De ramen van de passagierskajuit waren beslagen. De regen
striemde. De zee tussen Vlieland en Terschelling was onrustig. Met het
motorschip Koegelwiek was Karel Mosterd op weg naar z’n volgende eiland. Hij
schreef wat: aantekeningen voor een reisverslag.
De boot deinde hinderlijk.
Daarom stopte hij het notitieschriftje in
de binnenzak van z’n jekker.
Zo’n
overtocht duurde een half uur.
Straks zette hij op camping Dellewal zijn lichtgewicht tentje op. Hopelijk werd
het weer beter.
Hij overdacht zijn eilandentrip, was nu al een paar dagen
‘on the road’. Met de trein naar Den Helder , dat naargeestige eindstation, het
veer over het Marsdiep, per bus na een tussenstop in Den Burgh en De Koog naar
De Cocksdorp en vandaar op een bootje dat ‘De Vriendschap’ heette naar de
aanlegsteiger bij het Posthuis op Vlieland.
Het was een kalme
pleziervaart geweest. De straaljagerpiloten van de vliegbasis Leeuwarden die
vaak schijnaanvallen met nepbommen op de Vliehors deden, hielden kennelijk een
koffiebreak. Aan boord waren twee vrouwen
van zijn leeftijd of iets jonger waarvan hij er een aantrekkelijk vond.
Ze hadden echter alleen oog voor elkaar.
Hij las wat in De
Texelse Courant die in De Koog van een terrastafeltje meegepikt had. Z’n oog viel op een bericht. In Heerde op de Veluwe
waren bij een zandafgraving stoffelijke
resten gevonden Volgens een woordvoerder van de plaatselijke politie zou het om
G.P. en C.B. kunnen gaan, twee jonge mensen die al jaren vermist werden.
Heerde
kende hij van de tijd dat hij voor de Apeldoornse Courant werkte. Wie zou de
correspondent zijn die dit stukje naar het ANP of de GPD gestuurd kon hebben.
De twee vrouwen net als hij ook aan dek giechelden en zaten aan elkaar te
plukken. Meeuwen krijsten. De boot maakte een
lange bocht naar de kust van Vlieland.
Eilandhopping heette
de tocht die hij maakte. Hij was te voet, wilde een brochure of artikel
schrijven over wandelen in Nederland. Dit zou een soort reisverslag worden. Van Terschelling
kon hij met wat geluk met een zeilschip meevaren naar Ameland en
Schiermonnikoog, dan naar Lauwersoog, vandaar misschien met een garnalenvisser of een plezierboot mee naar
het getijdenhaventje van Noordpolderzijl en vervolgens een voettocht langs de
dorpen op het Groninger Hogeland naar
Delfzijl.
Misschien kon hij zijn verhaal kwijt aan De Kampioen, De Libelle of een ander
tijdschrift. Als hobby- freelancer schnabbelde hij alles wat los en vast zat
bij elkaar en af en toe kon hij iets slijten aan de Zwolse of Apeldoornse
Courant.
Als een bezige bij produceerde hij zijn pretentieloze stukjes.
Hij keek nog eens naar de twee meisjes, want dat waren het
vanuit zijn optiek toch nog. De een had Demi Moore- achtige ogen en een
sensuele manier van kijken die hem prikkelde, maar veel verder dan een vaag
verlangen en wat fantaseren kwam dat bij Mosterd niet. Hij was na een mislukte
en uitzichtloze jeugdliefde vrijgezel gebleven, wandelde graag, las veel. De
vrouwen snapten hem niet. Hij was impulsief, deed onverwachte dingen, maakte
wonderlijke grappen waarvan de humor velen ontging.
Zo was hij afgezien van een paar ontspoorde relaties en uitzichtloze verliefdheden
solitair gebleven. En na een incident met een klasgenootje in het begin van zijn adolescente jaren,
was hij zijn onbevangenheid kwijt. Het was een bladzij uit zijn jeugd die hij
weggescheurd en versnipperd had.
Tussen hem en een vrouw kon het nooit
meer echt spontaan iets worden. Hij
had het
uiterlijk ook niet mee, vond hij. Z’n hoofd was te groot, zijn
bovenbenen waren te kort, z’n ogen te donker en ernstig.
En het gezin waarin
hij opgroeide kende tegenstellingen. Een moeder die uit schaamte nooit buiten
kwam omdat ze olifantsbenen had, een vader die overdag altijd onzichtbaar was,
een veel oudere broer die als ambtenaar al op het Gemeentehuis werkte.
Die
moeder was donker en klein net als hij, vader
Mosterd blond en rijzig net als de grote broer die nooit iets aardigs zei en
deed alsof hij niet bestond.
De boot draaide een bocht .
Mosterd ging aan dek. Het
was op een spatje na droog geworden. In
de verte zag hij de Brandaris. Die wilde hij beklimmen. Misschien mocht je er niet
naar boven. Maar op Vlieland had hij met een smoesje de kleine vuurtoren op
zijn duintop toch ook mogen bekijken.
Hij glimlachte, dacht aan die jonge vrouw in een cafetaria of pannenkoekenhuis in de
Dorpsstraat. Ze had een grappig gezicht. Hij had een zwak voor bruine ogen die een beetje stuurloos waren. Aan het tafeltje naast ‘t zijne had ze met een
volle boodschappentas zo ongeduldig op iemand zitten wachten.
Bij ’t weggaan had ze inderhaast een paar
geschreven ansichtkaartjes laten liggen. Die zou hij maar ergens op de bus doen, maar niet nadat hij ze
nog eens gelezen had. Groeten van Corrie had hij met een vluchtige blik gezien en een van de geadresseerden kwam uit Amersfoort maar
veel wijzer werd hij daar niet van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten