WC-
problemen
in de pauze rookte ik een sigaret |
Ik heb een tussenuur en zit in
een lege lerarenkamer mijn zonden te overdenken, want ik had zoveel anders
kunnen doen in mijn leven.
Over de nieuwbouw gaan mijn ogen
in oostelijke richting. Daar ver weg over Vallei en Veluwe ligt het plaatsje
Rijssen, waar de geschiedenis van Bel Campo zich afspeelt.
Of ben ik in de war
met dat andere verhaal, ‘Het Grote Gebeuren', waarin het dat dorpje en de rest
van de wereld slecht vergaat.
Er hangen vogels boven de bomen.
Als ik vliegen kon, ging ik naar de Achterhoek. De Veluwe moet er vanuit de
lucht uitzien als een grote moestuin.
Achter Apeldoorn zou ik het
glinsterende lint van de IJssel passeren en in Zutphen zou ik neerstrijken bij
die Marijke met de honden, die mijn verdwaalde duif zo liefderijk onthaalde.
Hoewel, dat ze honden heeft is vervult me toch met vage onlustgevoelens.
Vroeger was ik bang voor alle blaffende
beesten; het maakte niet uit of ze groot of klein waren. Hele delen, van ons
dorp liet ik links liggen, omdat er honden woonden. Alleen al de bekende
bordjes Let op de hond of Ik pas op de spullen van mijn baasje
met een afbeelding van het rotbeest ernaast of eronder, waren voldoende voor
mij om mijn route naar school of naar de slager te verleggen. Ik maakte grote
omtrekkende bewegingen om de confrontaties met Duitse Herders, Deense Doggen, Drentse Patrijshonden en soortgelijke monsters uit de weg te gaan.
Het is stil in de docentenkamer.
Ik ben de enige leraar met een tussenuur. Overal in het gebouw wordt gewerkt.
Alleen de systeembeheerder loopt af en
toe binnen om in het zijkamertje aan het computerpark te knutselen. Het heeft
geen zin een praatje met hem te maken. Hij luistert doorgaans hooghartig naar
docenten die om allerlei redenen met toetsenbord of muis worstelen als ze proefwerkcijfers
in het bestand willen invoeren, en laat hen overduidelijk voelen dat ze maar
domme digibeten zijn.
Boven mij hoor ik gestommel,
geschuif van tafels en stoelen en daartussen de soms uitschietende stem van de
lerares Engels met de mooie donkere ogen. Ik steek een sigaret op. De liefde en het vferlangen maken me rusteloos.
Er wordt een wc doorgetrokken
Boven de lerarenkamer liggen de drie lokalen van de vakgroep Engels met een
gang met een toiletgroep en studiehoekjes ernaast. Die wc’s zijn precies boven
de koffie- en theebar van de leraren geplaatst. Als er leerlingen onder de les
van het toilet gebruik maken zoals nu, dan ruist het spoelwater naast de
servieskast en achter het kleine keukenblok naar beneden.
Behalve mijn dubieuze houding
tegenover honden heb ik ook met wc’s een tweeslachtige relatie. Dat stamt nog uit
de tijd dat ik meester was op de lagere
Rembrandtschool bij meester Van Putten. Hij belastte mij special met het
toezicht, als in de pauze de jongens moesten en mochten plassen. Het was mijn
taak vond het schoolhoofd er voor te
zorgen dat de bril droog bleef en dat niet de hele vloer drijfnat werd van de
jeugdige urine
Zo herinner ik me nu opeens heel
duidelijk die strenge winter uit mijn allereerste onderwijzersjaar toen de
Rembrandtschool in Ten Boer droog kwam te staan.
De
school stonk naar stront. Veel scholen doen dat, maar voor onze Rembrandtschool
was dat uitzonderlijk. Van Putten liep bezorgd en besluiteloos rond. Het had de
voorbije nachten dramatisch gevroren en nu was de hoofdwaterleiding naar de
school dicht en misschien wel kapot. De wc's konden niet doorgetrokken, handen
niet gewassen en thee of koffie niet gezet worden.
Natuurlijk moest de les
gewoon doorgaan, vieze lucht of niet. Gelukkig deed de telefoon het wel. Van
Putten kreeg verbinding met het gemeentehuis
Om
half elf in de pauze kwamen drie grote mannen de speelplaats opstappen. Zij
begonnen het plein te vernielen; tegels werden op een hoop gegooid, met een
soort houwelen sloegen ze gaten in de stijve grond. Ondertussen maakten ze
schuine grapjes in de richting van Juf Jetty Olivier.
Wij durfden er niets van
te zeggen. Al spoedig ontdekten de mannen, dat de waterleiding niet diep genoeg
onder de grond was gelegd.
Ze vertrokken en lieten een verwoest plein achter.
In de loop van de dag kwam een gemeenteman vertellen dat de school voorlopig,
zolang de vorst regeerde, niet te helpen was. Ze wilden de leiding wel onder
stroom zetten met elektriciteit, misschien ging de zaak ontdooien. Niemand
mocht meer aan waterkranen of iets dergelijks zitten.
Van
Putten kondigde de noodtoestand af. De kinderen kregen opdracht thuis voor
school uitgebreid naar het toilet te gaan.
Het
geven van Aardrijkskunde, biologie of geschiedenis terwijl een vage geur de
atmosfeer verpestte, was verre van aangenaam. De bespreking van't Voorspel van
de 80-jarige oorlog kwam bij zo'n verwoest schoolplein in een ander daglicht te
staan. Het verhaal van de eekhoorn die in lege vogelnesten een winterslaap
houdt en vergeet waar hij z'n wintervoorraden heeft verstopt, kon de kinderen
maar matig boeien.
Buiten liepen immers interessante gemeentemensen gewichtig
te doen. De elektrische stroom ontdooide het water niet. De vingers die af en
toe werden opgestoken hadden niet veel met de les te maken.
‘Als
die waterbuis springt, komt dan het hele plein onder water,’ wilde Roelof Spat
weten.
’Dat
kan niet joh, stommerd, hij is toch vol gevroren met ijs,’ wees Astrid Prins
hem terecht, voor ik kon antwoorden.
’Mag
ik naar achteren, naar de wc,’ vroeg Hansje Dijkmans,’ het is maar een kleine
boodschap, ik hoef geen grote.’
Dat
verzoek moest ik beslist weigeren, want zo'n vraag werkte aanstekelijk;
iedereen dacht aan plassen, alle blazen werden actief
’Nee,
Hansje,’ dat kan en dat mag niet’
‘Dan
knap ik straks, meester, dan is het uw schuld.’
‘Nee,
Hans, dat gebeurt niet zo gauw, hou hem maar op.’
Hij
was niet tevreden, trok een ongelukkig gezicht, duwde beide handen in zijn
kruis en zat ongeduldig te wippen.
‘Zo,
Mulder zit jij hier weer te niksen, heb je geen les, zit er geen klas op je te
wachten, of heb je ze misschien naar huis gestuurd,’
Zanger,
onze praatgrage hulpconciƫrge, komt de docentenkamer binnen.
‘Jij
loopt zelf de hele dag met onduidelijke papieren te sjouwen. Niemand weet waar
je er mee vandaan komt en waar je naar
toe gaat. Als jij maar ijverig loopt, denkt iedereen dat je hard werkt.’
‘Zal
ik een kop koffie voor de populairste docent van onze school inschenken,’vraagt
hij snotvriendelijk.
Koffie
hoef ik niet en hij gaat met zijn briefjes weer naar de een of andere uithoek
van de school.
En ik dagdroom weer verder over die koude schoolmorgen van meer
dan dertig jaar geleden, toen scholen nog geen centrale verwarming hadden en
Van Putten in de vroege ochtend eerst de
kolengestookte kachels aan moest maken.
‘Egmond
en Hoorne werden dus onthoofd,’ of iets van dien aard, zei ik waarschijnlijk
tegen mijn rumoerig klasje,’ en Margaretha van Parma liet hen in de steek.’
’Wat
een stom wijf,’ zuchtte Astrid Prins,’ het waren zulke goeie ridders.’
‘Nee,
het waren graven, die kerels, graven zijn geen ridders, reageerde Magda.
De
les werd mij eens uit handen genomen.
‘Ik
plas hier zo op de grond,’ sprak Hans nu bijna plechtig.
‘Dat
laat je uit je hoofd,’ probeerde ik.
‘Alva
was ook geen ridder,’ deelde Maria ons nu mee,’Hij stuurde Margaretha naar
huis.’
‘Als
Hans hier zeikt, ga ik ergens anders zitten,’ riep Gijs van Mook.
‘Ja
en ik ook,’ echode Wiebe.
’Ik
kan het toch buiten in de struiken doen,’ smeekte Hans smekend,’ toe, meester,
het is bittere noodzaak.’
Die
zin had hij uit boek of krant, begreep ik.
‘Nou
Hans ga dan maar even.’
‘Wij
moeten ook,’ riepen nu andere jongens.
Ik
stemde toe.
Ze
vlogen de deur van het lokaal uit, vijf man sterk.
Even later zagen we ze over het opgebroken
plein in de richting van de rozenstruiken en de hoge kale meidoorns en
krulwilgen erachter lopen, Hans voorop met een hand tussen z'n benen.
’Het
is gemeen, meester,’zei Maria Zieltjens,’wat moeten de meisjes dan, U trekt de
jongens voor. Wij kunnen niet.’
Daar
stonden de vijf op een rij en deden wie het verste kon; mijn klas keek ademloos
toe. Ze kwamen terug en achter hen stond Van Putten.
‘Dat
wil ik niet meer zien, Mulder, ‘dat gaat niet, dat snap je toch ook wel!’
Ik
knikte; ik begreep het heel goed. Hij ging en ik trachtte mijn geschiedenis les
nieuw leven in te blazen:’ na de terechtstelling van Egmond en z'n vriend
kwamen de watergeuzen in opstand, ze veroverden Den Bosch en toen begon de
beeldenstorm.’
Er klopte chronologisch niets van m'n verhaal; ik was ontspoord.
Gelukkig liet de kerktoren weten dat het twaalf uur was en alle kinderen stoven
naar huis.
‘Ik
heb een verrassing,’ zei Van Putten de volgende dag in het
onderwijzerskamertje,’ ik heb een piano aangeschaft en de gemeente brengt
vanmorgen een 'rijdend toilet'. Wat het een met ander van doen had, zagen we
niet.
’Een
piano,’mopperde Van Drie,’ wie mag daar dan mee spelen.’
‘Juf
Olivier, want die speelt harp,’ zei ons Hoofd en toen begon hij aan een
uitgebreide instructie van het gebruik van het mobiele wc’tje. Het was een
klein huisje op wielen met twee toiletten en een duistere afvoer. Nooit waren
de kinderen zo enthousiast en vaak naar de wc gegaan.
Vinger omhoog:’ meester
mag ik naar achteren’, dan de klas en de school uit, het plein over naar de
verste hoek waar de attractie stond. Er werd niet meer normaal gewerkt; uit
alle klassen gingen en moesten ze massaal en in mijn klas waar je goed zicht
had op de gebeurtenissen, was lesgeven vrijwel onmogelijk.
Drie
of vier dagen later viel gelukkig de dooi in; de waterleiding herstelde zich
van de vorstaanval en ik kon weer fijn met mijn klas werken. In alle rust mocht
ik het verschil tussen laag- en hoogveen uitleggen. De piano werd in de dagen
en de maanden die volgden de oorzaak van heel wat wanklanken in onze kleine
school- een leefgemeenschap.
De conciƫrge komt weer eens
binnen en onderbreekt de hoge vlucht die mijn gedachten genomen hebben met de
vraag of ik koffie wil.
‘Ja, doe maar,’knik ik
verstrooid. Die Willem Lodewijk Zanger is mij veel te vriendelijk. Er worden
bovendien rare dingen over hem verteld. Hij zou iets met meisjes hebben. Het
meest pikante detail dat een tijdlang circuleerde was dat hij met een meisje
uit 5havo ergens in de school de nacht had doorgebracht. Maar het schoolbestuur
had geen passende maatregelen genomen, dus zou het wel niet waar zijn.
©c.u.
4 opmerkingen:
Het is maar goed dat je geen levende dieren hoefte op te voeren in je biologieles :-).
@ZJA:dat heb ik ook nooit gedaan voor zover ik me herinner;wel had ik op het vwo een leerlinge in de klas die een rat mee naar school nam; diie zat in haar tas of liep soms over de bank
In iets andere vorm heb ik dit eerder gelezen maar dat heeft mijn leesplezier er niet minder om gemaakt.
Dat klopt @Athy het was een los verhaal dat hier terecht gekomen is in een roman of zo
Een reactie posten