Posts tonen met het label politie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politie. Alle posts tonen

donderdag 17 maart 2016

Ansichtkaarten






Ruim honderd kilometer naar het noorden zat diezelfde Karel op een gevangenisbed te piekeren. Hij was voor verhoor uit zijn cel geweest.  Op de werktafel van Inspecteur Spekman lagen drie vakantiekaarten. 
Hij en rechercheur Bakker wilden een verklaring. Ze meenden dat de geadresseerden contactpersonen  van Mosterd waren en  dat hij met die ansichten  berichten stuurde. 
Zo op het oog onschuldige zinnetjes als: ‘het wordt hier steeds warmer, het weer houdt zich goed, ze zijn lijkt het, toch gevonden en groeten ook van Kees.’ konden, andere informatie bevatten. 
Als afzender stond er Corrie, dat was  natuurlijk een schuilnaam. 
Misschien heette hij voor ingewijden Kees, bestond  Corrie helemaal niet en dat Kees tussen haakjes was geraffineerd.

Hij vertelde hoe hij die vakantiekaartjes meegenomen had in een ijssalon op  Vlieland, waar een jonge vrouw ze schreef en vergat. Hij  nam ze mee om voor haar te posten. Er zaten weliswaar nog geen postzegels op. 
Onderweg was er niks van gekomen en hij wou  in Loppersum bij een postagentschap zegels kopen en de ansichten op de bus doen. En daar was hij, zoals ze wisten, op dood spoor geraakt. 
Op de vraag hoe die ijssalonbezoekster er uitzag, kon hij alleen maar  zeggen dat ze  een middelbare stevige vrouw met donkerblond haar was. Hij had haar nooit eerder gezien, en die vakantiepost in een opwelling meegenomen.

Spekman liet de drie kaarten door z’n handen gaan, alsof hij bij ‘t klaverjassen troef in handen had, las hardop langzaam namen en plaatsen: Andrea Haverlach  Wiekslag Amersfoort, Jan Spaander Hoofdstraat Apeldoorn en Lidia Speelman Molenstraat in Twello. Hij keek zijn arrestant onderzoekend aan: ‘Gaat er geen belletje rinkelen?’
Die man kon  je toch niet serieus nemen. Hij was in de lach geschoten.
Bakker die al die tijd gezwegen had zei: ‘ ja lach maar, we zullen de adressen controleren en het handschrift laten onderzoeken.’

Een van de vele agenten die af en toe in en uit liepen,  bracht hem weer naar de cel.
Nu zat hij  na te denken over dit politiegekkenhuis waarin hij verzeild was. Met zulke mannen was het uitkijken, straks kwamen ze ook nog met een of ander sluitend bewijs op de proppen.’
Enfin hij moest het maar van zich afzetten. Hij pakte ‘Lost Horizon’, zocht waar hij gebleven was, begon te lezen……….

Na een tijd was er sleutelgeluid bij de celdeur,  Agente Geeske kwam binnen. Die kwam de ontbijtspullen halen, terug van verlof dus, vanmorgen had die knorrige agent hem zijn eten nog gebracht. 
Ze wierp  hem een plastic zak van V&D toe. ‘Hier is dat nieuwe ondergoed, heb ik gekocht, Jansma had er geen zin in. Karel stond op,
‘ Moet ik even passen of het de goeie maat is?’
Ze bekeek hem van top tot teen en lachte
‘Hoeft niet, zit precies goed, zie ik zo wel, succes ermee!’
Ze pakte het dienblad, liep naar de deur, draaide zich om en knipoogde.

©c.u.
 vervolg van   Radijs en Mosterd

maandag 7 maart 2016

een dagdromende politieagent.



Dirk Panter had kantoordienst.  Hij las het rapport Smolders- Bijster. De verdwijning  van de jongen en het meisje van wie, naar men nu aannam, resten gelokaliseerd waren. Hij werd afgeleid.
Naast het politiebureau klonk marktlawaai: geroep van kooplui, klagelijk gemekker van geiten, blatende schapen, geloei van koeien. Een klompenmaker maakte klompen op bestelling en een matten- en rietvlechter knapte stoelen op,   
Er stonden kramen voor groente, bloemen, planten, vis, kaas, garen, band en textiel. Natuurlijk had je  een poffertjeskraam en de draaimolen voor kinderen. Muziek schetterde luid . Twee geluidsinstallaties beconcurreerden elkaar om het hardst. Een mix van: ‘Huilen is voor jou te laat’, ‘Als de dag van toen’, ‘De Wereld is leeg zonder jou’, Kom uit de bedstee, mijn liefste’ en ‘Waarom fluister ik nog steeds jouw naam’. 
Panter werd er treurig van. Hij had nog geluk dat hij  niet tussen al  die herrie en dat gekrioel uit hoofde van zijn functie rond moest lopen.
 Zijn collega Melitsie hield er toezicht op dat alles ordentelijk verliep en bij overtredingen trad die vanzelfsprekend verbaliserend op.

Panter liet zijn wijsvinger langs de regels van het verslag gaan. Uit Groningen was weer telefoon geweest. Die lui daar meenden nu dat er een verband kon zijn tussen  de vondst van die lichaamsresten bij de Koerberg en die zoon van boekhandel Mosterd. Die Karel Mosterd had ansichtkaarten in zijn bagage met de tekst: ‘Ze zijn gevonden.’ Panter schudde het hoofd. Wat haalden die mensen zich daar in het Noorden in hun kop.
Van de botresten was nog niet eens met zekerheid de ouderdom vastgesteld. Anders gezegd; misschien waren de beenderen honderd jaar oud. Wel ging het om een man en een vrouw, maar de eerste kon gezien  wat slijtage aan het heupgewricht hoger van leeftijd zijn. De vondst van het medaillonnetje leek te bevestigen dat het om Ciska Bijster uit E. ging. 
Wat die slechte heup betrof; die kwam bij jonge mensen ook  voor. Van die jongens van Kriele liep er eentje al met een prothese toen een jaar of veertien was. 
De mannenriem die aangetroffen was, kon niet zonder meer aan een identiteit verbonden worden. Ook niet of die gordel of ceintuur gebruikt was om iemand te wurgen. In een van de schedels zat een beschadiging.
  
Dirk Panter las alle getuigenverklaringen nog eens aandachtig. Dat jonge  fietsende stel richting  slot Vosbergen was misschien in het bos gaan wandelen. Je had daar een moeras. Per ongeluk was een van die twee in de modderboel terecht gekomen, de ander had willen helpen en beiden waren naar beneden gezogen. Wellicht hadden ze vergeefs om hulp geschreeuwd. 
Het kasteel was onbewoond. In de buurt woonde haast niemand. Wanneer dat moeras je opslokte, was de kans nihil dat iemand je ooit terugvond.
En wanneer zijn fantasie klopte, dan waren er hier op de Noordoost Veluwe in de loop der jaren meer mensen verdwenen. Dat was als je de Tweede Oorlog  meerekende niet ondenkbaar.
Collega Melitsie had  in de zaak contact gehad met de politie in  het nabijgelegen E. die in de oude Marechausseekazerne aan de Heerderweg zetelde. 
De dienders daar hadden  een gesprek gehad met  tuinman Bijster en Reinder de chauffeur, van wijlen notaris Verhul. Ook hadden ze op verzoek van Bijster iemand van fotohandel Ritsma verhoord. 
De jonge fotograaf die er destijds werkte en de dochter van Bijster lastig viel, was met de noorderzon vertrokken. Notaris Verhul stierf naar men zei in Amerika waar hij bij een ver familielid op bezoek was. 
Reinder had zijn baas naar Rotterdam gereden. Verhul had zich er ingescheept op de Statendam van de Holland- Amerikalijn. Hij kwam niet terug. Na een jaar was er het bericht van overlijden. Na nog eens twee jaar had de Amerikaanse familie de villa van Verhul verkocht en de overige zaken af gehandeld.

Hij sloeg de map met onderzoeksresultaten en  additioneel  ondersteunend bewijsmateriaal dicht. Het gebeurde allemaal  zo’n twintig jaar geleden. Dit was een afgeschreven zaak.
Buiten wedijverden de smartlappen met elkaar. 
Het was stil in het bureau. De telefoon ging niet. Niemand meldde zich aan het loket om aangifte van diefstal, inbraak, geweldpleging of zedenmisdrijf te doen. 
Panter keek om zich heen. Alles stond waar het moest zijn. Hij staarde naar het raam en het voormiddaglicht daarachter. 
Zo kon hij uren kijken en niks doen, mediteren noemden ze dat, dacht hij, maar dan moest je je hoofd leeg maken, je bewustzijn uitschakelen en dat lukte hem allerminst. Hij was tijdens zulke lege bureau-uren  eerder een dagdromende politieagent.

Ook nu kregen zijn gedachten vrij spel. De eerste tijd dat hij in hier in dienstbetrekking kwam, had hij zich net min of meer verloofd met Wieteke. Ze hadden elkaar nog geen ringen gegeven. Hij nam haar al wel mee naar de kennismakingsvisites bij zijn nieuwe collega’s en hun vrouwen. Hij pronkte graag met zijn toekomstige! 
Ze was bruinogig, had een mooi gezicht en weelderig donkerblond haar dat haar uitdagende lijfje ook op onverwachte plaatsen hier en daar sierde of bedekte, maar dat wist alleen hij. Het ontging hem niet dat zijn nieuwe collega’s steels naar haar keken.
Het bezoek aan de oudere collega Kriele was geanimeerd, maar  werd ontsierd door een schaamtemoment.
De oudste Kriele-kinderen mochten bij de kennismaking zijn. Jenny hielp haar moeder met de bediening en de oudste zoon vergaapte zich aan Wieteke ’s borsten. Dat was niet zo verwonderlijk. Ook opperwachtmeester Kriele ’s blik verdwaalde. 
Toen er een pijnlijke stilte viel en iedereen zag hoe zijn oudste  zoon onafgebroken  naar die boezem staarde, stuurde hij de jongen de kamer uit met de woorden: ‘Foei  jongen kijk toch voor je!’.
©c.u.
Vervolg van   



woensdag 2 maart 2016

Op vleugels van de tijd

De hele schoolbevolking telde 18 of 20 kinderen. Hier de hele  2e of 3e  klas



Bakker nam een slok van de koffie, trok een vies gezicht. Er zat suiker in. Eline bracht nieuwe. Hij lachte naar haar. Het was nu zoals hij het gewend was,  hij richtte zich tot Spekman met zijn relaas. Die stak een sigaret op.
Hij was naar Roodeschool en Oudeschip geweest. Die plaatsen had  de verdachte immers ook gepland. Had er met de onderwijzers Drost en Holland gepraat. Als je wilde weten wat er in die dorpen speelde, moest je toch bij de schoolmeesters zijn. De eerste had een prethoofd, was goedlachs en speelde accordeon. Hij had in de gelagkamer van hotel café de Berg Calvaria iemand aan de toog zien zitten die deels aan het signalement van Mosterd voldeed.  Die man droeg  een vechtpet en had roodblond haar en, hij hier, had  zoals ze konden constateren inktzwarte haarlokken. Van hoofdonderwijzer Drost had hij een fiets geleend, want Oudeschip was met openbaar vervoer niet te bereiken.

Even voorbij Roodeschool liep een  lange kaarsrechte weg naar de horizon. Helemaal aan het eind lag dat gehucht met die aparte naam, een handvol huizen, enkele boerderijen en een schooltje met twee lokalen. Holland was een dik stevig mannetje dat met een zeurderige stem bij voorkeur praatte over zijn onvergetelijke tijd als soldaat in Nederlands Oost-Indië. Ook legde hij uit hoe het dorpje zo’n opvallende naam gekregen had. Lang geleden was er bij storm en hoog water een schip over de dijk geslagen. En in die boot op het droge was iemand een herberg, zeg maar een horecagelegenheid begonnen. Geen enkele vreemdeling was in de afgelopen in de buurt van hun nederzetting gesignaleerd.
Spekman had z’n zoveelste sigaret opgestoken. Het bureau stond blauw. Hem schenen ze helemaal vergeten te zijn.

Enfin  met de fiets terug naar Roodeschool, daar in zo’n ronkende dieseltrein naar Uithuizermeeden. Op het station een fiets gehuurd voor een bezoekje aan dat minidorpje Oldenzijl. 
Daar had hij Geert, een vrijgezelle boer gesproken. Die had iemand met een rugzak in zijn boerderij betrapt.  Een vrij lange man met zwart haar en bruine ogen. Hij heette Karel en wou alles weten over de historie van het dorp en of er interessante mensen woonden in de  arbeidershuisjes die langs de enige zijweg stonden.  
 Het beste kon hij dan maar een praatje maken met Peterman of Borstelhaar.

Mevrouw de Haan bij wie onze verdachte in het gras overnacht had, vertelde een verhaal waar geen gehakt van te braden was. Leedaanzegger Koos Lijster, die dik, topzwaar en moeilijk ter been was, had de  nieuwsgierigheid van die wandelaar naar sterfgevallen in het dorp nogal vreemd gevonden.
Tenslotte was hij op de koffie geweest bij meester Kriele van het kleine éénklassige schooltje. Die man had het toch maar makkelijk. 
De hele schoolbevolking telde 18 of 20 kinderen. Meester Menno kwam van de Veluwe en meende zich de naam Mosterd ergens van te herinneren. Toen hij afscheid wilde nemen en meesters vrouw bedankte voor het gastvrij onthaal, kon hij het dorp niet uit. 
De buurman van koster Klinkhamer had een rij van acht of negen populieren met een kettingzaag laten omvallen en die lagen dwars over de enige toegangsweg van Oldezijl. 

Om de tijd te doden tot de weg vrij was, had Kriele hem toen het schooltje laten zien; een gang met kapstokhaken, een klaslokaal, twee wc’s, een stookhok en een trap naar de schoolzolder waarop een klein zaaltje met podium, voor ouderavonden en nevenactiviteiten.
Karel hoestte. De rook hinderde hem.  En die Bakker was lang van stof.
‘Verdoen jullie de tijd altijd met zulke toevallige onbenullige zaken wanneer je onderzoek verricht?’
‘Het zit hem in kleinigheden en onverwachte samenloop, Mosterd. Wij hebben dat hier op bureau Ossenmarkt vaak ondervonden. Je zoekt bij ingewikkelde dingen, de oplossing van de puzzel ligt onder je neus.’

Jansma kwam binnen. Mopperde over het rookgordijn, vroeg of er misschien nog koffie voor hem was. Dat kon geregeld worden.
Rechercheur Gerbrand Bakker wou zijn betoog hervatten, maar de Inspecteur viel hem in de rede.
‘Eigenlijk is het niet zo goed wanneer Mosterd bij de rest van je verslag aanwezig is. Hij heeft denk ik al teveel opgevangen. Jansma wil jij hem, als de koffie op is, zo naar zijn cel terugbrengen.’
Karel stond  op, hij had er meer dan genoeg van.  In zijn rugzak zat nog een boekje met  Duitse gedichten, of hij dat dan mee mocht. Het is Flϋgel der Zeit…….. Vleugels van de Tijd.
Eline kreeg met een druk op de knop via de huistelefoon opdracht en bracht het gevraagde.
Spekman bekeek het dunne pocketboekje argwanend. 
‘Duit-se ge-dich-ten’, articuleerde hij met  de klemtoon op elke afzonderlijke lettergreep, hij schudde het hoofd, had in het  leven veel meegemaakt maar iemand die achter slot en grendel gedichten las, was meende hij uitzonderlijk. Eens te meer een reden om deze man de komende dagen nog grondiger aan de tand te voelen.
©c.u.