woensdag 20 september 2017

Oom Roelof





Bij het kamerraam keek hij zijn jaren weg
wees naar buiten; ‘moet je nou zien zeg,
op die grote tak zit verdorie een kalkoen!
Wat moet dat gekke beest nu daar doen!’

‘Kijk boven in buurmans rode beukenboom!
Hoog is voor een kalkoen toch niet gezond.’
‘Waar vraag’, ik, begrijp ’t, hou wijs m ’n mond
want zijn wereld werd een verwarde droom

waarin alle dingen van hun plaats verschoven
de klok tikte, dagen gingen in de tijd verloren
onderste stenen kwamen steeds maar boven.

©c.u

vrijdag 15 september 2017

Arboretum



 

Bomentuin


In het arboretum leid ik mijn geliefde rond.
Een goed verhaal het wil niet van de grond.
Het gesprek komt uit de lengte of de breedte
Ze zegt: oom Jo had een hond die Tiras heette

Kijk,wijs ik,dit hier is de tulpenboom.
Ze noemen hem ook wel magnolia.
Afwezig luistert zij naar mijn ge- boom.
Gezellig, zegt ze, een hond, en dan o ja,

Li- ri-o-den- dron; ze telt lettergrepen
en knabbelt wat aan chocoladerepen.
Een blonde minnares met bruine ogen.
Ze luistert naar me zonder mededogen.

Soms spreekt ze peinzend als een filosoof
zodat ik aan diepgang bij haar woord geloof.

©c.u

Hamamelis Virginia


De toverhazelaar ze leeft zich uit en.
trekt zich van de winterkou niets aan.
Als jij na die bevlogen herfst besluit
dat ik net als voorheen alleen zal staan.


Nu wandel ik op stil berijpte winterdagen
met de hond en zet het voorbije op een rij.
Eerste ogenblikken die toch nooit vervagen,
herinneringen en weemoed ze zijn vogelvrij.

Zoals de sprookjes hazelaar als ‘t vriest
voor later bloei haar egelstelling kiest
bewoon ik onvrijwillig mijn ivoren toren.

Maar tijdelijk en bedacht op sporen
met na de winter sluimer warme groei
van vertrouwde nieuwe vreemde bloei.

©c.u.

vrijdag 8 september 2017

het liedje van de rozen





Haar witte bloemen hadden de geest
gegeven: het was wel mooi geweest.
Wat bleef; een geur aan eerder dagen,
de tijd van onuitgesproken vragen.

Vergankelijkheid in een vaas geschikt
Het verlangen dat haar wonden likt.
Eens was diep herkennen nog ’t meest
een ingetogen en aandachtig feest.

Ze zat voor hem op school en de rozen
van haar witte trui schenen als de zon.
Waarom had het lot toch haar verkozen,
wilde het samenbrengen wat niet kon.

Zij verlangde steels naar ’t verre licht,
hij dacht aan zijn levenslang gedicht.

©c.u.