dinsdag 31 mei 2011

Honden in soorten!


Hij was bang voor honden en iedere hond in Ten Boer wist dat! Over het waarom van die angst maakte niemand in 't dorp zich zorgen want het gezin Hasselaar kwam uit de stad Groningen en bij stads­lui - stadjerders, zei men- hoorde onbegrijpelijk gedrag. In de nieuwe woon­plaats van de Hasselaars leefden talloze blaffers en keffers en 't was er dus drommels gevaar­lijk. Het meest ge­ducht waren de her­dershond van de gerefor­meer­de pasto­rie aan de Wester­straat en de Deense dog van de melk­boer. Vrees voor deze honden was nog aanvaardbaar, maar de kleine Rutger kreeg het zelfs te kwaad als hij oog in oog stond met de twee vierpotige 'rupsen' van de familie Hoepman.

Drie van de vier wegen naar school werden beheerst door honden en de jonge Hasselaar had al z'n vindingrijkheid nodig om- vaak langs een tijdrovende omweg- de school te kunnen berei­ken. De moei­lijkheden waren veelsoortig; zwervende keffers die onver­wacht overal konden opdui­ken, boerderijen met het bord­je; ‘ Wacht U voor de Hond’, met de kwellende on­zekerheid of ze daar mis­schien al lang geen hond meer hadden!

Voor te laat komen gaf Van Putten onveranderlijk straf. Straf­regels over blaffende honden die niet zouden bij­ten, of dertig maal het spreekwoord:’ Komt men over de hond dan komt men ook over de staart,’ een zin waarvan de draagwijdte de jongen geheel ontging. Van Putten had weinig fantasie en hele­maal geen inzicht in kleine mensjes. Niemand van de vol­wassenen maakte zich trou­wens druk om wat straf­re­gels; straf was goed, je werd er groot van, men moest de jeugd aanpakken en men had zelf toch ook menig re­geltje geschreven!

Maar Rutgerman kreeg in zijn bangheid wel een keer ge­lijk. Op een mooie aprildag was hij met zijn fiets op weg naar huis aan de Wold­dijk toen z'n pad zo maar gekruist werd door een wrok­kige airdale terriër. Het beest naderde hem zwijgend, hapte grommend naar z'n re­genjas en trok hem onder luid scheurend textiel van de fiets. Het vallende rij­wiel deed het beest schrik­ken en Rutger ging er van­door. Het was de hond van de burgemeester geweest en dat feit maakte van Hasselaar eventjes een soort held, want de burgemeester moest de schade betalen en alle dorpsbewoners vonden dat plezierig!
Ja, en dan was er nog de kwestie van 't rundvee. Koeien zijn nieuwsgierige bees­ten. Als er vreemden in hun grasland komen, gaan zij daar onmiddellijk op af. Ook dat wist het stadsjonge­tje niet en daarom zie ik Rutger nog altijd door een weiland rennen met vijftien opgewon­den melkkoeien achter zich aan. Als 't joch nu eens abrupt was blijven staan, dan had geen koe meer een poot verzet want voor niet­ bewegende voorwerpen is hun belangstelling minder groot.
Het hele dorp lachte zich tranen bij zulke vertonin­gen, want de angst van een ander biedt veel perspectie­ven en vooral grote mensen zijn niet meer bang voor honden of koeien!

© c.u.

vrijdag 27 mei 2011

De laatste foto's van Ouwe kees

                  Naast zie je nog een glimp van z'n vrouwtje maar wat moet ze nou met zo'n snurkende sukkelaar

 Op zondagmiddag 22 mei keerde Ouwe Kees, mijn meest bejaarde duif-hij was 17 jaar- niet terug op het hok. Tijdens  het vliegen en draaien van zijn rondjes boven de wijk moet hij verongelukt zijn of  hij is door een roofvogel gepakt. Hij vloog het laatste half jaar al niet meer met de andere duiven in koppel.  Dat kon hij niet meer bijvleugelen.   
Hij was wat slecht ter poot of been net als zijn baas Maar vliegen gingen eigenlijk nog best prima voor zo’n ouwe duivenheer. En dus klapwiekte en zweefde hij nog hoog in de lucht. Dat was een lust voor het oog. Maar een alleen vliegende duif loopt extra risico en is een makkelijke prooi voor  sperwer, havik en slechtvalk.

Ouwe Kees was van 1994 en in zijn jonge jaren  werd bijvoorbeeld 1997, meen ik, een topjaar. Hij vloog toen in een seizoen 4  vroege prijzen van de zogenaamde Pyreneeënvluchten Het was een van mijn meest trouwe duiven en daarom mocht hij op het hok blijven en daar van zijn ouwe dag genieten.
In de eerste maanden van dit jaar  echter begon hij wel een echt oud mannetje te worden. Hij zat bij wijze van spreken  het grootste deel van de dag achter de geraniums. 
Meestal lag hij in de zon te slapen. Dan leek het vanuit de verte alsof hij dood was. Kwam je dichterbij kwam dan knipte zijn oog open en keek hij met zo’n blik van:'  wat moet je nou! of:' Hoepel op met dat gedoe met dat fotoding van je!' 

                                                     ik ben er nog hoor      
                         
Maar al met al  werd het de laatste dagen steeds meer duidelijk dat hij het een beetje gehad had met  het duivenleven En een week geleden was het dus zover. Hij keerde niet terug van zijn missie: ’ old soldiers never die; they just fade away’ moet je maar denken. 
Hierbij en hieronder de laatste foto’s die ik begin mei van hem maakte. Hij sliep in de zon. Toen ik naderbij sloop om te zien of er nog leven in dat hoopje veren zat deed hij een oog open zo van: ' heb ik wat van je aan, soms'  en daarna helemaal  wakker en alert met omgewend hoofd: ‘ zeg eens, ik wil helemaal niet dat je een foto van me maakt daar koop ik niks voor geef me maar wat snoepzaad of een beetje hennep!' 


                                                            nee nee geen foto alstjeblieft
©c.u.

dinsdag 24 mei 2011

Blijft U even aan de lijn……verstoorde nachtrust

                                                                  de oude Tiko die er ook part nog deel aan had

Het is diep in de nacht. De telefoon gaat. Half bewusteloos van de slaap vis ik met een onrustig
hart de hoorn van de haak;’ Hallo’; een vrouwenstem, een soort 06-geluid,’ met Isis du Jour( of zoiets), ik heb hier een poesje van U.’ Een poesje! waar ben ik, welke dag is het, ik voel me duizelig van de misdadig verstoorde slaap. Ik ben een paar uur  eerder naar bed gegaan. Gina mijn schildpadkatje ligt aan het voeteneind van ‘t bed te spinnen , de oude Tiko is nagenoeg blind en de roodharige Hubert is sinds kort in de kattenhemel.
‘ Zeg , juffrouw, kent U geen leukere grappen, mijn poezen zijn thuis of dood’ Het is ruim kwart over twee zie ik op de wekkerradio. Dat mens is gek, wie belt er nu in het holst van de nacht over katten.
’ Meneer’, ritselt de Always –ultra -reclame- stem in mijn oor,’ dit katje heeft Uw halsbandje om, in het kokertje zit uw nummer.’
’Waar woont U,’ vraag ik giftig, dan kom ik wel even naar U toe.’
‘ Het is een grijswit poesje’, gaat ze verder,’ en ik  zit in Utrecht.’
‘ Juffrouw Isis,’mompel ik hulpeloos’,dat kan toch niet zo zijn, als mijn kat hier is  dan kan ze toch niet ergens anders zijn; ik lig hier in Amersfoort in mijn bed.’ 
'Ik heet Inez de Jong’,gaat ze stoïcijns door,’het diertje heet Tsjika en ik heb haar uit een boom gehaald.'

Nu gaat me een licht op;  een tijdje geleden  heb ik een jonge poes aan een vage neef in de Domstad geschonken. Hij is vers gescheiden en dan is de troost en aandacht van zo'n knorrend spinnend speels mormeltje op zijn plaats, heb ik gedacht. 
'Juffrouw Inez, ik  weet het weer, die Tsjika heb ik aan een neef van mij gegeven en die woont in Utrecht; hij woont alleen en is erg eenzaam.’
’ Wat is het adres van die meneer en hoe heet hij’, wil ze  nu horen.

Ik ben nog steeds niet over mijn slaap heen en kan me de naam van mijn bloedeigen familielid niet herinneren. Dat is stom. En waar hij precies woont heb ik nooit geweten.
’ Ik heb wel een telefoonnummer, maar dan moet je even wachten Inez, want dat nummer ligt beneden in de woonkamer ;haalt u altijd katten uit de boom 's nachts.’ 
Ik probeer een grapje te maken, maar ze reageert er niet op.
’Blijft u even aan de lijn.’ 

Over het kille linoleum stommel ik de trap af. Ik kan het telefoonnummer niet vinden natuurlijk, wel schiet me neefs naam te binnen; Claudius Witvoet.
Boven op de rand van mijn bed deel ik het resultaat van mijn bevindingen mee.
’ Witvoet heet die man. juffrouw, Claudius, maar z'n nummer heb ik toch niet heb ik ontdekt. Maar misschien kan ik u terugbellen, dan kan ik zien of er iets te regelen valt.’ 
Ze wordt nu heel kort van stof en verbreekt de verbinding.
’ Weet je wat’,roep ik tegen de dode lijn,’ zet die rotkat toch gewoon weer ergens in een  boom, klerewijf!’
Van slapen komt niks meer, de rest van de nacht lig ik wakker, af en toe onderbroken door een klein hazenslaapje waarin ik een schorre fluisterstem hoor.

‘s Morgen rijd ik geradbraakt naar school en sta even later half versuft voor de klas. Ik leg 3f wat uit over stijlfiguren; vergelijkingen, metonymia's en personificaties.’Arjan, jij bent een ezel’,geef ik als voorbeeld van een metafoor. Hij kijkt me aan met een blik van’ zeg ben jij nu helemaal bedonderd.’
’Kari is een roos; ze wordt dus vergeleken met een bloem,’ probeer ik nog, maar de Roos zit onverstoorbaar op een briefje te schrijven dat ze straks wil doorgeven naar Sandra of Tessa. 
Het succes van mijn boeiende stijl - onderwijs nadert het absolute nulpunt van Kelvin Dan grijp ik naar het laatste redmiddel; de videokast; ik heb nog een band van de cabaretgroep' Frisse Jongens' die op een speelse manier dollen en goochelen met alles wat met literatuur te maken heeft. Het heeft succes;de klas staart gehypnotiseerd naar het tv-beeld.

Neef Claudius krijgt van mij op z'n sodemieter, dat is duidelijk.Hoewel een behoorlijk gesprek kun je met die druiloor ook niet voeren; hij zoemt en humhumt altijd.
’Zeg Witvoet, er heeft een juffrouw gebeld over jouw Tsjika.’ 
‘Mmmmmhummmmm’.
’Waarom heb je geen ander adresbandje in het kokertje gestopt?’ 
‘hummmmmhum,ja.mmmmmm.’ 
Tussen dat gezoem strooit hij zonder enige logica bevestigingen en ontkenningen.
‘Je hebt Tsjika zeker ook nog niet laten steriliseren?’ 
'Mmmmmmhum,nee…mmmmm eh ja.'
Insiders en vrienden noemen hem wel Maja de honingbij. Ik heb hem er laatst  al eens iets van gezegd, zo van Claudius, hoor eens, als jij zo blijft hummen, dan krijg je nooit een vrouw of vriendin. Hij lacht wat en  zoemt.

Als ik na mijn succesvolle schooldag thuiskom, belt hij toevallig.  Die boom staat voor zijn huis wil hij wel kwijt en of het een jonge vrouw is, moet hij weten.. 
Hij zal Tsjika door de dierenarts laten helpen en ze krijgt een nieuw adresbandje. 
Ik geloof er niets van, ik ken hem en  ‘t is zeker dat Utrecht binnenkort een stuk of vier kleine Tsjika 's rijker zal zijn,die dan allemaal weer door jonge vrouwen uit bomen gered kunnen worden.
© c.u.

.

woensdag 18 mei 2011

Bij een foto




Wie was zij een verre nicht of tante
van mijn vader ze mocht er wezen
zelfbewust  en jong een bijdehante
ze zouden nog eens wat beleven.

Een tafel en een stoel, een kussen
waarop cherubijntjes vrolijk  dansen
op haar paasbest  staat zij daartussen
het leven biedt daar nog alle kansen.

Die blik in haar oog van hier ben ik
zo is het genoeg op mij valt echt
 niks aan te merken  wat u ook zegt
meneer de fotograaf ik sta kaarsrecht.

Haar generatie is nu lang vergaan
in een la vond ik haar zonder naam.

©c.u