Het was toen een frisse dag geweest,
die andere woensdag, ruim dertig jaar geleden. De zon scheen nauwelijks en de
mulozwemmers trokken baantje rond het onbewoonde zwemeiland ‘Klein Texel’.
Je
moest vooral in beweging blijven. Het ging er om wie de meeste rondjes kon, wie
de langste adem had.
Ciska was de beste zwemster, eigenlijk
was ze overal top in: zwemmen, schaatsen, hardlopen en op sportdagen won ze
meestal. Ze zeiden dat Verhul haar zwemlessen betaalde, dat Reinder de privé
chauffeur van de notaris haar naar Apeldoorn reed. Daar was een vakbekwame
zweminstructeur.
Ze leerde er alles: crawl, vlinder- school- en rugslag,
zweefduiken, watertrappelen en ver en lang onderwater zwemmen.
De badmeester
van De Wijerd hier was geen knip voor de neus waard. Die zorgde er alleen maar
voor dat zijn pupillen boven water bleven en niet verdronken.
De wedstrijd baantjes zwemmen om het
eiland was voor Cis een peulenschil. Ze
droeg als enige al een tweedelig badpak.
Het was een genot te zien hoe ze
variatie in haar zwemslagen bracht, de leiding nam. Zich soms liet afzakken
naar de achterhoede en dan weer pijlsnel met een inhaalslag begon en de
koppositie weer overnam, terwijl de anderen blazend en proestend haar
probeerden bij te benen; Diny, Adri, Corry, Fred en Johan Radijs die hijgend
voortploeterden
Soms probeerden Kees en hij, Karel, het ook met een rugslag,
maar dan raakten ze uit de koers.
Op een gegeven moment crawlde Ciska bij de kop
van het eiland waar het water het diepst was naar Kees toe, griste hem, terwijl
hij daar zo op zijn rug voort dobberde,
met een snelle graai de zwembroek van z’n kont, ging er mee vandoor, klom op
‘Klein Texel’ aan land en danste rond de wilgenboompjes triomfantelijk zwaaiend
met de lichtblauwe zwembroek, roepend: ‘Pak hem dan als je kan!’
De rondenwedstrijd werd gestaakt. Even
later renden ook de andere meiden gierend van de lol heen en weer op het
eiland.
Kees waadde naar de kust van ‘Klein Texel’ en zei: ‘Doe niet zo flauw,
geef terug!’ Maar Ciska Bijsterveld riep: ‘Dat had je gedroomd, Keessie!’
Die
bleef nog smeken en soebatten, maar de onderhandelingen liepen op niets uit,
dus zwom hij naakt richting vaste wal, bleef bij de betonrand rillend staan en
vroeg aan de jongens die daar intussen bommetjes maakten om hulp.
Fred, Gert en
Johan, sprongen er achtereenvolgens met een geweldige plons en veel gespetter
gehurkt in het water.
Hij bibberde: ‘Gert, toe, haal even
mijn onderbroek op! Mijn kleren zitten
bij de achterste rij kleedcabines in en rode tas aan de kapstokken; er hangt
een blauwe jekker over. Die pik je er makkelijk uit, kan niet missen.’
Gert grijnsde: hij zou dat varkentje
wel eventjes wassen. De andere jongens gingen onverstoorbaar door met hun
geweldige sprongen.
Even later kreeg Kees een onderbroek
toegeworpen. Met wat gestuntel trok hij die onder water aan. Het ding was veel
te groot; misschien van die bolle Kwak of vadsige Radijs.
Terwijl hij met een hand het onbekende kledingstuk ophield,
greep Kees met andere de leuning van het onderwaterladdertje, hees zich uit het
zwembad, deed een paar stappen richting kleedruimte, struikelde, verloor grip
op de slobberende onderbroek. Het was een wijde tent met vlekken die om zijn
enkels zakte.
En daar stond hij dan! Vanaf ‘Klein
Texel’ klonken vreugdekreten en hoerageroep.
Piemelnaakt rende hij naar de
verlossende omkleed afdeling, griste zijn kleren van de haak, trok zich vliegensvlug
aan, holde naar de uitgang, fietste even later gejaagd langs het smalle zandpad
richting Heerde. Boos en vol schaamte!
Die Ciska zou hij terugpakken, daar kon
je vergif op innemen. Behalve die stille en mysterieuze Corry en de sombere Karel moesten ze hem
altijd hebben en dan onder aanvoering van die bleke witharige Gert, die gek
genoeg zo populair was bij de meisjes.
Slingerend jakkerde Kees zo voort over
de lint dunne strook waarbij hij ergens naast het primitieve rijwielpad kwam en
op de koop toe een duikeling maakte. Dat had hij dus allemaal te danken aan die
stomme rotmeid.
Toen hij thuis arriveerde, vond moeder Kriele dat hij er wel erg smerig en vuil was en vroeg wat
hij allemaal uitgespookt had. Dat wilde en kon hij natuurlijk niet vertellen.
©.c.u.
5 opmerkingen:
Het leven van een puber kan hard zijn :-).
Dat is zo Johan, maar hij komt er wel overheen
Ik hoop dat hij haar goed heeft terug gepakt. Met ongenadige humor.....
Zo ver ben ik nog niet Athy
Ja, sommige kinderen kunnen echte pestkoppen zijn.
Vriendelijke groet,
Een reactie posten