Langs een oprijlaan met populieren kwam Mosterd op het achtererf van de Hommeles boerderij. In de twee grote baanderdeuren zat een deurtje. Dat kraakte open. Karel stond op de deel. Het rook er naar leem, stof en zand. In een half leeg hooi vak waren een wipkar, een trekker en een landbouwmachine gestald.
Tussen de hanenbalken hingen in gedempt
daglicht fluwelen spinragsluiers. Een paar boerenzwaluwen vlogen af en aan,
gingen ook wel door het uilenbord hoog in de achtergevel naar buiten om vliegen
te vangen.
Verder was er geen sterveling.
Hij liep naar voren, opende links een
deur, belandde via een donkere gang in een soort huiskamerkeuken.
Op de
eettafel een stilleven van: messen borden, omgekeerde kop en schotels,
roggebrood, een aangesneden boerenbruin, een pot appelstroop, kaas, spek en
daarnaast een opgevouwen land- en tuinbouwblad. Op de potkachel zong een ketel
met theewater zacht.
De zoldering en het bloembehang waren vuil en geblakerd.
Op de houten vloer walmde een petroleumstel met een weckketel vol weckflessen
sperziebonen en stoofperen
Karel ging
terug naar de spelonk duistere gang, deed aarzelend aan het eind daarvan rechts
een piepende uit het lood hangende deur open en stond in een lege koestal.
Achterin liepen wat kippen. In de buitendeur
daar zat een luikje waardoor het kakelvolk het erf op kon. Ook hier was het stil!
Toen wat
geritsel, er drukte een hard voorwerp in zijn rug.
Een stem klonk: ‘Nog een
beweging en ik schiet u dwars door midden, Heerschap! Wat moet dat hier!’
Hij keerde
zich om, tastte naar de binnenzak van zijn jas. Voor hem stond iemand met de
steel van een drietandige hooivork naar hem toe. De man had een scheef hoofd
gelig haar, lichtblauwe ogen, keek een beetje geamuseerd en droeg een
lichtgroene verschoten overall. Onmiskenbaar agrariër Geert Hommeles.
Karel zei
wie hij was, wat hij wou en dat de koster van de kerk hem hier heen gedirigeerd
had.
Geert
lachte: ‘Ik dacht dat meneer een van die nieuwelingen van het dorp was, die
sinds vorig jaar bij de Paapstilsterbrug wonen. Ik heb vaak aanloop van die
lui. Ze willen melk en eieren.’
Hij kende, wel iets van het dorpsgeschiedenis
en er waren ook oude foto’s. Het was jammer dat zijn broer Pieter op het land
in de bieten was, want die wist veel meer, was een man van de wereld, had in
Nederlandsch Indië gevochten.
Meneer Mosterd moest maar even mee naar voren
komen. Ze liepen terug naar de keuken. Geert vroeg of meneer thee wilde en keerde de kopjes om.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten