De Langeslag
‘ Skeletten van vrijend paar gevonden…… ‘,Kees Kriele wreef wat fijn strandzand, dat bij
vlagen om het windscherm kwam, van zijn gezicht. Soms was
het hem of niets werkelijk aan de vergetelheid werd prijs gegeven.
Overdonderd keek hij naar het korte bericht op de voorpagina ergens onder een
groepsfoto van het kabinet Biesheuvel en naast een alarmerend verslag van een
invasie monsterkwallen op onze kust.
Kwam het door de schichtige blik van de
nieuwe minister van Binnenlandse Zaken dat hij onmiddellijk aan Gert Panneman dacht. Die schoolgenoot met
zijn gezicht vol pokdalige achterdocht of
bracht de afschuw van kwallen hem Ciska en daarmee haar onafscheidelijke
vriend in gedachten. Kon het dat haat, ergernis en jaloezie na al die tijd slechts zo ‘n zwakke prikkel
nodig hadden om geactiveerd te worden.
Met samengeknepen ogen las hij het sensatienieuws nog eens
over:’ Naar onze correspondent meldt, heeft de beheerder van een kampeerterrein te H. nabij het landgoed Berkenhove in een oude grint
en zandgroeve een lugubere vondst gedaan. Tijdens het laden van zand voor het
zogenaamde ‘Kinderparadijs’, van de
camping stuitte hij op de overblijfselen van wat hij noemde een scharrelend
paartje. Omtrent hun identiteit tast de plaatselijke politie bij monde van wachtmeester Melisie nog in het duister.’
De zon blonk, de
krant ,een fel wit, trilde in z’n
handen. Hij keek naar Corrie zijn vriendin. Ze lag te lezen; in een
pocketboekje dat The Long Good- bye heette. Ze
keek op, voelde altijd zijn ogen
als hij haar observeerde.
‘Heb je dat stukje van die skeletten gezien,’ vroeg hij.
Ze knikte, zei dat ze het maar een kul verhaal vond. Die
verslaggever overdreef , had teveel
fantasie. Hoe kon je aan een verzameling botten zien dat er gevrijd werd.
Ze ging verder met haar boek. Hij staarde naar de zee. In de verte voer een kustvaarder. De
lucht was subtropisch blauw. Overal in het rond mensen, draagbare radio’s,
hoopjes kleren en strandtenten, vlakbij
twee jonge Duitsers in hun eigen domein.
De kampbeheerder was een nette vent. Scharrelen, kom nou Ciska
en Gert hadden de kinderziekten van een verkering al lang achter zich. Want dat
zij het geweest waren daar bij die zandafgraving, stond voor hem vast.
Een
ideale afgelegen plek als je ongestoord
in de vrije natuur intiem wilde doen. En die Gert hield er rare seksuele
fratsen op na. Er stond maar een huis hoog op de rand van dat mini- ravijn
waaruit overdag vrachtauto’s zand kwamen laden.
Die politie- agent moest hij wel kennen, want dat was een
collega van zijn vader, opperwachtmeester Kriele, geweest. Ze woonden toen in H
aan De Langeslag, een straat die in het dorp begon, als een lintworm naar de
rand van H. kronkelde, weliswaar in de richting van de Keuterstraat, maar
eigenlijk geen einde kende.
Immers in
het verlengde van De Langeslag begon een
smal zandfietspad waarlangs je via de Haneweg het Openluchtzwembad op de grens
van E. kon bereiken. In die plaats op de
Uloschool zat Ciska bij hem in de klas
en langs dat dunne slingerpad kwam zij soms naar H. fietsen als ze was wezen
zwemmen. Met Gert Panneman die een keer
was blijven zitten en Karel Mosterd reed hij elke dag naar die ulo- of
muloschool.
Wat moest hij nu doen. Naar H. gaan! De politie wijzer maken? Dan
kwam alles wat hij een kwart eeuw terug meemaakte met die twee weer boven.
Hun
plotselinge verdwijning werd lang door het dorp besproken toen. Algemeen
was gedachte geweest dat die twee er
samen vandoor gegaan waren naar de grote stad of nog verder. Hij had het allemaal weggestopt; die periode
en zijn rol daarin.
2 opmerkingen:
Spannend, hoop op een wordt vervolgd. Goed geschreven, je ruikt meteen dat er wat aan de ahnd is....
Wat dan wel Athy en het vervolg staat er ook al op
Een reactie posten