Posts tonen met het label duiven. Alle posts tonen
Posts tonen met het label duiven. Alle posts tonen

maandag 11 januari 2016

Wijde vluchten



Wijde vlucht



Ik wens je nu goeie vleugels toe.
Oké dan  kan ook ik dus vliegen,
me in de lichte wolken wiegen.
Maar zeg me waar heen en hoe

'Verder dan de dag van morgen,
je ziet wel, maak je geen zorgen.
Je kunt mooi naar andere duiven
en vreemde fladdervogels wuiven.

Waar kom ik met al dat vleugelslaan
dan aan, zul jij daar  te wachten staan,
zal ik na zo'n lange reis hard landen
of vang jij me op met zachte handen.

©c.u. 11-01-‘16

zaterdag 26 december 2015

In blijde verwachting




Mijn poëzie las ik al eens voor bij de  buren
zo stond ik in ’t leven vaker voor snoeihete
 vuren. Ze hadden dat van de man zo solitair
op nummer 8 of 9 nu niet direct verwacht.

Die hield toch duiven waarvan je de veren
soms in het rond zag stuiven.  Hij lachte
wat verlegen maar alles wat je ziet, hoort,
voelt, komt uiteindelijk door jou. De ander
registreert op ’t netvlies, vogels, vleugels,
vlees, poten, ogen, poes van de overkant,
 jachtgeweer, schot hagel, duivensoep.

Hij declameerde gedragen: ‘Een dinosaurus
steekt over op ‘t zebrapad, een vlinder fladdert
digitaal langs de windmolens en wolken
van een verte. En ik heb m ’n vrienden op
donderdag gescheiden netjes bij de weg
gezet, vriendinnen zijn eerder gerecycled
voor duurzame goedkope nieuwe energie
‘t Is kerst ‘t wachten is nu op de slimme meter.’        ©c.u 26-12-‘15



vrijdag 27 mei 2011

De laatste foto's van Ouwe kees

                  Naast zie je nog een glimp van z'n vrouwtje maar wat moet ze nou met zo'n snurkende sukkelaar

 Op zondagmiddag 22 mei keerde Ouwe Kees, mijn meest bejaarde duif-hij was 17 jaar- niet terug op het hok. Tijdens  het vliegen en draaien van zijn rondjes boven de wijk moet hij verongelukt zijn of  hij is door een roofvogel gepakt. Hij vloog het laatste half jaar al niet meer met de andere duiven in koppel.  Dat kon hij niet meer bijvleugelen.   
Hij was wat slecht ter poot of been net als zijn baas Maar vliegen gingen eigenlijk nog best prima voor zo’n ouwe duivenheer. En dus klapwiekte en zweefde hij nog hoog in de lucht. Dat was een lust voor het oog. Maar een alleen vliegende duif loopt extra risico en is een makkelijke prooi voor  sperwer, havik en slechtvalk.

Ouwe Kees was van 1994 en in zijn jonge jaren  werd bijvoorbeeld 1997, meen ik, een topjaar. Hij vloog toen in een seizoen 4  vroege prijzen van de zogenaamde Pyreneeënvluchten Het was een van mijn meest trouwe duiven en daarom mocht hij op het hok blijven en daar van zijn ouwe dag genieten.
In de eerste maanden van dit jaar  echter begon hij wel een echt oud mannetje te worden. Hij zat bij wijze van spreken  het grootste deel van de dag achter de geraniums. 
Meestal lag hij in de zon te slapen. Dan leek het vanuit de verte alsof hij dood was. Kwam je dichterbij kwam dan knipte zijn oog open en keek hij met zo’n blik van:'  wat moet je nou! of:' Hoepel op met dat gedoe met dat fotoding van je!' 

                                                     ik ben er nog hoor      
                         
Maar al met al  werd het de laatste dagen steeds meer duidelijk dat hij het een beetje gehad had met  het duivenleven En een week geleden was het dus zover. Hij keerde niet terug van zijn missie: ’ old soldiers never die; they just fade away’ moet je maar denken. 
Hierbij en hieronder de laatste foto’s die ik begin mei van hem maakte. Hij sliep in de zon. Toen ik naderbij sloop om te zien of er nog leven in dat hoopje veren zat deed hij een oog open zo van: ' heb ik wat van je aan, soms'  en daarna helemaal  wakker en alert met omgewend hoofd: ‘ zeg eens, ik wil helemaal niet dat je een foto van me maakt daar koop ik niks voor geef me maar wat snoepzaad of een beetje hennep!' 


                                                            nee nee geen foto alstjeblieft
©c.u.

woensdag 30 maart 2011

Luchtgevechten



Vroeger hielp ik mijn ooms in 't hooiland. We namen brood mee voor de hele dag. Op een keer legde mijn oom Jan z'n boterhammen en kouwe  sterke koffie bij de slootkant. Met zijn paard en een rare machine ging hij het hooi schudden en ik mocht het bij elkaar harken.
Toen we een tijdje bezig waren, gaf hij een schreeuw; riep: ' ho' tegen het paard, schopte z'n klompen uit en begon richting sloot te rennen.
Verbaasd keek ik op: bij de slootkant zat een grote zwarte kraai, die Jan 's jasje opzij sleepte; het pakje brood in zijn snavel nam en zich daarna met ferme wiekslagen uit de voeten maakte. Wij hadden het nakijken.

De kraai had op een hek ons die morgen zien komen; hij kende het gedrag van mensen  op ’t land, wist dat ze brood bij zich hadden en had gezien hoe oom  Jan z'n middageten onder de jas verstopte.
Ik  vond 't wel geinig, maar Oom zag dat anders en het was maar goed dat hij z'n geweer niet bij zich had.

Een aantal jaren geleden liet ik mijn duiven vaak los tussen Wijk bij Duurstede en Amerongen.
Het was bij een parkeerplaats waar meer melkers met duiven kwamen. Je staat er hoog op de dijk, hebt ruim zicht en kunt je duiven lang volgen. Achter je ligt de rivier en voor je zijn de weilanden met in de verte de bosrand van de Veluwe.
Meestal loste ik de duiven in één groep en voor ik dat deed, keek ik  naar de hemel of er roofvogels  stonden te bidden. Was de lucht schoon dan trok ik de mand open.
Jagende valken en sperwers en meer van dat gespuis zie je niet altijd. Ik zou haast zeggen:’ Als je ze ziet is er geen vuiltje aan de lucht!’

                           bij Meerkerk;duif met open snavel is de 001,voor hem vliegt de jonge 64,onderaan de39

Op een keer liet ik mijn duiven één voor één vrij. Ze doken van de dijk af en trokken laag over het grasland naar huis, allemaal op dezelfde koers. Ik had na aankomst de duiven in de mand eerst een minuut of tien laten bijkomen van de autotocht.
De laatste vogel die vertrok, was de 917; een donkere doffer. Toen hij de bosrand  bereikte, stortte zich van links in een flits een roofvogel op hem. 
M'n duif zwenkte met een scherpe hoek in tegenovergestelde richting, maar de havik of valk draaide mee. In een wilde achtervolging gebeurde dit nog een paar maal. Telkens als de rover mijn 917 te grazen wilde nemen, ontsnapte hij.

De derde of vierde keer was 't zover, maar toen  wierp zich met veel lawaai een groep kieviten in de strijd; ze doken schreeuwend op de roofvogel neer. Die werd gestoord in zijn jacht; mijn duif vloog naar de grond en kwam het gras achter een boerderij terecht. Bij thuiskomst, zag ik de 917 op het hok zitten. Vanaf die tijd heette hij de valk.
Naar de plek bij de parkeerplaats ging ik niet meer; het was er onveilig. Ik herinnerde mij  die boze Oom Jan die op  kousenvoeten  vloekend en tierend achter een kraai aanzat.
Ik was er van overtuigd dat de roofvogel ergens in een hoge boom of op een schuur had gezeten en dat hij mij met mijn mandje had zien komen en toen de laatste duif extra laag over de grond vertrok, had hij gedacht: kip ik heb je!

In maart of april van dit jaar ging ik op een stille zondagmorgen wat duiven africhten. Van mijn buurman kreeg ik drie late jonge doffers mee die op de natour in september al wat training hadden gehad.
Ik reed naar de plek waar het Amsterdam -Rijn kanaal met sluizen in de Rijn  komt. Daar kwam ik vaker; ook dat is een plek waar melkers graag hun duiven lossen. Toch staan daar wat hoge populieren en ook op de hoge sluistorens kan best iemand zitten met boze plannen.
Ik gaf eerst Buurman’s dieren de vrijheid; toen ik me oprichtte van de mand waren de vogels gevlogen; letterlijk en figuurlijk. Ze waren van de aardbodem verdwenen. Nergens  tot ver in de wijde omtrek was een duif te zien; het was ongewoon stil in de lucht. 
Daarna liet ik een geroutineerde oude overnachtduivin los en vervolgens ging de grote mand open en vertrok de rest. Die zag ik nog wat rondtrekken voor ze in noordelijke richting verdwenen.

Toen ik thuis kwam, waren die duiven thuis. De duivin en jonge doffers van de buurman ontbraken. We hebben ze nooit terug gezien.
Mijn buurman vond 't gek dat z'n duiven weg waren. Drie of vier duiven op één morgen gepakt door roofvogels , was een beetje te veel van het slechte, maar volgens mij was het niet onmogelijk dat een paar van die zware gevederde criminelen  mij geduldig hadden zitten opwachten. 
Ze zullen tegen elkaar gezegd hebben:’ Moet je opletten, jongens, daar heb je weer zo'n suffe duivenmelker!’
De moraal van het verhaal: ga niet steeds naar dezelfde plek, geef je ogen goed de kost en wantrouw de stilte.
O ja, de 917, mijn valk, raakte ik kwijt op Bergerac of Montlucon.

tekst en foto© c.u.

zaterdag 26 maart 2011

Het trieste einde van de duif Belmondo



Verrassingen zijn niet altijd even  aangenaam. Dit verhaal gaat niet over  een Franse filmster maar over een onfortuinlijke duif. Bij het maken van een reportage had ik eens kennis gemaakt met een duivenmelker die superhard met zijn  duiven vloog. Hij had die met Italiaansklinkende namen gedoopt en toen ik wat later op een slecht bezochte verkoping voor 35 euro een jonge donkere duif van het Van der Wegensoort  aanschafte, noemde ik die aanwinst Belmondo. Wie weet ging dat beestje daardoor ook geweldig presteren! Het spreekwoord luidt toch niet voor niks: ‘ Nomen est Omen; De naam is het voorteken’
Op een avond midden augustus kreeg ik een jongen met een sopraanstem  uit Baarn aan de telefoon:’Meneer, ik heb hier een duif van U. Het is nummer 26. Dat staat op de ring.’
Ik reageerde verheugd, want de 26 was een jonge kras die ik  van de warme- oostenwind- Morlincourt van een dag of tien daarvoor, was kwijt geraakt. Het duifje was vier keer mee geweest, meldde zich telkens als eerste op zijn thuishaven.

De beller temperde mijn vreugde met: ‘Hij is dood, meneer, er was hier vanavond een wolkbreuk en het waaide knoerthard. Ik denk dat ie ergens tegenaan gevlogen is. Hij lag na de regen  hier opeens op het erf.’
Ik zei dat ik de duif de volgende dag toch wilde ophalen en vernam dat de opvanger  ergens in de polder langs  de Eem woonde. De duif had tenslotte 4x prijs gevlogen en ik kon de chipring  en de gewone ring natuurlijk nog wel weer gebruiken.
De jonge Soprano vertelde dat ie op maandagmorgen naar school moest, maar dat zijn vader en Opa wel in de buurt van het huis waren.
’Heus meneer, eigenlijk kan ik die duif beter weggooien en U kunt er natuurlijk niet meer mee vliegen,’grapte hij nog, maar ik was niet van mijn plan af te brengen.
’Het is heel fijn dat je gebeld hebt. Nu weet ik tenminste wat er van m’n duiven  terechtkomt,’zei ik nog.

De maandagmorgen bracht mij,  na wat zoeken en verkeerd rijden, bij een boerderij aan de oever van  het riviertje de Eem.
De boer die met een tractor tussen een hooiberg en de bijgebouwen rondreed, schreeuwde en wees:’ U komt voor die duif! Daar  bij de achterdeur!’
Ik liep er heen: in een plastic zak waarin kunstmestkorrels hadden gezeten, lag het geraamte van mijn 26. Dat was een onaangename verrassing. Er zat geen veer of vlees meer aan. Een en ander stonk behoorlijk. Inspectie van de beide ringen bracht de tweede schok: Het was niet de jonge succesvolle 26 maar de 062 van 2000, de Belmondo, die ik een kleine drie weken eerder naar Bergerac had ingekorfd.
De jongen had iets gezegd van, meneer, ik denk dat ie ergens tegenaan is gebotst. Dat was wel een staaltje van galgenhumor. Bovendien had de druiloor zich vergist met de nummers.

De boer klom nu toch even van zijn trekker, maar liet de motor draaien.
’Die duif is helemaal opgevreten door een roofvogel. Hij is uit de dakgoot los gespoeld bij die donderbui van gisteravond. Daar hebt u niet veel meer aan!’
Hoofdschuddend ging hij verder met zijn werk.
Opa, om een praatje verlegen, kwam uit het achterhuis en wilde weten of zulke duiven nou duur waren. Dat had hij wel eens gehoord, dat je veel met duiven kon verdienen.
‘Zijn uw koeien veel geld waard,’ vroeg ik grimmig.
“Nou’, zei hij, onbewust van mijn ergernis,’als ze veel melk geven, in het stamboek staan en op tentoonstellingen prijzen winnen, dan wel! Dan krijgen ze een strik om en geven ze je een beker.’
Ik gooide het plastic, met wat er over was van mijn Belmondo,  in de koffer van mijn auto, groette Opa en reed weg.

In de verte zag ik de Onze Lieve Vrouwentoren van Amersfoort. Die had mijn duif toch ook  moeten zien staan en toch was ie in het zicht van de haven gestrand. Was het beestje zo de kluts kwijt? Of had het iets verkeerds gedronken! In die roofvogeltheorie van de boer, geloofde ik niet erg.
Zo in gedachten verzonken verdwaalde ik vervolgens eerst nog in het mooie polderland bij Baarn. Belmondo: mooie wereld!

woensdag 9 maart 2011

Een blijde gebeurtenis

.
                                                                       .
Aan het eind van een zomervakantie kreeg ik van mijn Amsterdamse dochter twee konijnen. Daar was ik in verste verte niet blij mee.
" Luister eens, ik heb al  twee katten en vijftig postduiven," protesteerde ik. Maar die argumenten maakten geen indruk.
" Het is maar tijdelijk", riep ze enthousiast.
" Dat heb ik meer gehoord," bromde ik.
 Ze zou  kostgeld  betalen, zei ze, en die beesten konden op haar kleine balkonnetje in de Jordaan niet uit de voeten. Ze zei dat het twee mannetjes waren en dat ik  niet bang hoefde te zijn. Die noemde ze Hans en Koos. Ze had een rijke fantasie, vond ik, die dochter van me.


De volgende dag bracht ze  de knabbelaars met hok en al. Ook had ze een van klei gebakken konijnenkop voor me meegenomen.Ze had 't kunstwerk eigenhandig vervaardigd.Dat was mijn beloning! 
Ik gaf haar als tegenprestatie  drie verdwaalde duiven. Die mocht ze  bij haar huis op de Lindengracht loslaten, dan was ik ze kwijt. Eentje kwam  uit Beverwijk ,dat was in de buurt; de andere twee moesten naar Drachten en Enschede die waren verder van huis
‘s Middags kwamenDe Priester’ en’ De Brombeer’ van het CCG bestuur langs. Ze wilden  problemen met de Afdeling bespreken. Ze waren in een jolige bui! Toen ze Hans en Koos zagen, waren de grappen niet van de lucht
“Ga  je  met duiven stoppen, word je lid van een konijnenclub,” vroeg ‘De Brombeer’.
“Dat is zijn nieuwe geheime wapen! Hij denkt  dat zijn duiven gemotiveerder naar huis komen als er een paar dakhazen  zitten te wachten!” stotterde de Priester.
“Dakhazen zijn katten,” verbeterde ik.Kortom ze waren geestig en ik was blij toen ze na de koffie weg waren.


Na een week belde ik mijn dochter op, want ik maakte me zorgen: Koos en Hans besprongen elkaar. Dat kon een onschuldig genoegen zijn, dat wel, maar ik wilde haar toch van dat driftige gewip op de hoogte stellen. Ze was er niet. Na de pieptoon kon ik een boodschap inspreken. Het praten tegen een antwoordapparaat is maar een lullige bezigheid en zeker als je het over konijnen had, dacht ik.


's Avonds belde ze terug. Mannetjes deden het ook wel met elkaar, stelde ze me gerust.
"Heus, pa, er komt niets van! De man van de winkel heeft gezegd dat het mannetjes zijn!  Ja, die duifjes heb ik laten vliegen, eentje ging er in de boom zitten, dat was een leuk gezicht."
Ik geloofde haar onschuldige babbel niet.


De volgende dag kwam Ko, een liefhebber uit de straat naast mij, achterom.
'Konijn is lekker,' sprak hij toen hij Koos en Hans zag
'Dit zijn dwergkonijnen', wierp ik tegen,'die zijn te  klein.'
'Je kunt ze in mei natuurlijk  bij je weduwduivinnen gooien. Die gaan dan niet op de vloer liggen nestelen als  er konijnen rondhuppelen, dat heb ik  in het duivenblaadje gelezen', ging hij verder.
'Daar wennen ze aan en ze vreten die konijnenkeutels op' zei ik.
Die dochter van mij had me  mooi opgezadeld met die dwergsnuffelaars. Alle bevriende  duivenmannen die op de koffie kwamen, hadden commentaar.
 'Wie zijn geld wil zien verstuiven; hij kope konijnen en duiven' zei mijn oom Albert zaliger als hij van mijn postduivenhobby hoorde. Hij had een melkveehouderij en vond het zinloos geld uit geven aan andere dieren dan koeien.
En nu had ik ook konijnen.


Inmiddels gingen de weken voorbij. Het weer werd triester; de donkere dagen voor Kerstmis Ik knipte in die eerste winterdagen toen het even droog  was de coniferen en  maakte het buitenhok van Hans en Koos weer eens schoon; het was een smeerboel, het hok was in de voorbije dagen natgeregend. De jongens hadden een gigantisch berg  keutels geproduceerd. Ze kregen heerlijk verse stro en hooi. Koos sprong uit het hok; ik greep hem nog net in zijn nekvel en smeet  hem weer op z'n plaats. 
Vervolgens begon ik aan het nachthok. Het deurtje wilde niet open; al het hout was uitgezet door de overvloedige regenval. Met een hamer en een schroevendraaier wrikte ik de voorkant open. Het daglicht nam bezit van de konijnenslaapkamer; achter een berg stront en stro lagen zeven of acht zwarte konijntjes die ontzet alle kanten uitrenden. 


Ik was overdonderd. Wat moest ik daar in Godsnaam mee!
Als er in het voorjaar lammetjes geboren werden, riepen de mensen verheugd:" Het wordt lente." Maar wat je deed en zei als er tegen de Kersttijd konijnen geboren werden ,wist ik zo gauw  niet. Konijnen en Kerst hoorden een beetje bij elkaar, maar deze baby's waren voor de komende feestdagen zeker niet rijp voor de braadpan.
Hans en Koos hadden de zaak verkeerd gepland. Bovendien wie was Hans en wie was Koos; wie van hen was het vrouwtje? Dat probleem moest ik snel  oplossen. Mijn anatomische kennis van deze knabbelsoort was niet groot.
Ik zat in moeilijkheden; dat was zonneklaar
Nu had ik plotseling tien van die knaagdieren.
 Besluiteloos liep ik mijn tuin rond In tuinieren had ik geen zin meer. Ik deed het vlieggat van 't duivenhok open; de doffers die al gescheiden zaten, stormden naar buiten.


Ik kwam  een van mijn drie katten tegen. Het was de oude roodharige Hubertus. Hij was veertien jaar en zijn jachtinstinct stond  op een laag pitje. Mollen, goudvissen, lijsters of jonge konijntjes; vroeger bracht hij van alles mee  Van hem viel nu niet veel te verwachten. Waar moest ik met acht konijnen heen? 
En dan was er nog een kwestie die opgehelderd diende te worden. Ik had wel eens gehoord dat je bij een nest konijnen de vader moest verwijderen, omdat hij  anders z'n kroost de strot afbeet. Bovendien mocht je een nest niet verstoren en dat had ik al gedaan bij mijn schoonmaakactie. Wie, oh wie was de vader ! Was dat Hans of was het Koos. Welk beest moest ik apart zetten?.


Ik belde mijn dochter. Ik vertelde haar van de blijde gebeurtenis; ze begon uitbundig te lachen. Ze vond  't  het  einde. Ik ook.
'Je moet geboortekaartjes versturen, Pa,' plaagde ze
"En jij moet er een oplossing voor vinden," riep ik giftig, " je hebt gezegd dat het  tijdelijk is en nu zit ik met de brokken."
Ze zou haar best doen, beloofde ze. 
Even later belde ze terug. Ze had het. Ze wou de jonkies verkopen op de markt, op de Albert Cuyp , maar ze moesten eerst  een beetje groter groeien.
" Je moet nog een tijdje voor ze zorgen", zei ze, " Het is maar tijdelijk, heus Pa".
" Dat is met veel dingen in het leven zo," mopperde ik, " wanneer maak je eens kostgeld over, ik heb nog niks op de giro gezien."
Ze zou de  kleintjes over een tijdje ophalen.
Ik moest echter Hans en Koos scheiden. Aan Ko vroeg ik, hoe ik het sexe-probleem kon oplossen. Die zei' Je moet dat nieuwe lid van Pro Patria, hoe heet ie ook weer, eh.... die Van der Pal vragen. Hij is op een boerderij geboren en heeft verstand van zulke zaken.''
Palletje zoals die nieuwe aanwinst van onze club wel genoemd werd, kwam een paar dagen later. Het was een man met een volle baard en hij rookte een  sigaartje. Hij greep een spartelende Hans bij het nekvel, keerde hem om, duwde het korte staart op zij en sprak:' Kijk, dit beestje heeft een pijltje.' 
Hij blies er wat rook over, zette Hans weer op zijn landinggestel, keek mijmerend voor zich uit en zei:'Alsje die beesten kwijt wil, ik lust ze wel! '
''Ik zal er over denken', beloofde ik, en ik liet hem de poort uit. Toen ik de tuin inliep, zag ik Hans en Koos met hun voorpoten tegen het gaas snuffelen. Over een paar  zou het Kerstmis zijn, het feest van die andere geboorte. Wisten zij veel.
© c.u.
 

vrijdag 4 maart 2011

Duivelsnaaigaren


Ze gaan daarbij niet met het openbaar vervoer

Zaadjes kunnen verre reizen maken en verrassingen zijn de wereld nog niet uit. Ze nemen daarbij niet het vliegtuig of de trein.
Op een avond kreeg ik telefoon van een naburige duivenmelker uit Hooglanderveen. Hij hield  langeafstandsduiven maar kweekte ook Fuchsia’s en nou  had iets geks meegemaakt.
’Op de stengel of stam van mijn fuchsia’s groeien vreemde plantjes. Ze hebben geen blaadjes. Er zitten allemaal draadjes met  heel kleine bloempjes omheen gestrengeld, om de fuchsia’s, bedoel ik’, zei hij.
’En wat heeft dat  in vredesnaam met  jouw duiven te maken’, onderbrak ik mijn beller.
’Wacht maar dat komt straks’, lachte die.

Hij had, vervolgde hij, eerst een paar fuchsia potten met dat rare onkruid mee naar een avond van de Fuchsiavereniging genomen…. maar daar dachten de leden dat het een besmettelijke kwaal was. Als dat zo was, konden hun kostbare kampioensplanten de ziekte wellicht ook krijgen. Er vielen dan geen fuchsia sterren te verdienen. Je kunt met je hotel een ster verdienen en Fuchsiakwekers kunnen dat ook! 
Nee, die Fuchsiafanatiekelingen van zijn club maakten hem ook niet wijzer. Omdat hij  ook geabonneerd was op de Bellenbode; het Fuchsiamagazine zullen we maar zeggen, vroeg hij daar om raad 

De deskundige die dat blad daarna in de arm had genomen, kwam met de verrassende mededeling dat ‘t gekke plantje dat  z’n fuchsia’s omhelsde of liever gezegd in de worggreep hield, duivelsnaaigaren of warkruid heette. Het bloemetje was een parasiet en zou zijn gastheer op den duur verstikken.
Dat duivelse naaigaren groeide voornamelijk op heide, brem en wilde tijm en was nog nooit bij potplanten gesignaleerd.
’En  ik zal je nu uitleggen wat mijn duiven  er mee te maken hebben’, zei de man uit Hooglanderveen.’ Als ik het duivenhok schoonmaak, gooi ik de mest op een hoop. Die meng ik met tuinafval en konijnenkeutels, want konijnen heb ik ook.   
Door de compost die dat oplevert doe ik een zak tuinaarde. Zo krijg je dus goeie potgrond. Maar mijn duiven moeten zaadjes van dat duivelsnaaigaren hebben gegeten en  die zijn via de mest bij de fuchsia’s beland.’
‘Wat doen jouw duiven dan ergens op een grote stille heide’, vroeg ik.

‘Die deskundige had nog wat interessants’, ging   hij onverstoorbaar door,’dat duivelsnaaigaren van mij was een zeldzaamheid, want het was van een soort dat in Nederland nooit voorkwam. Nee, die zaadjes kwamen uit  Spanje of Zuid Frankrijk Mijn duiven hadden ze op hun thuisreis van Barcelona of Sint Vincent meegenomen.’
‘Ja, het kan raar lopen in de wereld, dan heeft dat zaad een hele afstand afgelegd,’zei ik.
 ‘Dat kan wel zijn maar het is geen reclame voor mijn duiven. Het is toch niet de bedoeling dat ze al direct na een lossing ergens op het land gaan scharrelen in plaats van regelrecht naar huis te vliegen,’ mopperde onze fuchsia – duivenman.
‘O ja, voor ik het vergeet’, bromde hij,’ dat warkruid moet ook nog geneeskrachtig zijn, volgens die plantenprofessor. 
Dat Duivelse onkruid is darmgas verdrijvend; galdrijvend, laxerend en wond reinigend. Ik hoop dat m’n duiven er wat aan gehad hebben’, besloot hij
©.c.u.