Het was 't kerstfeest met de
mooiste Maria die ze in school hadden kunnen vinden. Een rank figuurtje met
kort donker haar en bruine kijkers.
Het was de lerares Frans. Die heette
Beppie Haar ogen hadden iets onregelmatigs: de moeder van 't kindeke Jezus
keek scheel, maar wie daar op lette was een kniesoor. Ze droeg een papieren
japon en keek zedig naar 't kribbetje of naar Jozef, onze tekenleraar, die er
uit zag als een ongevaarlijke hond.
De aula was smaakvol versierd. Buiten rukte, zoals dat hoort, de wind
aan de ramen. Buiten viel droge stuifsneeuw. Binnen was de sneeuw van
piepschuim. Die had men overvloedig rond de kerstboom, 't kerststalletje en
over het toneel gestrooid.
Wekenlang had de leraar Nederlands besteed aan 't repeteren van een
kerstspel; met zorg waren de spelers gekozen: leraren, leerlingen, conciërges
en ander voetvolk.
De zaal zat vol met een publiek van mooie tevreden mensen omdat
vakantie en wintersport voor de deur stonden.
Op het toneel bij een microfoon sprak de rector hartverwarmende zinnen.
Soms wordt zo iemand even boven zichzelf uitgetild,....
‘ Er zijn lieden die alles duister maken en er zijn gelukkig mensen die
licht uitstralen,’ besloot hij zijn kleine toespraakje.
De lerares Engels stond aan haar dwarsfluit te sabbelen, de muziekleraar
boog zich over de piano; er klonk vredige muziek!
Boven in de kerstboom stond één scheef kaarsje: een foutje van de regie!
De handenarbeidsectie had zelfs kans gezien een ezel te fabriceren. Welke
spelers in die ezel zaten was onbekend. De conrectorbrugklas en de jongste conciërge
had men echter nergens gezien.
De drie koningen uit het oosten verschenen op het middenpad achter in de
zaal. Het waren leerlingen uit de hoogste klassen.
Over de koningskeuze was nogal wat te doen geweest; men had die jongen
uit Curaçao niet durven vragen. Maar die had zich zelf gemeld:’ Ik ben zwart;
ik ben de koning die gezocht wordt. Hij liep daar hoogopgericht en trots, de
piano en dwarsfluit stoeiden met een ‘ Nu sijt Wellekome’, plechtig knikte hij
naar 't publiek en joeg, zo leek 't, zijn blanke ambtsbroeders als gekroonde
lakeien voor zich uit.
Geschenken werden aangeboden. Jozef stotterde wat onhandige
dankwoorden. Aan de manier waarop hij die gaven aannam, kon je zien dat 't lege
doosjes waren.
Ja, dacht ik, een pakje waar
niets in zit, is natuurlijk 't mooiste wat je krijgen kan. Het schept geen verplichtingen;
je maakt een gebaar en zegt daarmee: ‘ Ik vind jou aardig!’ Misschien zouden
de mensen elkaar meer simpele cadeautjes moeten geven.
Op 't toneel was ook wat gaande. Iemand las een verhaal voor over
kuikens en hanen die collectief ten behoeve van de feestdagen geslacht werden.
Damstra de geschiedenisleraar had die vertelling bedacht. Van hem kon je zulke
misplaatste grappen verwachten.
Bij de piano gingen leerlingen harmonieus meerstemmig zingen. Stil werd
er geluisterd. Er scheen vanmiddag niets mis te kunnen gaan!
Met blozende wangen, fonkelende bril en huppellachje zat plotseling de
jonge dichter van de school achter de microfoon. Hij had voor deze gelegenheid
geen speciaal gedicht, zei hij, maar kerst was het feest van het eenzaam zijn
en daarover, over dat laatste, had hij wel wat:
’ En met de verte is de afstand tussen ons gegroeid. In jou heb ik
steeds eenzaamheid gezien, maar nooit zo helder als vandaag.’
Die slotregels las hij met een warme ontroerde stem. De dwarsfluit zette
een jubelend 'Halleluja' in. Dit kerstfeest kon niet stuk!
Het kerstspel werd hervat. Maria sprak zachte vriendelijke woorden. Ze
boog zich over naar het kribje en nam het kindeke voorzichtig in haar arm. De vorstelijke
gasten kwamen eerbiedig dichterbij en keken vertederd toe.
Toen ging het fout: vlammen schoten langs het kleed van Maria omhoog. Ze
gooide het kindeke Jezus van zich af. Dat werd opgevangen door de zwarte
koning. Paniek en gegil; de kerstboom knetterde.
Vanuit het niets, zo scheen het, sprong de handenarbeidleraar op
Beppie toe en doofde het vuur door haar in een gordijn te wikkelen.
De boom was omgevallen; de sneeuw stond in brand. Iedereen begon driftig
door elkaar te lopen en te schreeuwen. Maar enkelen, die het hoofd koel
hielden, waren opeens met de brandslang van de school aan het werk. Ze spoten
royaal water over 't kerstgebeuren. De oudste conciërge stond met een
schuimblusser te knutselen.
Het vuur werd effectief uitgeschakeld.
Zo gebeurde het dat onze kerstviering in het water viel. Maria
moest even naar het ziekenhuis. Voor
haar werd het een ongelukkige kerst. Ze
kont niet naar de wintersport. Wel kreeg ze veel bezoek, ansichten
en..... geschenken! Gelukkig waren het geen lege doosjes!
©.c.u.
(uit: Bladerend in Oude Agenda’s)