woensdag 28 januari 2015

Muizen in de val en een kleine godsdienstoorlog




Ons volgende werkbezoek aan de kleine  broodfabriek van Uit de Fles was drie dagen later, Geheimzinnig kijkend liet hij ons de achterdeur in. 
In de bakkerij haalde hij met langzame bewegin­gen een kleine getraliede kooi met twee grijze muizen te voorschijn: een muizenval, een miniatuur trammetje met stroom­beugels, alleen de wielen ontbraken.
’ Die gaan we verzuipen,’ sprak de bakker,’ die nare beesten eten al m'n spullen op. Er zitten ook nog ratten in de schuur, die zal ik ook weten te vinden‘
  
Hij haalde een emmer koud water, zette die op de werkbank en doopte de val met muizen in het water. We keken toe, te nieuwsgierig om te protesteren. 
Een paar tellen daarna haalde Cornelis de druipende val met twee levenloze slappe lichaampjes uit 't water.
Op dat ogenblik kwam Rita binnen en  begon krijsend te schelden:’ Durf je wel, grote kerel, die arme diertjes zo te mishandelen. Ik vind 't gemeen,’ stamp­voette ze.

Een spervuur van haatblikken lag boven onze hoof­den; ze waren ons vergeten.
’Ach, jij altijd met gevoelige praatjes, je zeurt altijd, blijf in je winkel. Moeten die beesten alles opeten soms; we hebben toch al zorgen genoeg!’ Hij kromde z'n rug en begon op de werktafel met bakvormen te rommelen.
 Achter de deur die dichtsloeg klonk onbeheerst gesnik.
Hans en ik waren verbaasd, we zeiden niets en de bakker bleef nog wat met gereedschap smijten. Toen zei hij:’ Kom, we gaan koekjes bakken.’ Hij haalde een houten bak met beslag naar zich toe en greep een groot vierkant bakblik. Hierop vlijde hij een dun vel papier, scheurde de randen ervan weg tot 't in de vorm paste en at de restanten van 't papier onder onze verbaasde ogen kalm op. Hij lachte al weer toen hij ons zo zag kijken.

‘ Dat is eetbaar papier,’ verklaarde hij.’ Hier, probeer maar!’
 Aarzelend snuffelden we en knabbelden daarna aan de dunne papierachtige stof.
 ‘ Eigenlijk heet het ouwel,’ onderwees de bakker,’ de katholieken, weet je wel, gebruiken het in de kerk.’
Het zei ons maar weinig; er waren geen katholieken in onze woonplaats.
’ Wat zijn dat, katlie­ken’ informeerde Hans. Cornelis trok met z'n schouder en spreidde z'n handen omhoog:’ Wat leren  jullie op school! Dat leg ik niet uit, dat wordt me te veel. Kom, we maken deze koekjes af!’
 Hij boetseerde ronde deeghoopjes op het 'eetbare' papier.
‘ Gooien jullie nog wat brandhout op ' vuur,’ riep hij. Als trouw ovenisten sloegen we onmiddellijk aan 't werk en vergaten muizen, katholieken en echtelijke ruzies.

Toen we die middag weggingen, kregen we van Uit de Fles, op verzoek, elk een afge­scheurd stuk ouwel mee. Op school, Hans op de gereformeerde en ik op de hervormde, hadden we daarmee de volgende dagen veel succes. 
Machtige tovenaars waren we! Ik schreef erop en peuzelde dan kalm 't briefje weg; Hans liet er een viertal meisjes van snoepen onder voorwaarde dat ze erin toestemde tijdelijk verkering met hem te hebben. We hadden opeens vrienden en vriendinnen genoeg, 't was alsof we geld hadden, en al gauw waren we door ons eetbaar papier heen.

Daarom brachten we weer snel een bezoek aan de bakkerij, maar Cornelis was in een slecht humeur en weigerde toegang en medewerking. Hij sprak onduidelijk, keek verwilderd, ver­spreid­de een zurige lucht en leunde tegen één van de deegmo­lens toen hij ons met een onbeheerst gebaar de deur wees.
Dat was een tegenvaller en toen de zonen van bakker Beekman ouwel op ­school begonnen uit te delen, was voor ons de aardigheid er helemaal af.
Dat was trouwens voor ons een geschikte aanleiding om de oorlog die we sinds de derde of vierde klas al, tegen de hervormde jongens met wisselend succes, nu een in Indianen- dan weer in cowboykostuum, voerden, weer te beginnen. het was een vete waarin we langzamerhand steeds vindingrijker werden.

We vochten met zelfgebouwde stenguns. Allerlei beurs fruit, gevonden achter de plaatselijke veiling, alles wat maar uiteen wilde spatten, deed dienst als handgranaat. we groeven onder­grondse wapendepots omdat ons 'clubhuis' keer op keer gekraakt werd. Bij dit alles deed ik dienst als Judas.
' t Christelijk geloof had ons dorp die doordrongen en de scheld- en erenamen die we gebruikten, getuigden daarvan. Onze veteranen droegen namen als: Reus Goliath, de Rode Zee, David en Simson. Het gebied rond bakkerij Beekman noemden we Jericho; de manschap­pen die er zich ophielden, Filistijnen.   
                     Het was opeen avond tijdens die herleefde gevechten dat Hans en ik bakker Uit de Fles voor 't laatst zagen. We waren op patrouille in de omgeving van ons gehate Jericho om terrein te verkennen en we trokken door de achtertuinen in vijandelijke richting.
 Tussen de ambtswoning van Rijksveldwachter Rimmel en de bakkerij van Cornelis kruisten we een karrenspoor met eikenbomen. Toen we de kant van hun huis uitkeken, zagen we Rita en Cornelis in de opening van hun achter­deur staan, de armen om elkaar. In 't westelijke zonlicht dat door de heesters viel, had hun kleding een bruine tint gekregen. Hans en ik bleven staan. Ze zagen ons niet!
© c.u.
                   wordt vervolgd:http://binnenpark.blogspot.nl/2015/01/druipnat-en-stinkend.html

3 opmerkingen:

lebonton zei

vocht men ook nu maar de conflicten uit met beurs geworden fruit ;-)

Unknown zei

Ach Ton soms wordt er ook nog wel met tomaten, taarten en eieren gegooid

Athy zei

Beter fruitvlees dan kanonnenvlees.