woensdag 6 februari 2013

De ijsballen van Jaap Johan


sneeuw is mooi als je er niet mee bekogeld wordt


Het dorp waar het gezin Mulder na de oorlog naar toe trok,  had een eigen volkslied. Het was een lofzang op de mooie natuur en ’t eerlijke karakter van de bewoners.  Chris z’n vader die agent  geworden was,  dacht er al gauw anders over.
Hun nieuwe huis was oud, onpraktisch en te klein. Het stond aan de Langeslag. Een rare naam voor een straat. Eerst dacht Chris dat er ergens in dat geweldige dorp ook een Korteslag moest zijn. Dat bleek niet het geval. Zo was er in die nieuwe woonplaats wel meer in strijd met de logica.
Ze woonden te dicht op de buren. Tussen  de beide huizen was weinig ruimte. Als de buurman op het erf stond, kon die met een gestrekte arm hun  zijraam aanraken .Dat deed hij  niet, maar  moeder verbeeldde zich toch dat er iemand soms  ‘s nachts voorzichtig tegen  het venster tikte.
Gelukkig zorgden de ouderwetse  fraaie glasgordijnen met bloemmotief ervoor dat de inkijk niet al te hinderlijk werd.  Even leken  de  nieuwe huisvesting  en leefomgeving alleszins  acceptabel.

De tweede dag echter  begon de buurjongen  op straat met stenen te gooien. Dat wil zeggen  Chris en zijn broertje kregen de volle laag.  De  drie zussen Mulder bleven voorlopig nog buiten schot. Het joch  heette Jaap Johan, had wit haar en een bleek gezicht. Z’n wangen  en hals hadden  rode vlekken alsof hij  zich schaamde of permanent opgewonden raakte.
De stenengooier had twee zussen. Zij kwamen wat minder prominent in beeld. Maar met die bleekscheet van een  Jaap Johan moest je terdege rekening houden en naar het waarom van zijn actie kon je slechts gissen.
Misschien had de vader die ook  Jaap Johan heette en  met melkboerenhondenhaar en een lijkengezicht gezegend was,  zijn zoon , erfopvolger en stamhouder aangezet tot zulke openlijke vijandelijkheden. De man verdiende de kost met vage dingen en z’n vrouw zat hele dagen achter een oude trapnaaimachine. Daar werd een mens ook niet vrolijk van. 
En, dan kwam er ook nog eens opeens een politieman naast je wonen die door het raam naar binnen keek en al je doen en laten tot aan de intiemste details volgen kon.
Hoe dan ook  de kinderen Mulder werden dus  van tijd tot tijd gestenigd.

Toen de strenge winter van ‘46/’47 inviel, maakte  Jaap Johan junior van sneeuw ijsballen, verstopte daar kiezels in. Onder ’t mom van onschuldige pret probeerde hij , geassisteerd door  zijn zusjes,  de nieuwe buurkinderen geniepig te raken.
 De Mulder zussen nu ook  van de partij, begonnen te schelden: ’ Jaap Johannes De Doper je kont is van koper, je neus is van blik, je ben echt niet goed snik!’ Dat was een vrije vertaling van een of ander aftelversje maar dat  gaf niet.
 Ondertussen vlogen de witte projectielen over en weer. Broertje Kees viel, liep een lelijke schram aan z’n kin op. Huilend bracht hij thuis verslag, maar z’n Pa, de diender, kwam niet in actie, want het harde bewijs ontbrak.

En die Jaap Johan sneeuwbalde fanatiek verder. Hij zag er, afgezien van z’n rode wangen, in die witte wereld nog bleker uit dat normaal.
 Als iemand er zo doorschijnend uitzag, was dat niet gezond, wist je. In hun oude vredige dorpje D. ging  zo’n witneus - hij zat in de derde klas een bank voor Chris-  midden in ’t schooljaar opeens  dood. Dat was onrechtvaardig want die arme jongen deed nooit een vlieg kwaad.
Hun gefrustreerde kleurloze buur jongen van De Langeslag  leek  nog betrekkelijk gezond en  vooral sterk. Het zag er niet naar uit dat  hij zo maar zou stoppen met ademhalen. Nee, met hem waren ze voorlopig nog niet klaar, daar kon je vergif op innemen.