|
en moeten ze dan aan het wandrek ook creatief bezig zijn... |
Het was het laatste uur
voor de middagpauze. Er bivakkeerde een nieuwe klas voor zijn neus. Ver weg
achter in de linker rij verscholen door twee meisjes zat een langharige forse
jongen.
‘ Zit jij daar wel goed?’ Mulder wees.
‘ Ja meneer, hoezo!’
‘ Jij bent daar op de laatste bank weggekropen en denkt zo die man ziet me niet. Heb je iets te verbergen?’
‘ Nee, meneer Mulder.’
‘ Hou je niet van ogen in je rug. Hoe heet je?’
‘
Frederic. ,meneer en ik snap het niet.’
Mulder schreef de naam op. Hij had een plattegrond van het lokaal
gemaakt en moest weten hoe de leerlingen heetten en welke plaats ze kozen.
‘ Hoe
is je achternaam?’
‘ Keulmans, meneer!’
‘Heb je liever geen mensen achter je.
Jij houdt graag alles onopgemerkt in de
gaten. Je dacht, Frederic jongen, ik ga zover mogelijk van die leraar af zitten.’
‘ Nee meneer Mulder.’
‘ Helemaal fout, jongeman Ik zit hier op een
hoge kruk achter mijn lessenaar en als ik opkijk, zie ik jou het eerst, want ik
kijk over de lui heen die vlak onder mijn katheder wonen.’
De meisjes voor
Frederic giechelden en fluisterden. Hun
achterbuurman keek geïrriteerd met een blik van; wanneer stopt die man nou met
dat gezeik. Hij zei: ‘Ik zit prima, meneer Mulder.’
‘ Daar vooraan links bij
het gang raam, is een betere plek Frederic, dat is mijn dooie hoek. Wanneer ik
de klas inkijk, zie ik niet wat er gebeurt.’
Mulder wees naar de bank bij de
deur voorin die nog leeg was.
' Toe maar daar
mag je van mij wel naar toe verhuizen.’
In de klas werd onrustig
gelachen. De jongen schudde zijn hoofd. Mulder keek rond, het werd stil.
Hij
ging verder met de klasse plattegrond, wees jongens en meisjes aan en noteerde
namen. Dat nam veel tijd. Van lesgeven kwam niet veel. Een kwartier voor tijd
besprak hij nog iets met verbindingswoorden, voegwoorden en vaste voorzetsels.
Toen de bel ging gaf hij op de valreep nog huiswerk op. Opgelucht haastten zich
de leerlingen het lokaal uit, naar huis. Ze hadden de rest van de dag vrij. Hun
leraren hadden in de middag een speciale docentenvergadering.
En dus zat Mulder met zijn
z’n collega’s na de grote pauze in de aula van de houten nieuwbouw ergens naast
de oude onder architectuur gebouwde School.
De tafels en stoelen stonden er waaiervormig opgesteld met als speerpunt
vooraan een stoel voor Rector Schar, Conrector Verpalen en Pijlman van de
administratie die notuleerde.
Het onderwerp was taxonomie.
De schoolleiding wou
meer zicht op wat er in de klas
gebeurde, hoe de kinderen iets werd bij gebracht en wat er zich in het lokaal
afspeelde. Kortom ze hadden graag grip
op wat een docent zoal uitspookte. Een leraar moest niet zo maar iets doen. Hij
diende zijn gehoor vooraf duidelijk te maken waarom het ging, wat voor nut het
had en leerlingen hoorden zich trapsgewijs iets eigen te maken. Daarbij ging
het achtereenvolgens om verschillende zaken zoals; herkennen en weergeven( het
zogenaamde na-apen), begrijpen, toepassen, analyseren en het scheppen of
creëren van iets nieuws en tenslotte het evalueren.. Schar en Verpalen behandelden
en bespraken beurtelings de diverse onderdelen. Vanzelfsprekend kreeg het
personeel een uitgebreide informatiemap .
Aan de achterste rij van
aaneengeschoven aulatafels had Mulder zich geïnstalleerd, geflankeerd door Jenny van Frans en Paul van
Dril van Maatschappijleer en daarnaast dan Wilfried de man van de Vrije
Expressie en de Kunstzinnige vorming ( tekenen
dus). Ze gaven elkaar briefjes door met opmerkingen en grappige
schetsjes.
Paul schreef; vraag Verpalen eens hoe hij die taxa-dinges toepast
bij gymnastiek, gaat ie eerst uitleggen
waarom ze wandrek-oefeningen doen en moeten ze bij bokspringen of zitvoetbal ook iets nieuws creëren!.
Wilfried maakte spotprentjes van
Pijlman die met een dictafoon zat te hannesen. Kortom er werd geklierd en Schar
en zijn adjudant hadden daar weinig zicht op want voor hen stonden verspreid
pilaren die het lage dak van de aula ondersteunden.
’s Avonds na die
enerverende les- en vergaderdag bladerde Mulder
voor hij aan zijn achterstallige correctie begon, nog wat in het
taxonomiemodel van Bloom en De Block en schoof de map toen in een bureaula.
Hij
zocht nog weer naar de brief die de Vlaamse schrijver Karel Jonckheere hem geschreven
had toen hij het gedicht ‘ Kinderen met Krekelstem’ op school wilde
behandelen.. Het epistel met een haast
onleesbaar kriebelhandschrift bleef echter onvindbaar. Wel had hij opeens een
stapeltje oude vergeeld stencilwerk in handen.
De titel luidde:’ Herinneringen van een politiek gevangene
uit zijn celleven en omtrent zijn wegvoering naar een strafkamp in Duitschland
en zijn terugreis naar zijn woonplaats.’ Mulder rangschikte het twintigtal velletjes waaruit het document bestond en
begon te lezen:
‘ Kees Luimers, geboren
21 April 1908, commies ter Provinciale Griffie van Groningen, wonende te
Oosterhoogebrug. Bewoner van cel 24 in het Huis van bewaring aan de Hereweg
vertelde. Gedurende de laatste week van ons celleven waren we met z’n vijven;
Albert Brokken, Arie den Ouden, Freek Waldhoorn , Job Soepboer en
ondergetekende. Onze cel was 4 m lang en 2.60 m breed. Er bevonden zich in: 5
stroozakken, 1 opklapbare tafel, 1 hoekkast, 1 niet- opklapbare krib. Bovendien
een kruik met water, een emmertje voor het vuile water en 1 emmer te gebruiken
als WC. Om de beurt kon er worden geloopen. De vloer van de cel was van beton,
zoodat onze schoenzolen gauw doorgesleten waren……..’
Mulder bleef lezen,
vergat de tijd. Van het nakijkwerk voor school kwam zo niks en ongetwijfeld
zouden morgen Jurgen, Marieke en Geert hem aan zijn kop zeuren:’ Meneer Mulder
wanneer hebt U nou eens onze opstellen nagekeken!’ En hij zou dan weer een
geloofwaardige smoes moeten verzinnen.
c.u
een verhaal van ' Uit de Verste Verte