Toen Mosterd Garsthuizen binnenliep, ging net de dorpsschool
uit.
De meester, een oude grijze man, stond in de deuropening van
zijn onderwijsfabriekje de kinderen na te kijken. De dagtaak zat er op. Hij
rookte een pijp, groette de rugzakwandelaar.
Karel ging naar hem toe voor een praatje. Hij had inmiddels
begrepen dat schoolmeesters echte roddeltantes waren die graag hun eigen stem
hoorden en als je iets over streek en dorp wou weten, was je bij hen aan het juiste adres.
Meester Nijborg informeerde echter eerst: wie hij voor zich
had, van waar de vreemdeling kwam en waar de tocht heen ging.
Karel wees: ‘Bij dat kerkje, in dat dorpje, kent u de
directeur van de school daar? En ik ben op weg naar Loppersum.’
Nijborg schudde z’n hoofd; hij was er nog nooit geweest,
kwam eigenlijk Garsthuizen maar zelden uit. Soms ging hij via Zandeweer en
Doodstil naar Uithuizen om te winkelen. Ook had hij vernomen dat er in dat Oldenzijl een verknipte collega woonde,
die zich verbeeldde burgemeester van ’t dorp te zijn. Dat kreeg je ervan als je
het hele jaar elke dag met die 18 kinderen van zo’n eenmansschool opgescheept
zat. Hier had hij tenminste nog een onderwijzeres die hem in het gareel hield.
Al stonden zijn zinnen wel eens op de tocht.
Daar in dat Oldenzijl hadden ze een meester gehad die ze
‘jeneverglas’ noemden en diens opvolger was meer een soort autosloper geweest
die aan een oude Opel Olympia of Chevrolet Bel air sleutelde
en de kinderen aan hun lot overliet. De man die er nu voor de klas stond, ene
Krieleman, liep naast zijn schoenen en had naar men zei overspel gepleegd met
een buurvrouw. Had die man gezegd dat hij directeur was!
Karel trok z’n wenkbrauwen op. ‘Vrouw’ Haan leek hem
geen aannemelijke kandidaat voor
verboden liefde. Die liep met maaiende armen en grote passen als een opgejaagde
kakelende kip in dat dwergdorpje met z’n Middeleeuwse kerkje rond.
Nee, in Garsthuizen zat hij goed, ging de meester door. Er
woonden aardige mensen, de kinderen waren gehoorzaam en leergierig. Elk jaar
was er een landbouwwerkweek van een lyceum of atheneum uit Amersfoort. Met de leraren,
die bijna allemaal doctor, doctorandus of professor waren, kon hij goed
overweg. Ze behandelden hem op voet van gelijkheid, verbeeldden zich niks,
deden niet uit de hoogte! Met Mollenvanger, de leraar Nederlands, en Rammenas van Grieks en latijn was zelfs een
soort vriendschap ontstaan.
Zo draafde meester Nijborg maar door, heftig sabbelend aan
zijn kromme pijp. Hij had wat in te halen, want binnen zat een zwijgzame
echtgenote en over zijn schooljuffrouw mocht hij dan wel eens fantaseren, maar
met haar kon hij toch alleen maar praten over rekenen, taal en beginnend lezen.
Ze namen afscheid. Karel liep wat rond in het stille dorp.
De molen die hij wilde bezichtigen was buiten bedrijf en niet voor publiek
toegankelijk.
Ergens buiten het dorp ging hij in het gras zitten. De zon scheen
en de stilte zong in z’n oren. In de wijde omtrek viel geen levende ziel te
spotten, vogels hingen boven de velden. In de verte brandde een zilveren kaars,
de vlampijp van het aardgasveld bij Loppersum. Daar kwam hij straks misschien
langs. In zijn rugzak zocht hij z’n gekreukelde wandelkaart.
Het doel was Termunterzijl en Nieuw Statenzijl dan kon hij
na Loppersum richting Delfzijl. Maar in
Schildwolde stond een scheve toren. Als
hij die wilde zien zou hij van de geplande weg afwijken Hij stippelde een
alternatieve route uit; Winneweer, Ten Post, langs het Schildmeer, het
dorpje Hellum leek interessant.
Wanneer
hij daar rond gekeken had, kwam hij over Wagenborgen en Woldendorp wel weer op het oude spoor.
©c.u. vervolg van Leedaanzegger
©c.u. vervolg van Leedaanzegger
2 opmerkingen:
Het landleven van weleer. Krijg het er benauwd van als ik die stilte en afwezigheid van leven tot mij laat doordringen. Dat betekent wel dat jij het goed beschrijft, anders geen reactie. En, met plezier gelezen Cor.
Het was er ongelooflijk stil Athy.....je denkt even dat je doof bent....maar er fluiten soms vogels
Een reactie posten