Tegen half elf uur was de Kikkertent van Mosterd droog
genoeg. Hij nam afscheid van vrouw Haan, zwaaide naar de meester van het dorp
die op het miniatuur schoolpleintje op een stoel in het zonnetje zat. Het was
pauze. De achttien kinderen speelden visnetje. Gisteren had Hommeles hem naar
die eenmansschool gestuurd, want meester Menno Pootaardappel kon toch nog veel
meer bijzonderheden over de kleine leefgemeenschap vertellen.
Dat Pootaardappel
was niet meesters echte achternaam.
De Oldenzijlster dorpsbevolking gebruikte graag bijnamen. De
man heette Kriele. Een krieltje was een kleine ronde aardappel die als pootgoed
werd gebruikt en Obbena, de rijke heer en meester van De Korenaar was
gespecialiseerd in het kweken van poters. Het was allemaal van een soort
morbide logica. Als de man nu een klein rond koppie had gehad!
Karel liep de
hoofd- en enige weg af die het dorp rijk was af en overdacht alles wat hij aan
de weet gekomen was. Hij passeerde de
woning van koster Klinkhamer, daarna een huis met de naam: ‘Het Oude
Rechthuis’, ooit, misschien in de Middeleeuwen was er hier dus ook recht
gesproken, vervolgens kwam het huisje van leedaanzegger Lijster in zicht. Die was lijkbezorger en aanspreker, iemand
die na een overlijden de nabestaanden inlichtte en begrafenissen regelde.
Op aanraden van boer
Geert had hij ook met die man een praatje gemaakt. Wanneer er in het dorp een
sterfgeval was, trok Lijster een begrafenispak aan, zette een hoge hoed op en
ging te voet de huizen langs, belde aan en verkondigde met luide stem wie
gestorven, wat de oorzaak en omstandigheden waren, wanneer de
teraardebestelling plaats zou vinden en of er in het kleine kerkje een
uitvaartdienst gehouden werd. Als er dus sprake kon zijn van misdrijf,
onnatuurlijke dood en andere pikante details, was Koos Lijster de aangewezen
persoon om iets aan de weet te komen.
‘Maar,’ lachte Geert, ‘ wat Koos vertelt is niet altijd
betrouwbaar. De mensen laten hem vaak
binnen om op adem te komen, en geven hem dan een borreltje. Tegen de tijd dat
hij bij de laatste huizen aanbelt, komt zijn treurige boodschap niet meer
vlekkeloos over.’
Mosterd was gisteren van Lijster maar weinig wijzer
geworden. Het was een grote zware man. Ook hij kroop in zijn moestuintje rond
net als koster AKlinkhamer en hees zich
moeizaam op aan de steel van een greep toen Karel hem wat vroeg.
Hij zweeg lang en keek argwanend. Mannen met
rugzakken die zeggen dat ze journalist zijn, moet je niet vertrouwen, zag je
hem denken. Het enige wat hij losliet was dat er een tijd terug iemand uit het
dorp was doodgereden, maar dat gebeurde in de grote stad Groningen.
Net voorbij het huis van Koos, de doodbidder en
slechtnieuwsbrenger, passeerde Mosterd links het Balkjespad en de door een gracht omsloten boerderij van de vrijgezelle broers Geert en Pieter. Rechts
was de doodlopende Hommelesweg.
Het huis op de hoek stond met de zijgevel op straat. Aan de
muur hing een rode brievenbus. Hier zou hij de ansichten die bij sinds Vlieland
nog had, kunnen posten. Hij bedacht zich, wie weet werden de brieven hier maar
zelden gelicht.
Aan het einde van de Oldenzijlsterweg ging hij rechts af de
Dijkumerweg op richting Garsthuizen en Loppersum. Er lag nog een flinke wandeling door het
landschap meanderende wegen voor hem in het verschiet.
©c.u.
vervolg van
Geen opmerkingen:
Een reactie posten