat gedicht was veel langer en vol bombast en retoriek. Die holle lach bijvoorbeeld paste veel beter  bij een droefgeestig monster van Frankenstein dat op de kade afscheid stond te nemen. Het leek me beter m ’n bootgedicht niet mee te geven naar Canada.
Uit 'Vormen' van Martinus Nijhoff schreef ik in mijn mooiste handschrift  een sonnet met de titel 'Adieu' over en ik maakte er een  tekening bij van de berkenboom voor ons dubbelhuis.
 
Adieu
Droom dan tenminste dat wij nimmer scheidden,
Wij droomden het zo vaak, kind, naast elkaar.
Nu kuste ik, toen je sliep, voor ’t laatst den zijden
Geurenden overvloed van je wild haar.
 
Ik nam mijn vedel, liet me ’t raam uitglijden,
Sloop door den boomgaard, telkens omziend naar
Het venster, open in den klimop, waar
Jij met een glimlach droomt dat wij nooit scheiden.
 
Droom dan, als in het sprookje, honderd jaar:
Droom  dat je met mij zwierf en met me bij de
Herbergen speelde en dansen begeleidde-
 
Adieu, Wellicht maakt ginds een toovenaar
Een blonden prins van dezen vedelaar
Wiens kus je wekt, en zijn wij nooit gescheiden
 
 
 
Nou ja, ik was  een romantische sukkel en het leven ging door.  Ludduvudu gaat over net als slecht weer.
Het andere meisje Iekema troostte me, liet me toe in haar warme vogelnestje. Nu haar zus voorgoed de slanke benen had genomen, kon zij het bed  bij de tussenmuur hebben en sliep ze voortaan op armlengte afstand.  Van dat besef lag ik soms  halve nachten wakker. Als het heel stil was, verbeeldde ik me haar ademhaling te horen.
 
Na een jaar was de pret over. Bep was alleen terug. Het boterde niet in die Canadese velden. Ik vond het niet oké dat ze terug was; als je voor altijd vaarwel zei, moest je ook wegblijven. Had ik daarvoor zo sentimenteel ’My Bonnie is over the ocean’ gezongen. Nee,ik had geen boodschap meer aan Bep.
Door een zwakke plek in de coniferenhaag zag ik haar soms in een tuinstoel liggen.  Ze zag er bleek en triest uit alsof ze tbc had. Om haar op te vrolijken kon ik  natuurlijk wel wat gedichten voorlezen. Strikt genomen echter had ik zin om een heel andersoortig gedichtje te fabriceren. De beginregels lagen voor het grijpen:
 
Dag Beppie, het is beter dat je nu  gaat,
je nooit meer vertoont hier in de straat.
Voor mijn part vlieg je naar een planeet
waar het stervenskoud is of bloedheet.
 
Bij nader inzien leek me het geen goed plan mijn depressieve buurmeisje te bestoken met lullige versjes. En hoe het verder  ging!  Van Lien Iekema had ik nog veel plezier. Ze straalde warmte en gezelligheid als een elektrisch kacheltje.
Beppie herstelde.  Lien verhuisde naar de andere hoek van de kamer die ze met haar zus deelde.
Zo was alles weer bij het oude en ik lag daar niet meer wakker van.
©c.u.

zaterdag 12 februari 2011

Geen quickstep please




Toe bewaar de laatste dans voor mij
en laat het een slow fox zijn sprak hij
daarmee kom ik goed uit de voeten
dat kan ons afscheid wat verzoeten
 
want voor schrikkeldans of polonaise
was ik toch nooit in de wieg gelegd
partner wisselen bevalt vaak slecht
al dat gehobbel geeft te diep malaise
 
voor voor zij-sluit, achter achter zij
sluit; ach Silvia wat maakt ‘t ons uit
hou je nog eens stevig vast aan mij!
 
Eeuwig trouw gaan wij elkaar beloven
bij een foxtrot  schuifelend tot besluit
wanneer  de  lichtjes langzaam doven.
 
© c.u.

vrijdag 11 februari 2011

Een te vroeg Valentijnsgedicht

een gedicht voor J., lastig hoor!


Pittig
 
Beste Jee.  jij krijgt van mij voor Valentijn
een busje peper, olie en  natuurazijn;
liefde moet soepeltjes zinnenprikkelend zijn
en niet als mosterd na een maaltijd komen.
 
Van een lekker hapje hoef je niet alleen te dromen;
sinds  jij  een Sarah werd  moet je heus wel weten
waar een Abraham pitjeskaas van heeft gegeten.
Zorg  dat er aroma, kerrie en  wat nootmuskaat
 
voor noodgevallen ergens op je aanrecht staat:
je weet bij een kerel gaat liefde door de maag,
zul  jij voldoen dat is zijn brandend hete vraag.
 
Wanneer je weer eens aan het kokkerellen slaat
en de keukenafzuigkap heftig blaast en raast,
zit je er met pikante kost nooit erg ver naast.

©.c.u

© tekening Wilfried

donderdag 10 februari 2011

Uitnodiging


© hein dijkman




ga je mee

naar het eind

van de wereld

of zullen we

eerst nog

even ergens

een  sterk

kopje koffie

nemen


©.c.u.

dinsdag 8 februari 2011

een lange leegte

huis weg op de hoek van de Hogeweg


Hier stond het huis, de kinderen
kregen er hun eerste levenslicht.
Het pad naar de voordeur wandelt
doelloos door het omgewoelde gras .

Hier was ons huis, met  elk voorjaar
ook toch in bloei, die Gouden regen.
De lucht kan wisselend accenten geven
en brandnetels hebben er het rijk alleen.

Langs een weg die straks meerbaans
voorbij de horizon moet gaan stroken
speelden eens onze kinderen met zand.

‘t Was er pluis want we hadden hier
dat huis  waarnaar we nu als knopen
van afgedankte kleren stil verlangen.

©.c.u.

zondag 6 februari 2011

Bladvulling





en

ook

een tandarts

is een dichter

alleen  heeft hij 

dat zo niet

in de gaten

maar....

hij weet

zijn woorden

wel.....

te kiezen


©.c.u.

vrijdag 4 februari 2011

Mesdag




Wordt het

de sterrenhemel

vroeg ze

nee zei ik

en hield haar

tegen

op de laatste

trede


toen werd zij

stil

van het landschap

dat haar

zo onverwacht

omsloot




© Hein Dijkman
©c.u.

woensdag 2 februari 2011

StarTrek

Halleluja




Hallo kom jij ook van Mars riep zij
en onverwacht was ik niet meer zo
buitengewoon alleen, mocht ik blij
zijn eindelijk een lotgenoot te vinden.
 
Later bleek dat zij met mij slechts wat
speelde omdat het aardse leven haar
zo onnoemelijk verveelde en daarna
leefde ik weer als voorheen op mijzelf,
mocht mijn geheim met niemand delen.
 
En toch, zoals ik moesten er anderen zijn
want we waren daar immers met zovelen.
 
In dat curieuze land waar na onmenselijke
regens, de stenen verspreid lagen over
het vlakke land als tekenen van toevallig
en verstild verdriet van hulpeloze reuzen.

dinsdag 1 februari 2011

Boomzusters

© wilfried



Die bonte populier waar jij voor staat
heeft nu haar laatste blad verloren
en met de verte die het achterlaat
wordt er afstand tussen ons geboren.

In jou heb ik steeds eenzaamheid gezien
Maar nooit zo schrijnend helder als vandaag
Zo geeft vallend blad antwoord op de vraag
Stond afscheid niet bij voorbaat vast misschien.

Die bonte populier waar jij voor stond
Hoeft zich aan een afscheid niet te storen
Zij vindt voor het jonge blad  wel oude grond.

Maar ook eenzaamheid kan soms bekoren
Verte maakte dat ik je zo aardig vond
Herfst en blad,  je wist dat van te voren

©c.u.