dinsdag 26 januari 2016

Het Oude Rechthuis en een Leedaanzegger




Tegen half elf uur was de Kikkertent van Mosterd droog genoeg. Hij nam afscheid van vrouw Haan, zwaaide naar de meester van het dorp die op het miniatuur schoolpleintje op een stoel in het zonnetje zat. Het was pauze. De achttien kinderen speelden visnetje. Gisteren had Hommeles hem naar die eenmansschool gestuurd, want meester Menno Pootaardappel kon toch nog veel meer bijzonderheden over de kleine leefgemeenschap vertellen. 
Dat Pootaardappel was niet meesters echte achternaam.
De Oldenzijlster dorpsbevolking gebruikte graag bijnamen. De man heette Kriele. Een krieltje was een kleine ronde aardappel die als pootgoed werd gebruikt en Obbena, de rijke heer en meester van De Korenaar was gespecialiseerd in het kweken van poters. Het was allemaal van een soort morbide logica. Als de man nu een klein rond koppie had gehad! 
Karel liep de hoofd- en enige weg af die het dorp rijk was af en overdacht alles wat hij aan de weet gekomen was.  Hij passeerde de woning van koster Klinkhamer, daarna een huis met de naam: ‘Het Oude Rechthuis’, ooit, misschien in de Middeleeuwen was er hier dus ook recht gesproken, vervolgens kwam het huisje van leedaanzegger Lijster in zicht.  Die was lijkbezorger en aanspreker, iemand die na een overlijden de nabestaanden inlichtte en begrafenissen regelde.

Op aanraden van  boer Geert had hij ook met die man een praatje gemaakt. Wanneer er in het dorp een sterfgeval was, trok Lijster een begrafenispak aan, zette een hoge hoed op en ging te voet de huizen langs, belde aan en verkondigde met luide stem wie gestorven, wat de oorzaak en omstandigheden waren, wanneer de teraardebestelling plaats zou vinden en of er in het kleine kerkje een uitvaartdienst gehouden werd. Als er dus sprake kon zijn van misdrijf, onnatuurlijke dood en andere pikante details, was Koos Lijster de aangewezen persoon om iets aan de weet te komen.

‘Maar,’ lachte Geert, ‘ wat Koos vertelt is niet altijd betrouwbaar. De mensen laten  hem vaak binnen om op adem te komen, en geven hem dan een borreltje. Tegen de tijd dat hij bij de laatste huizen aanbelt, komt zijn treurige boodschap niet meer vlekkeloos over.’

Mosterd was gisteren van Lijster maar weinig wijzer geworden. Het was een grote zware man. Ook hij kroop in zijn moestuintje rond net als  koster AKlinkhamer en hees zich moeizaam op aan de steel van een greep toen Karel hem wat vroeg. 
Hij  zweeg lang en keek argwanend. Mannen met rugzakken die zeggen dat ze journalist zijn, moet je niet vertrouwen, zag je hem denken. Het enige wat hij losliet was dat er een tijd terug iemand uit het dorp was doodgereden, maar dat gebeurde in de grote stad Groningen.

Net voorbij het huis van Koos, de doodbidder en slechtnieuwsbrenger, passeerde Mosterd links het Balkjespad en de  door een gracht omsloten boerderij van  de vrijgezelle broers Geert en Pieter. Rechts was de doodlopende Hommelesweg.
Het huis op de hoek stond met de zijgevel op straat. Aan de muur hing een rode brievenbus. Hier zou hij de ansichten die bij sinds Vlieland nog had, kunnen posten. Hij bedacht zich, wie weet werden de brieven hier maar zelden gelicht. 
Aan het einde van de Oldenzijlsterweg ging hij rechts af de Dijkumerweg op richting Garsthuizen en Loppersum. Er  lag nog een flinke wandeling door het landschap meanderende wegen voor hem in het verschiet.
©c.u.

 vervolg van

Geen opmerkingen: