vrijdag 17 juni 2011

Bedpraat

We lagen op een zolder met bedden. Inktdonker was ’t er. Beneden  had je de sjoel-, schaak- dam- en leesruimte van de Volkshogeschool. Slapen op die spookvliering was geen luxe. Wanneer iemand naar de wc wilde, moest hij via een luik en een schuiftrap naar de bewoonde wereld. Dan liep je de hal met de tafeltennistafel  en een valse piano door naar een brede gang met lage en hoge wasbakken, lekkende kranen, twee douches en wc’s. Ernaast was de kleine collegezaal van het instituut en erboven waren echte slaapzaaltjes met een soort scheepskooien, gordijntjes ervoor. Daar droomden de bofkonten. Met een stel klasgenoten mocht ik dus op een bedompte zolderruimte  de nacht in. Ver weg hadden de meiden hun nachtverblijf in een aangebouwde vleugel die alleen via een gangetje  naast de volkshogeschoolkeuken te bereiken was.

In een spelonkdonkere hoek van onze griezelzolder lagen klasgenoten te smoezen. Het waren Dirk Jan of Jan Dirk puistenkop, Lange Joop en Gerrit die ook af en toe iets zei.
Er vielen soms lange stiltes. Het meeste ging  allemaal langs me heen, maar toen ik mijn naam hoorde, stonden mijn oren rechtop.
‘Die Mulder is een buitenbeentje, wat hij zegt slaat vaak nergens op. Ook bij de nabespreking vanmorgen.’
“ja eerst wiebelt en draait hij een poos op zijn stoel met een rooie kop en komt dan met een ingewikkelde vraag als de spreker en wij allang met een andere kwesties bezig zijn.’
 ’Hij wil natuurlijk heel wijs iets zeggen net als Klaas of Simon, maar die kunnen dat Zij kunnen debatteren en hebben overzicht.’
‘ Mulder niet die hakkelt iets in het wilde weg en ondertussen kijkt hij met koeienogen naar Iebel en Els.’
'Hij is verliefd, de sufkop en wil graag  dat alle  meiden hem goed en interessant vinden’
Dat laatste zei Gerrit.
 Stokstijf luisterde ik op mijn metalen piepend  ringetjes matras bed
 “En aan die meiden waar hij zo gek op is valt geen fluit te beleven’, bromde Dirkjan, ‘als het nou nog die Tineke Zandstra was. Daar kan ik me nog iets bij voorstellen’-

Ja, dacht ik en ging voorzichtig verliggen, maarre bij haar maak jij zelf geen schijntje kans  jochie met je acne- hoofd!

“Die is lekker rond en gezond’, lachte Joop ’en ze draagt van die  grappige appel- of perenborstjes onder d’r blauwe truitje.’
‘En als die Mulder daar nou eens een oogje aan waagde dan…….,’ sprak Dirkjan, ’dan kon ik er nog inkomen’
Maar Schietman onderbrak hem met’: ’Chris snapt best dat zo’n meisje veel te hoog voor hem gegrepen is!
 ‘Wat bedoel je?
 ’Nou, zij heeft toch veel meer in haar mars, eh ze heeft laat ik zeggen niveau, komt uit een ander milieu, standsverschil is belangrijk weetje’’
 ’Vind ik flauwekul!’
‘Oh ja,,,, Dat dikke vriendinnetje van d’r- hoe heet ze- die  d’r vader is een bekende geleerde vooraanstaande vrouwenprofessor….’

Zo deden Joop, Gerrit en Dirkjan beurtelings hun zegje. 
Ik kreeg er genoeg van en bedacht dat ik nodig een nachtplasje moest, stapte uit het piepbed, ging naar ’t luik, schoof de trap naar onderen. De stemmen achter me  verstomden. Beneden in de hal kwam Kees Overwater de brede trap naar de echte slaapzalen af. Hij was een van de uitverkoren kajuitslapers.
‘Wat ga je doen,’ vroeg ik .
 ‘Pissen en dan naar de meiden,; zei hij, kom mee!’
‘Maar daar slaapt mevrouw Mondeman, dat is een kreng.’’
’ Die merkt niks, ziet geen sikkepit als het donker is en ze haar uilenbril niet op heeft.’ Hij lachte stil.
  
Via het keukengangetje slopen we naar het maagdenhuis. Daar had je een gang met deuren. Er brandde een schemerlichtje. Afgezien van wat gegiebel leek het er rustig. Wat nu te doen! Ergens zonder meer naar binnenstappen met ’t risico dat je de forse echtgenote van de leraar Duits tegen het lijf liep, was geen optie. Als je mazzel had en een goeie kamer uitkoos, waren er weer andere problemen om op te lossen.
Kees ging  op z’n tenen verder de gang in. Hij hield z’n oor tegen een deur en wenkte na een tijdje Ik aarzelde,  ging toch en vroeg- fluisterde wat hij opving.
 ‘Ze roddelen over ons en de anderen, Ze hebben het over strakke billen, die schijnen belangrijk te zijn! Er was eentje je die jouw naam noemde’

Ik probeerde ook wat te horen en hield mijn kop tegen de deur, maar het bleef onduidelijk wat er gefluisterd werd achter die eerste deuren; wie er sliepen was niet uit te maken Bij de tweede deur gingen we gebukt staan luistervinken. Zuchten, snurken, Kees bewoog de deurknop voorzichtig, De deur kierde!

Opeens was daar een knellende hand in mijn nek: achter mij stond Mondeman met een  brede grijns ‘Zo heren,. Kijk eens aan, wilden jullie bij mijn lieve vrouw op bezoek; die vlieger gaat mooi niet op, vooruit meekomen, naast de hoofdingang buiten staat een bank. Daar mogen jullie je zonden overdenken tot ik jullie kom halen!’
We mochten in dec wc-toilet- garderobe gang van de nog milde leraar een jas over onze pyjama’s aandoen. 
                                                    links v/d ingang stond in die tijd een bankje

Later buiten op een lattenbank keken we naar de sterrenhemel boven het Groninger Hogeland.
’ Wat zeiden die meiden nu Kees over mij,’ rilde ik na een poosje.
 ‘Ze zeiden dat je een mooie lok in je haar hebt Mulder, maar dat je armen en benen te kort zijn. Ze hebben liever Lange Joop of Klaas Vader die zijn tenminste gewoon groot of klein. Ik denk dat  ’t Janneke Gratema en Ibbeltje Rotering waren die over je kletsten’ Hij grinnikte.
’Hou maar op Kees, jij zit gewoon een eind weg te liegen,’ zei ik bibberend in de nachtkilte
 ‘Nee Chris ik hou je niet voor de gek, die meiden hadden het echt over zulke dingen en jij deugt proportioneel helemaal niet dat is waar!’
Omdat Mondeman ons al dan niet opzettelijk vergat en ons onnodig lang in de kou zitten liet, trokken we na een uur of wat de stoute schoenen aan en zochten ons bed op. Kees ging te kooi in zijn kajuit en ik stommelde op de tast de schuiftrap op.
Aan de ochtendtafel knikte de leraar Duits ironisch vriendelijk in onze richting. Hoe ik kijken moest wist ik niet en naast mij tuurde Kees strak naar zijn boterham met gekleurde hagelslag.
©c.u.

woensdag 8 juni 2011

Over koetjes en kalfjes en een nat spel.




" Eigen bult, dikke schuld,­"" zei Juf Mulder. Van Put­ten keek naar de rozen. " Het is andersom," zei hij. " dat jong moet niet zo hui­len; geen schram op z'n knie en die dikke plek zat er gisteren en vorige week ook. Ik denk dat het erfelijk is. Z'n vader heeft ook zo'n knobbelhoofd." "Die moeder is wel een lekker wijfie," kwam Van Drie ertussen." " Zo spreken wij niet over de ouders van onze school," reageerde van Putten streng.
Ondertussen troostte Juf Mulder op haar manier het ver­driet van Jantje Berg. Ze vouwde hem in haar armen en gaf knuffe­lend wat ongerich­te zoenen. Jan van Putten keek er mistroostig naar en schudde z'n scheve hoofd. Je kuste geen leerlingen; je moest de nodige afstand be­waren. Hij had haar al zo vaak gezegd dat ze niet zo intiem met haar kinderen mocht zijn.

Op't midden van't plein stond Adri Bintjes in een forse regen­plas te hupsen. Het was een zelfbedacht spel. De andere kinde­ren stonden er omheen en moesten op tijd weglopen om niet nat te worden. Wie nat was, was af! De grap zat hem in de onvoor­spelbare sprongen van Adri.
"Ga dat natte spel eens ver­bieden," zei het Hoofd tegen mij.  " Wat een onzin," mop­perde Van Drie," er komt toch geen brand van!" Ik aarzelde, maar ging toch. Teleurgesteld hielden de vijfde- en zesde klassers op.

Even later begon Jetty onbe­heerst te snikken en ze wees naar Harm Cladder die met een scherpe doornentak uit de rozenbor­der slachtoffers maakte. Dat was het nieuwe spel, want ook Gerard Koetje en Frits Emmer renden prikkend en stekend over de speel­plaats. Ja, er gebeurt veel op een schoolplein, oké, niet in vergelijking met het wereldgebeuren, want er zijn andere pleinen waar het wel   bloediger toegaat.
Van Drie gaf onze "Lees­plank- Jet", die bijnaam had ze van onze verouderde lees­methode, zijn grote bonte zakdoek en zei:" Hier kind, droog je tranen, je zult ze later nog nodig hebben, als het in de liefde fout gaat en dat gaat het, reken maar!" " Dat zeg je toch niet tegen zo'n kind,"zei Juf Mulder," en zeker niet tegen Jetty," viel ik bij.

Van Putten was nu plotseling verdwenen; hij liep in nabu­rige verte op straat en greep en sloeg een oudere vreemde jongen van de fiets waarbij veel geschreeuwd werd. Hij sleepte de hevig spartelende vent de gang van de school binnen. " Ik zal jou leren de buurt onveilig te maken," brulde Van Put­ten. " Ik wil geen klachten meer van mevrouw Gordel en andere moeders, dat jij vie­ze spelletjes doet met de kinderen uit de Toren­straat, heb je dat goed begrepen!"

Wij luisterden met ontzag en verbazing naar die hardhan­dige toespraak en dit eigen rechter spelen. Wat was ge­beurd. In de voorbije weken hadden diverse moeders de school en Van Putten bezocht met verontrustende berich­ten: een grote dikke oudere jongen van de School met de bijbel, die nu al van school af was, na veel zittenblij­ven, terroriseerde de omge­ving van de Rembrandtschool. Hij plaagde jongere kinde­ren, pakte hen knikkers en andere speeltjes af en deed nog meer onduidelijke din­gen.
En nu had Van Putten het joch te pakken; hij vond dat rechtma­tig. Als hoofd van een dorpsschool was je ook verantwoordelijk voor het wel en wee van het hele dorp.
" Ik wil jou hier niet meer zien, " schreeuwde hij," jij bent veel te oud om dokter­tje te spelen."" Hij gaf een harde mep in het gezicht en schopte hem de school uit. De jongen buitel­de de stoep af en ging er als een doel­loze haas vandoor. De fiets liet hij  liggen. Van Putten kwam voldaan bij ons terug, veegde met een zakdoek z'n handen schoon en zei:"Zo, dat kalf zien we niet meer terug. Dat varkentje is   voorgoed gewassen."

©c.u.