sneeuw is mooi als je er niet mee bekogeld wordt |
Het dorp waar het
gezin Mulder na de oorlog naar toe trok,
had een eigen volkslied. Het was een lofzang op de mooie natuur en ’t
eerlijke karakter van de bewoners. Chris
z’n vader die agent geworden was, dacht er al gauw anders over.
Hun nieuwe huis
was oud, onpraktisch en te klein. Het stond aan de Langeslag. Een rare naam
voor een straat. Eerst dacht Chris dat er ergens in dat geweldige dorp ook een
Korteslag moest zijn. Dat bleek niet het geval. Zo was er in die nieuwe
woonplaats wel meer in strijd met de logica.
Ze woonden te
dicht op de buren. Tussen de beide huizen
was weinig ruimte. Als de buurman op het erf stond, kon die met een gestrekte
arm hun zijraam aanraken .Dat deed
hij niet, maar moeder verbeeldde zich toch dat er iemand
soms ‘s nachts voorzichtig tegen het venster tikte.
Gelukkig zorgden de ouderwetse fraaie glasgordijnen met bloemmotief ervoor
dat de inkijk niet al te hinderlijk werd.
Even leken de nieuwe huisvesting en leefomgeving alleszins acceptabel.
De tweede dag
echter begon de buurjongen op straat met stenen te gooien. Dat wil zeggen Chris en zijn broertje kregen de volle
laag. De
drie zussen Mulder bleven voorlopig nog buiten schot. Het joch heette Jaap Johan, had wit haar en een bleek
gezicht. Z’n wangen en hals hadden rode vlekken alsof hij zich schaamde of permanent opgewonden raakte.
De stenengooier had twee zussen. Zij kwamen wat minder prominent in beeld. Maar
met die bleekscheet van een Jaap Johan
moest je terdege rekening houden en naar het waarom van zijn actie kon je
slechts gissen.
Misschien had de
vader die ook Jaap Johan heette en met melkboerenhondenhaar en een lijkengezicht
gezegend was, zijn zoon , erfopvolger en
stamhouder aangezet tot zulke openlijke vijandelijkheden. De man verdiende de
kost met vage dingen en z’n vrouw zat hele dagen achter een oude
trapnaaimachine. Daar werd een mens ook niet vrolijk van.
En, dan kwam er ook
nog eens opeens een politieman naast je wonen die door het raam naar binnen
keek en al je doen en laten tot aan de intiemste details volgen kon.
Hoe dan ook de kinderen Mulder werden dus van tijd tot tijd gestenigd.
Toen de strenge
winter van ‘46/’47 inviel, maakte Jaap
Johan junior van sneeuw ijsballen, verstopte daar kiezels in. Onder ’t mom van
onschuldige pret probeerde hij , geassisteerd door zijn zusjes,
de nieuwe buurkinderen geniepig te raken.
De Mulder zussen nu ook van de partij, begonnen te schelden: ’ Jaap Johannes
De Doper je kont is van koper, je neus is van blik, je ben echt niet goed
snik!’ Dat was een vrije vertaling van een of ander aftelversje maar dat gaf niet.
Ondertussen vlogen de witte projectielen over
en weer. Broertje Kees viel, liep een lelijke schram aan z’n kin op. Huilend
bracht hij thuis verslag, maar z’n Pa, de diender, kwam niet in actie, want het
harde bewijs ontbrak.
En die Jaap Johan sneeuwbalde fanatiek verder. Hij zag
er, afgezien van z’n rode wangen, in die witte wereld nog bleker uit dat
normaal.
Als iemand er zo doorschijnend uitzag, was dat
niet gezond, wist je. In hun oude vredige dorpje D. ging zo’n witneus - hij zat in de derde klas een
bank voor Chris- midden in ’t schooljaar
opeens dood. Dat was onrechtvaardig want
die arme jongen deed nooit een vlieg kwaad.
Hun gefrustreerde
kleurloze buur jongen van De Langeslag
leek nog betrekkelijk gezond
en vooral sterk. Het zag er niet naar
uit dat hij zo maar zou stoppen met
ademhalen. Nee, met hem waren ze voorlopig nog niet klaar, daar kon je vergif
op innemen.