Posts tonen met het label katten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label katten. Alle posts tonen

maandag 14 maart 2016

Radijs en Mosterd



De voordeurbel klonk.   Met de foto en de envelop in de hand liep hij naar beneden, deed open.
‘Dag Kees!’
Voor hem stond een onbekende jonge dame. Hij liet z’n blik langs haar contouren gaan. Lelijk was ze niet.
‘Met wie heb ik het genoegen.’
‘Aafke de Ronde, van school, ik was vroeger het lelijke eendje in de klas. Zie je het niet Kees!’
Onhandig enthousiast omhelsde ze. Voor ’t eerst in lange tijd voelde hij even een ander lichaam dan dat van Corrie tegen zich aan. Hij aarzelde of die juffrouw de Ronde binnen mocht komen om het weerzien te vieren met een kop thee of koffie. Ze zag de twijfel.
‘Je vraagt je af  hoe het komt dat ik plotseling op de stoep sta. Ik heb een baan gevonden op Slot Loevestein Scholengemeenschap. En toevallig zag ik dat een van de conciërges Kees Kriele was. Het zou leuk zijn alvast even te kennis te maken, anders had je over een paar weken gezien dat die nieuwe typiste en telefoniste bij jou in dezelfde klas van de Mulo  zat. Je adres had ik zo gevonden.’

Terwijl ze opgewekt nog  wat verder praatte vond hij in die  vrolijke lieftallige vrouw het beeld van een mollig meisje van destijds weer.
Hij glimlachte, liet  de foto zien. ‘Kijk dat was ik toen. Je wilt denk wel iets drinken. Let niet op de rommel. Corrie is weg. Ik ben aan het opruimen. Het huis is een puinhoop.
‘Jullie wonen hier niet gek.’
Aafke ging op de driezitsbank  tegenover de schuifpui zitten.
‘En een mooie grote tuin. Daar heb je nog wel werk aan.’
 ‘Valt mee. De tuin is  Corrie ’s afdeling. Heb je suiker in de thee?’ Poes Hubert wipte  op de driezitsbank, snuffelde even, sprong  op schoot bij het bezoek, rekte zich behaaglijk uit, rolde in een balletje en begon behaaglijk te knorren.
‘Jaag hem maar weg als het verveelt. Wil je er een Arnhems meisje bij’
Hij hield haar een geopende trommel voor met afbeeldingen van boerenhuisjes en bos- en heidetafrelen.
‘Ja lekker! Je zal het niet geloven’, ging ze verder, ‘maar ik heb wat met poezen. Overal waar we kwamen, klommen ze bij mij op schoot. Net of ze me al kenden. Bij Johan wilden ze niet zijn. Zou ik in een eerder leven misschien poes geweest zijn!’
‘Dan had je gemiauwd, muizen en vogeltjes gevangen en ’s nachts was je met andere katten in de buurt aan het bakkeleien geweest.’
Ze lachte, nipte aan de thee, knabbelde van ‘t Arnhems meisje.
‘Als je zo gek op ze bent waarom heb je er zelf dan geen.’
‘Dat wou Johan nooit die was allergisch. Nu hij bij me weg is, zou ’t  kunnen, maar ik  ben voortaan hele dagen op school. Zo’n dier is dan erg eenzaam.’
‘Johan?’
‘Ja van onze mulo.’
‘ Aaf, je wil me toch niet vertellen dat jij met Johan Radijs  getrouwd bent!’
‘Ja maar meneer ging vreemd. Dan is het over en uit. Je hebt geen andere keus.’

Hubert ’s hazenslaapje werd  wreed verstoord, toen ze ‘t theekopje op de glazen bijzettafel zette. De kat  gaapte, rekte zich uit,  klom  omhoog naar haar gezicht en begon dat troostend te likken, vervolgens nestelde hij zich op haar boezem om er spinnend  z’n dutje voort te zetten.
‘Stuur hem  weg,’ zei hij, ‘dat praat niet gemakkelijk. Zo kun je geen thee drinken.’
‘Nou vraag ik je, dat heb ik niet eerder meegemaakt. Een kat die vlak onder mijn neus ligt te pitten. Zie je wel dat poezen graag bij me zijn. Hij houdt vast van me.’
Ze gaf de rode kater met een voorzichtig gebaar te kennen dat hij het lager zoeken moest. Het beest begreep de hint, ging languit liggen in de vallei tussen haar bovenbenen en sloot tevreden de ogen.
Die kattenzoenen geeft hij Corrie ook  wel. Soms ligt hij achter in haar nek, begint aan haar krullen te sabbelen. Hij denkt  waarschijnlijk dat Corrie ook een kat is en dat haar vacht eens schoongelikt moet worden’.
‘Dat is toch grappig!’
‘Ja dat zal wel. Katten houden alleen van zichzelf. Ze zoeken warmte. Vrouwen zijn warmer dan mannen. Hubert zit haast nooit bij mij. Als Corrie er is, ben ik tweede keus. In haar holletje is het lekker warm.’

Aafke bloosde.Dit gesprek ging een verkeerde kant uit, dacht hij. Voor je het wist was de toon gezet. Nu kon hij haar natuurlijk wel dat gruwelverhaal van zijn eerste kat vertellen, die door zijn buurjongen Gert met een hakbijl  bij het twijgen en takken hakken per ongeluk was doodgemept, maar dan kwam er weer van alles boven water.
Daarom schonk hij een tweede ronde thee in en zei: ‘Vertel  hoe het jou na het examen vergaan is. Na dat slotfeest van school en dat dansen in Het Wapen van Epe dacht ik dat het tussen jou en Karel helemaal goed zat. Hij wou naar de school voor journalistiek in Utrecht. 
Jij  ging naar de kleuterkweekschool in Apeldoorn. Meen ik me te herinneren.’

‘ Nee, kleuterjuf ben ik niet geworden, het werd tenslotte een secretaresseopleiding. Ja en die Karel. Tussen ons boterde het niet. Die jongen was zo impulsief. 
Als we samen iets gingen eten, begon hij opeens in het restaurant te jodelen, of hij vouwde van een krant of servet een hoedje, zette dat dan op. Hij  maakte  papieren vliegtuigjes. Die vlogen door het café. Wanneer we op straat liepen, riep hij naar voorbijgangers: ‘Kijk eens, heb ik geen mooie vriendin?’ 
Ik ben met hem een keer in het Hof van Gelre naar de film geweest. In het donker gaf hij hardop commentaar, als  hij zich koest hield, friemelde met een hand onder mijn rok. Nee, van Karel Mosterd werd ik dood nerveus.
©c.u. 
 vervolg van

maandag 27 oktober 2014

Kat in het bakkie



Het is alweer een paar zomers geleden. Misschien vertelde ik deze Petit histoire al eens eerder. Men wordt wat vergeetachtig met de tijd. Op een vroege morgen wou Buurman Pol wat etensresten in zijn kliko gooien,tilde het deksel op en kreeg de schrik van z’n leven.
Met een soort snauwerig krijs- gemiauw, sprong hem een kat in het gezicht. Dat was niet plezierig Bovendien ging het om Gina, mijn poes.
 Ed, zo heet mijn buur, was  totaal van de kaart en bibberde van de zenuwen. Ontdaan liep hij mijn achtertuin in om verhaal te halen.
 Wat waren dat voor rotgeintjes, had ik die  scherp nagelige kat in zijn kliko geparkeerd!
 Ik ontkende, wist van de prins geen kattenkwaad.
Toen buurman in een lagere versnelling ging praten, probeerden we samen   te reconstrueren wat gebeurd kon zijn.
Katten zijn gewoontedieren. Ze hebben vaste sluiproutes. Zo klautert Gina tegen de schutting op, wandelt soepeltjes heupwiegend over duivenhok en fietsenschuur , duikt dan op het scheidingsmuurtje tussen onze huizen en landt vervolgens op mijn kliko, ofwel de grijze vuilnisbak voor restafval. Met een laatste sprong  komt ze op de begane grond en dan  is poes thuis. Zo gaat het altijd: vaste prik!
We bedachten een mogelijk scenario. Aan  buur Pol ’s kant van de tussenmuur staat ook zo’n vuilbak. The night before -gisteravond dus- hadden Ed ’s vrouw  en of een van zijn talrijke kinderen nog wat afval weggegooid. Ze hadden de deksel opgelaten.
 Gina was iets later of in het begin van de nacht op weg naar huis een beetje uit de koers geraakt. Na het loopje over de schuur, was Poeslief aan de Polletjeskant naar beneden gejumpt…….in de open bak! Bij de schok van die ongelukkige landing  was de vuilnisklep dichtgeklapt. Zo kon het gebeurd zijn. 
Zo’n stomme kat toch; had ze niet beter uit haar doppen  kunnen kijken. Ed probeerde weer een beetje te lachen. Ik keek naar de rooie schrammen op z’n kop.
‘Doet het zeer?’
‘Valt wel mee,’zei Ed,’en nou je het zegt, ik heb vannacht aldoor geklepper gehoord. Ik meende dat er ergens een raam  niet op de haak stond, maar dat was  dus jouw Gina die uit de kliko probeerde te springen en te hupsen.’
’Ja een kat in het nauw, springt raar,’ lachte ik.
Dat was het poesavontuur van buurman Pol.
Niet altijd loopt het met een onfortuinlijke kat goed af. Achter onze huizen staat een elektriciteitshuisje. Heel af en toe komt er een technicus van de Puem of Eneco om iets te controleren of te repareren. Zo ook ergens vorig zomer.
 Er kwam na maanden weer eens een man van het Stroombedrijf. Hij ging in het transformatorgebouwtje zijn ding doen. In de tussentijd sloop er een nieuwsgierige kat naar binnen. Toen de monteur klaar was, sloot hij de deur, stapte in zijn dienstwagen en ging.
Na de lange,  weliswaar zachte,  winter vonden andere Enecomannen bij het verhelpen van een stroomstoring in de wijk, het lijk van een uitgedroogde, haast gemummificeerde  kat. Je moet er niet aan denken wat dat arme beest doorstaan heeft.
©.c.u.

dinsdag 24 mei 2011

Blijft U even aan de lijn……verstoorde nachtrust

                                                                  de oude Tiko die er ook part nog deel aan had

Het is diep in de nacht. De telefoon gaat. Half bewusteloos van de slaap vis ik met een onrustig
hart de hoorn van de haak;’ Hallo’; een vrouwenstem, een soort 06-geluid,’ met Isis du Jour( of zoiets), ik heb hier een poesje van U.’ Een poesje! waar ben ik, welke dag is het, ik voel me duizelig van de misdadig verstoorde slaap. Ik ben een paar uur  eerder naar bed gegaan. Gina mijn schildpadkatje ligt aan het voeteneind van ‘t bed te spinnen , de oude Tiko is nagenoeg blind en de roodharige Hubert is sinds kort in de kattenhemel.
‘ Zeg , juffrouw, kent U geen leukere grappen, mijn poezen zijn thuis of dood’ Het is ruim kwart over twee zie ik op de wekkerradio. Dat mens is gek, wie belt er nu in het holst van de nacht over katten.
’ Meneer’, ritselt de Always –ultra -reclame- stem in mijn oor,’ dit katje heeft Uw halsbandje om, in het kokertje zit uw nummer.’
’Waar woont U,’ vraag ik giftig, dan kom ik wel even naar U toe.’
‘ Het is een grijswit poesje’, gaat ze verder,’ en ik  zit in Utrecht.’
‘ Juffrouw Isis,’mompel ik hulpeloos’,dat kan toch niet zo zijn, als mijn kat hier is  dan kan ze toch niet ergens anders zijn; ik lig hier in Amersfoort in mijn bed.’ 
'Ik heet Inez de Jong’,gaat ze stoïcijns door,’het diertje heet Tsjika en ik heb haar uit een boom gehaald.'

Nu gaat me een licht op;  een tijdje geleden  heb ik een jonge poes aan een vage neef in de Domstad geschonken. Hij is vers gescheiden en dan is de troost en aandacht van zo'n knorrend spinnend speels mormeltje op zijn plaats, heb ik gedacht. 
'Juffrouw Inez, ik  weet het weer, die Tsjika heb ik aan een neef van mij gegeven en die woont in Utrecht; hij woont alleen en is erg eenzaam.’
’ Wat is het adres van die meneer en hoe heet hij’, wil ze  nu horen.

Ik ben nog steeds niet over mijn slaap heen en kan me de naam van mijn bloedeigen familielid niet herinneren. Dat is stom. En waar hij precies woont heb ik nooit geweten.
’ Ik heb wel een telefoonnummer, maar dan moet je even wachten Inez, want dat nummer ligt beneden in de woonkamer ;haalt u altijd katten uit de boom 's nachts.’ 
Ik probeer een grapje te maken, maar ze reageert er niet op.
’Blijft u even aan de lijn.’ 

Over het kille linoleum stommel ik de trap af. Ik kan het telefoonnummer niet vinden natuurlijk, wel schiet me neefs naam te binnen; Claudius Witvoet.
Boven op de rand van mijn bed deel ik het resultaat van mijn bevindingen mee.
’ Witvoet heet die man. juffrouw, Claudius, maar z'n nummer heb ik toch niet heb ik ontdekt. Maar misschien kan ik u terugbellen, dan kan ik zien of er iets te regelen valt.’ 
Ze wordt nu heel kort van stof en verbreekt de verbinding.
’ Weet je wat’,roep ik tegen de dode lijn,’ zet die rotkat toch gewoon weer ergens in een  boom, klerewijf!’
Van slapen komt niks meer, de rest van de nacht lig ik wakker, af en toe onderbroken door een klein hazenslaapje waarin ik een schorre fluisterstem hoor.

‘s Morgen rijd ik geradbraakt naar school en sta even later half versuft voor de klas. Ik leg 3f wat uit over stijlfiguren; vergelijkingen, metonymia's en personificaties.’Arjan, jij bent een ezel’,geef ik als voorbeeld van een metafoor. Hij kijkt me aan met een blik van’ zeg ben jij nu helemaal bedonderd.’
’Kari is een roos; ze wordt dus vergeleken met een bloem,’ probeer ik nog, maar de Roos zit onverstoorbaar op een briefje te schrijven dat ze straks wil doorgeven naar Sandra of Tessa. 
Het succes van mijn boeiende stijl - onderwijs nadert het absolute nulpunt van Kelvin Dan grijp ik naar het laatste redmiddel; de videokast; ik heb nog een band van de cabaretgroep' Frisse Jongens' die op een speelse manier dollen en goochelen met alles wat met literatuur te maken heeft. Het heeft succes;de klas staart gehypnotiseerd naar het tv-beeld.

Neef Claudius krijgt van mij op z'n sodemieter, dat is duidelijk.Hoewel een behoorlijk gesprek kun je met die druiloor ook niet voeren; hij zoemt en humhumt altijd.
’Zeg Witvoet, er heeft een juffrouw gebeld over jouw Tsjika.’ 
‘Mmmmmhummmmm’.
’Waarom heb je geen ander adresbandje in het kokertje gestopt?’ 
‘hummmmmhum,ja.mmmmmm.’ 
Tussen dat gezoem strooit hij zonder enige logica bevestigingen en ontkenningen.
‘Je hebt Tsjika zeker ook nog niet laten steriliseren?’ 
'Mmmmmmhum,nee…mmmmm eh ja.'
Insiders en vrienden noemen hem wel Maja de honingbij. Ik heb hem er laatst  al eens iets van gezegd, zo van Claudius, hoor eens, als jij zo blijft hummen, dan krijg je nooit een vrouw of vriendin. Hij lacht wat en  zoemt.

Als ik na mijn succesvolle schooldag thuiskom, belt hij toevallig.  Die boom staat voor zijn huis wil hij wel kwijt en of het een jonge vrouw is, moet hij weten.. 
Hij zal Tsjika door de dierenarts laten helpen en ze krijgt een nieuw adresbandje. 
Ik geloof er niets van, ik ken hem en  ‘t is zeker dat Utrecht binnenkort een stuk of vier kleine Tsjika 's rijker zal zijn,die dan allemaal weer door jonge vrouwen uit bomen gered kunnen worden.
© c.u.

.