Het was een
dag waarop het maar niet licht wilde worden. De bel voor het eerste uur klonk.
Leerlingen kwamen zijn lokaal in en zochten hun plaats. Sandra Baars deed 't
licht aan.
Mulder
zei:’ Jongelui en Beste kinderen, als jullie
nu eens een keer echt stil willen
worden , kun je als je goed luistert, horen wat er in andere lokalen gebeurt.’
Het werd
stiller dan stil.
Uit 't
lokaal van zijn collega geschiedenis klonken gedempt historische
kreten. In het domein van Herr Deutschland
waren de beruchte voorzetsels van de derde naamval te horen. Ergens in de
verte werd gescholden, met een deur gesmeten; de wiskundedocent had z'n eerste
pupil verwijderd. Een tijdlang bleef de klas
op het vreemde verzoek van hun
leraar zo luisteren naar die verre
geluiden ‘ Sandra, ’ zei hij tenslotte, ‘doe het licht uit, 't is te vroeg om les
te geven, we gaan slapen!’
Op slag was
't donker, nacht bijna.
‘Zo, maak
het je maar eens gemakkelijk; ga lekker met je hoofd en armen op je tafeltje
liggen, schuif je boek en schrift maar aan de kant! We gaan een poosje slapen’
Marieke
giechelde, maar deed wat hij wou. Het duurde even voor ze besefte dat haar leraar 't meende. Er klonk surrogaat
-gesnurk en men keek of ieder meespeelde. Sommigen knepen stijf hun ogen
dicht Anderen gluurden wat verbaasd rond.
Na korte tijd heerste er een diepe
rust, stilte waarvan een leraar slechts dromen mag. Uit lokalen hoorde
je verre geluiden, samen slapen kreeg zo
een andere dimensie! .In alle klassen brandde licht en in lokaal 7 was het vreemd
donker. Conrector Verpalen die over de bovengang ging, dacht waarschijnlijk dat het lokaal leeg was en kwam geen poolshoogte
nemen.
En zo bleef
het stil in de klas tot Olaf zei:’ Meneer, moeten we nog langer slapen!’ ‘Wou
jij soms huiswerk maken!’ Nee, dat
wilde hij niet, de rust kwam terug met 't zwakke leven van verre en nabije
lokalen.
Buiten
begon 't te schemeren; hij pakte een boekje, ging bij 't raam zitten en begon voor te lezen iets van de Vlaamse schrijver
Karel Jonckheere; ‘Kinderen met krekelstem’, een lang gedicht over schoolkinderen
in Servië, die bij 't aanbreken van de dag, na een lange nacht in school, door
Duitsers gedood worden.
En terwijl het buiten langzaam lichter werd las
hij voor die passende indruk makende regels:…
‘ naar een verhaal luisteren kinderen,
zeven, honderd, duizend. Ze zijn er eens geweest. Die nacht.’ en verderop de
zinnen :’de school plicht ontwaakt uit duizenden ogen, de les die je vannacht
hebt geleerd moet je echter voor morgen niet kennen, voor allen begint de
grote vakantie, straks speel je in de
eeuwigheid. Dag kinderen met de krekelstem.’
De bel
ging, 't verhaal was uit! Een andere klas kwam; dikke meisjes en lange jongens:
een afgrijselijke herrie. Ze wilden allemaal tegelijk naar binnen;. Bij de
wisseling van de les stond aan de overkant van de gang de trage, flegmatieke
Herr D. over zijn naamvallen na te denken.
©c.u.