Posts tonen met het label kinderen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kinderen. Alle posts tonen

woensdag 8 juni 2011

Over koetjes en kalfjes en een nat spel.




" Eigen bult, dikke schuld,­"" zei Juf Mulder. Van Put­ten keek naar de rozen. " Het is andersom," zei hij. " dat jong moet niet zo hui­len; geen schram op z'n knie en die dikke plek zat er gisteren en vorige week ook. Ik denk dat het erfelijk is. Z'n vader heeft ook zo'n knobbelhoofd." "Die moeder is wel een lekker wijfie," kwam Van Drie ertussen." " Zo spreken wij niet over de ouders van onze school," reageerde van Putten streng.
Ondertussen troostte Juf Mulder op haar manier het ver­driet van Jantje Berg. Ze vouwde hem in haar armen en gaf knuffe­lend wat ongerich­te zoenen. Jan van Putten keek er mistroostig naar en schudde z'n scheve hoofd. Je kuste geen leerlingen; je moest de nodige afstand be­waren. Hij had haar al zo vaak gezegd dat ze niet zo intiem met haar kinderen mocht zijn.

Op't midden van't plein stond Adri Bintjes in een forse regen­plas te hupsen. Het was een zelfbedacht spel. De andere kinde­ren stonden er omheen en moesten op tijd weglopen om niet nat te worden. Wie nat was, was af! De grap zat hem in de onvoor­spelbare sprongen van Adri.
"Ga dat natte spel eens ver­bieden," zei het Hoofd tegen mij.  " Wat een onzin," mop­perde Van Drie," er komt toch geen brand van!" Ik aarzelde, maar ging toch. Teleurgesteld hielden de vijfde- en zesde klassers op.

Even later begon Jetty onbe­heerst te snikken en ze wees naar Harm Cladder die met een scherpe doornentak uit de rozenbor­der slachtoffers maakte. Dat was het nieuwe spel, want ook Gerard Koetje en Frits Emmer renden prikkend en stekend over de speel­plaats. Ja, er gebeurt veel op een schoolplein, oké, niet in vergelijking met het wereldgebeuren, want er zijn andere pleinen waar het wel   bloediger toegaat.
Van Drie gaf onze "Lees­plank- Jet", die bijnaam had ze van onze verouderde lees­methode, zijn grote bonte zakdoek en zei:" Hier kind, droog je tranen, je zult ze later nog nodig hebben, als het in de liefde fout gaat en dat gaat het, reken maar!" " Dat zeg je toch niet tegen zo'n kind,"zei Juf Mulder," en zeker niet tegen Jetty," viel ik bij.

Van Putten was nu plotseling verdwenen; hij liep in nabu­rige verte op straat en greep en sloeg een oudere vreemde jongen van de fiets waarbij veel geschreeuwd werd. Hij sleepte de hevig spartelende vent de gang van de school binnen. " Ik zal jou leren de buurt onveilig te maken," brulde Van Put­ten. " Ik wil geen klachten meer van mevrouw Gordel en andere moeders, dat jij vie­ze spelletjes doet met de kinderen uit de Toren­straat, heb je dat goed begrepen!"

Wij luisterden met ontzag en verbazing naar die hardhan­dige toespraak en dit eigen rechter spelen. Wat was ge­beurd. In de voorbije weken hadden diverse moeders de school en Van Putten bezocht met verontrustende berich­ten: een grote dikke oudere jongen van de School met de bijbel, die nu al van school af was, na veel zittenblij­ven, terroriseerde de omge­ving van de Rembrandtschool. Hij plaagde jongere kinde­ren, pakte hen knikkers en andere speeltjes af en deed nog meer onduidelijke din­gen.
En nu had Van Putten het joch te pakken; hij vond dat rechtma­tig. Als hoofd van een dorpsschool was je ook verantwoordelijk voor het wel en wee van het hele dorp.
" Ik wil jou hier niet meer zien, " schreeuwde hij," jij bent veel te oud om dokter­tje te spelen."" Hij gaf een harde mep in het gezicht en schopte hem de school uit. De jongen buitel­de de stoep af en ging er als een doel­loze haas vandoor. De fiets liet hij  liggen. Van Putten kwam voldaan bij ons terug, veegde met een zakdoek z'n handen schoon en zei:"Zo, dat kalf zien we niet meer terug. Dat varkentje is   voorgoed gewassen."

©c.u.


zondag 20 maart 2011

Van olievlekken, ro­zen en droge wc-brillen!




Dit wordt een verhaal van liefde, dood en verdriet. Ik heb zo het een en ander mee­gemaakt,want mijn leven als onderwijzer begon al bijna vijfentwintig jaar geleden op de openbare lagere Rem­brandtschool in Ten Boer. 
Het hoofd van die school was meester Van Putten; een ver­schrikkelijker man en een ellendiger naam heb ik wel nooit ontmoet. Van de ge­beurtenis­sen die mijn afkeer van deze burgerlijke en keu­rige man zò onmetelijk diep hebben gemaakt, wil ik u er enkele weergeven.

In 1957 reed ik op een oud brommertje dagelijks naar mijn eerste school, stalde het gammele toestel in de kleine stal­ling op de verste hoek van 't schoolplein en onderwees ver­volgens de hele dag de 48 mensen tellende vierde klas; een klas met overwegend dom­me en gelukki­ge kinderen. 
Na twee weken stond Van Putten mij 's mor­gens bij de fiet­senbergp­laats op te wachten. Hij wees zwij­gend op een paar grote olie­vlekken op de te­gels en zei daarna:" Je mag je bromfiets daar niet meer neerzetten, laat hem maar ergens op str­aat of leg er wat oud papier onder!" 
En zo kwam het dat ik vanaf die dag mijn antie­ke Avaros op oude kranten stalde. Een enkele keer ver­gat ik 't en dan wierp Van Putten tijdens 't eerste uur de deur van mijn klas open en riep ver­beten:"De brommer vlekt!" 
Ik stuurde daarop Harm Cladder of de kleine Wilfried de Boer met wat dagbladen weg om de fout te herstellen,, en mijn klas had leedver­maak.

De rozen rond het plein wa­ren een bron van andere ver­drietig­heden. De zorg om het wel en wee van deze bloemen hield Van Putten voortdurend bezig. 
Spelende kinderen mochten niet in de rozenper­ken komen en als ik plein­wacht had, moest ik erop toe­zien dat zulks ook niet gebeurde. 
Om het mij makke­lijker te maken had onze hoofdmeester een brede str­ook niemandsland bedacht tussen de stoeiende jeugd en de rozen: in een gebied van vijf tegels van de rand mocht geen kip komen.
Ik kuierde tijdens het speel­kwartier ijverig in dit lege grensgebied en stuurde ie­dereen die de 'rozenwet' van Van Putten overtrad naar binnen. Voor straf mochten die leerlingen voor de zesde klas op de grond zitten en dat was een grote schande, want de zesde genoot van zulke straffen!

Jan van Putten hield van orde en netheid. De school en de omgeving van de school moesten zijn visitekaartje zijn. Veel later heb ik eens gelezen dat sommige comman­danten van Duitse concentra­tiekampen dezelfde haast ziekelijke belangstelling voor groenvoorziening en frisse kleuren hadden.

Tijdens een van de perso­neelsvergaderingen besloot 't Hoofd dat het maar eens uit moest met dat slordige geplas in en over de toilet­ten en hij schotelde ons een verbijsterend systeem voor waarbij ordeloos gepiemel voortaan onbestaanbaar zou zijn.
In 't kort kwam het hierop neer: de jongens  ste­lden zich in een rij op voor de wc, de onderwijzer controleerde de bril en ver­volgens mocht de eerste  lee­rling naar binnen; als ie klaar was, moest ie naast de leerkracht gaan staan en even wachten tot de volgende gegadigde na een vluchtige controle met luide stem kwam melden:" Bril droog, me­neer!" 
Met deze omslachtige procedure werden alle toi­letkinderen afgewerkt. We waren er meestal de hele pauze mee bezig en van kof­fie drin­ken kwam niks. 
Door­gaans kon ik groen licht geven voor het wach­tende kind, maar een enkele keer klonk de kreet:" Meester hij hep'r naast gezeikt!" 
Dan volgde de een of andere vre­selijke straf.
"Gelukkig," zul je zeg­gen,"is dit allemaal lang geleden en leven we in bete­re tijden." Maar Van Putten leeft nog; de Van Puttens gaan niet dood en zij hebben hun eigen ordelijke en nette leven, eeuwig en altijd.

c.u.