woensdag 18 februari 2015

Scheten in de nacht





 Scheten in de nacht

Waar zit dat hoofd Kees Kriele, schiet  wat op. Corrie was kribbig. Ze liepen op de badweg. Voor hen fietste een man in een wit jasje,  een slager of bakker ,die bij het Strandhotel een bestelling had afgeleverd. Een jonge vrouw trok een bolderkar met  kleuter. Op de duintoppen waren vakantiehuisjes geklommen. 
Links in een flauwe bocht waar de badweg weer omhoog kronkelde stond  de loods van de Noord- en Zuid Reddingboot Maatschappij.  Uit de verte leek het een  vakantiebungalow.  De reddingboot had Vlieland niet meer. Het stenen gebouwtje kreeg een andere bestemming. Tegen de zijmuur lagen en stonden fietsen, achter het huis  was een groene legertent.

’Hier bij die schuur wil ik  kijken, daar was  ik  met de Muloschool  een week op vakantie,’zei hij. Corrie ’s bruine ogen keken geërgerd.
‘Jij doet maar waar je zin in hebt, ik ga vast  in ’t dorp etensspullen halen. Je komt me maar na. Ik ben bij de groenteboer,- slager of kruidenier en als je me  daar niet vindt, zit ik in de Cafetaria, misschien komt nog een lollige kerel tegen. Jij bent de hele dag al zo gezellig.’
Voor hij een kik geven kon, marcheerde ze over de straatstenen richting Vlieland- Dorp. 
Langs de muur met de fietsenchaos kwam  hij op ’t platgetrapte  rulle zandpleintje aan de achterkant. De baanderdeuren waren open.

Binnen stonden  lange tafels en banken. Daar had hij met zijn klasgenoten in 1950 gegeten. In ’t midden was een losse trap naar de vliering waar de meisjes onder toezicht van  Mevrouw Vermeer en mevrouw Pinkster  de nacht doorbrachten. Daar sliepen ook Annie, Adri en Ciska. Van wie hij wel  droomde dat hij met alle drie beurtelings verkering had en dat ze dan  in een woonbootje samen een tocht over de IJssel maakten.
Die trap werd opgehaald, eigenlijk was het meer een ladder, dan klapte een luik dicht en waren de meiden van de buitenwereld afgesloten bewaakt door  de twee cerberussen Pinkster en Vermeer,  veilig voor hitsige en avontuurlijk- nieuwsgierige jongens.

Nu was er niemand, ook de groene legertent waarin de jongens sliepen was leeg. De schoolklas die er nu een werkweek had, was misschien op ’t strand, wandelde naar de Vliehors of ze ving onder leiding van hun natuurkundedocent, wadpieren,  zocht schelpen.
Over het zandveldje liep Kriele naar de plek waar hij toentertijd zijn ronde miniatuur circustentje had opgezet, waarin hij apart kampeerde met vijf andere jongens. 
Tot zijn stomme verbazing had de directeur van de school het goed gevonden dat hij zijn eigen tent meenam en wat slaapvrienden uitkoos.
 Ze lagen er met hun voeten naar de enige tentstok, sliepen zo in een cirkel, vertelden  gore moppen, en vooral de wat oudere en wijzere Gert wist pikante details over hoe je het kon doen en ondertussen speelden ze met hun piemel en lieten onbekommerd echte of imitatiescheten. Het was bar gezellig, ouwe jongens krentbrood; Fred, Karel,Teunis, Gert, Johan en hij, Kees Kriele, de trotse bezitter van de ronde  tent.
Zo bliezen ze stoom af en  als er van onder geen gas meer vrijkwam, persten ze  hun kleffe winden door samengeknepen lippen. Het duurde eeuwen voor de een na de ander uitgeblust in slaap sukkelde terwijl  het licht van de vuurtoren met zijn lange armen  eiland en tentje aftastte en buiten branding rumoerde
Mijmerend  liep hij  de badweg af langs het  eilandkerkhof en  het Armhuys  naar Oost- Vlieland. De dorpsstraat was uitgestorven. Corrie zag hij nergens. Bij de cafetaria zat iemand alleen aan een tafeltje met een blocnote. Misschien schreef de man een gedicht of een boodschappenbriefje.

1 opmerking:

Athy zei

Those were the days