Posts tonen met het label orde. Alle posts tonen
Posts tonen met het label orde. Alle posts tonen

dinsdag 14 februari 2012

Les in een cirkel.

Bergbeek


Op 14 februari 1969 noteerde hij in zijn agenda: Bert Berghuis fietst op het schoolplein om vijf voor half twee! Waarom had hij dat neergeschreven, mocht die Bert er niet fiet­sen of was het zo vreemd dat die mallootjongen juist daar reed terwijl hij eigen­lijk  de les hoorde te volgen. 
Bert was een wat raar ventje; wie ging er nu uitda­gend rondjes op 't plein draaien als je wist dat je docent die absenten op­nam dat zag.
Een mens moest een beetje gek zijn; een beetje maar, niet te­veel. Je mocht zulk gedrag ook niet verwarren met fanta­sie; dat was wat anders.

In de eerste weken op z'n nieuwe school in Midden Nederland werd Mulder  flink gepest: de leerlingen gooiden en schoten met prop­jes; kleve­rige bal­letjes die overal bleven plakken, ie­dereen liep  uit de bank, een natte spons viel van de rand van het school­bord juist als hij zijn uitleg van de Engelse uitdrukking ‘a split­ting headache wilde ver­duide­lijken, of er lag een geëlektrificeerd spel kaarten met naakte wijven uitnodigend op een van de voorste banken.
Op het moment dat hij ze aan­raakte, ging er een onplezie­rige schok door z'n hand en arm. Maar hij gaf geen krimp, stopte het doosje in zijn bureaulade. Die blote dames werden geconfisqueerd, dat was nogal wiedes.    

Maar de leerlin­gen van  de Jacob van Campen ulo zagen al gauw dat er ook een soort steekje aan  hun nieuwe leraar los zat: hij had geen school­tas, alle do­centen droegen indruk­wekkende hutkoffers en valie­zen om hun boeken, repeti­ties en straf­werken te ver­voe­ren.
De leer­lin­gen waren dat van een do­cent gewend en dachten dat het' tasloos' rondlopen van die Meneer Mulder een welbe­wuste keus en een stil protest was tegen het kapi­ta­lisme of grootgrondbe­zit in het algemeen of tegen het leraar ­zijn in het bijzonder! Dat geld- en tijdgebrek een rol speelden kwam hele­maal niet bij hen op.
Dat hij met een stapeltje boek­jes onder z'n arm van lokaal naar lo­kaal wandelde, imponeerde hen in niet geringe mate, dat en het feit dat hij nooit zomaar een klas binnenliep en ging zitten.
Altijd bleef die man bij de deur­opening staan, liet zijn ogen door het lo­kaal dwalen en keek ieder kind scherp in de ogen. 
Pas na dit ritu­eel ging hij naar zijn hoge lessenaar en begon met wat een les moest worden! Zo'n inspectie van de troep ver­telde veel over wat er gaande was en gaf een aan­dui­ding  of er plannen tot ordever­storing en flauwe grappen met de leraar in de maak waren.     


Op een van de vele maan­dag­ochtenden die 't school­jaar rijk  was, werd hij door 3uw2 verrast met een ongewo­ne opstelling van het klasse meubilair; toen hij  de lokaaldeur open, zag hij dat de stoel­tjes in een grote cirkel stonden, de tafels waren in een hoek tegen het plafond opgestapeld en zijn lessenaar stond in het midden. 
Zestig kinderogen keken hem vol verwachting aan, wat zou die Nieuwe daarop te zeggen heb­ben!
‘ Leo Kool, ga jij eens op mijn plaats zitten!’ commandeerde hij.
Leo was een wat zielige jongen die rupsen en regen­wormen tegen betaling opat om zo wat aanzien te krijgen bij zijn klasgenoten! Erg pedagogisch was zijn keuze niet.
’ Waar me­neer, waar, daar dat meent u toch niet!’ ‘ Ja, dat meende hij wel!
‘ Ik zal er wel gaan zitten,’  schreeuwde Bert!
En de brave Kool bleef zo gespaard. Gekke Bert ging in het midden zit­ten en Meneer Mulder nestelde  zich op  de open gekomen plaats tussen Hetty en Hes­ter.
 ‘ Zo, we gaan vandaag de' Her­berg met het Hoefij­zer' be­spre­ken,’ zei hij.

En de hele les terwijl hij  over het verhaal van de jonge Malis­soor en diens ver­kapte crime-passionel ver­telde, zat de een­zame sch­ool­plein­fiet­ser zich daar onge­makke­lijk en te kijk ge­zet te voe­len, de les  ech­ter ver­liep uit­stekend en de klas zuchtte te­vreden toen de bel gaat.
Maar Bert zou Berghuis niet geweest zijn als hij geen wraak had genomen.      Die kwam enkele weken later toen hij z'n werkstuk over de ber­gsport be­sprak!
Met een complete alpine uit­rusting ver­scheen B. op  sch­ool; ha­ken , touwen, hou­weel, pennen hamer en ka­trol­len. En een kruikje, het vaat­je­ van de St. Bernardshond, waarin naar later hel­der werd, een sterk stimulerend vocht zat.
Haken en touwen werden aan het pla­fond, de landkaarten haak, en aan het bord be­ves­tigd en Bert begon z'n ver­haal, ver­telde chao­tisch over ravijnen, lawines en ingevro­ren bergbe­klimmers en nam af en toe een slok uit de fles en om zijn toe­spraak te illus­treren pro­beerde hij de wand van het lo­kaal te be­stij­gen, iets wat niet lukte en ook niet tot cala­miteiten leidde.  

Er was grote aandacht en veel gelach. Bert  deelde ansichtkaarten met bergen, dalen en ravijnen rond en werd steeds vrolij­ker, aan zijn verhaal kwam maar geen eind; de bel deed dat!
Hester en Hetty vroegen of we  vaker eens in een cirkel les konden krijgen! Dat wei­gerde Mulder: les­geven vanuit een ander per­spectief had de cha­rme van 't eenmalige en het oge­n­blik.  
Een klas toe­spreken vanuit de venster­bank bij­voorbeeld was leuk en gek, maar je moest daar geen ge­woonte van maken! Voor die aparte en hilarische spreekbeurt gaf hij Bert de bergbeklimmer een zeven plus.
©c.u.                                                

zaterdag 11 februari 2012

Pech!



Van kinderen kon je toch de meest gekke dingen verwachten.  En je moest je daardoor vooral niet van je stuk laten brengen. In Heemskerk waar hij  aan de Willem Barentsz na zijn mislukte  Van Putten- jaar zijn uiterste best deed om bij  Meneer Snauw, het nieuwe schoolhoofd in de smaak te vallen , kreeg Chris Mulder nog al wat stuurloze en roekeloze kinderen in zijn klas. Ze vochten als leeuwen, gilden als apen, trapten op weg naar de gymles  vuilnisemmers om, haakten pootje en sprongen in grote regenplassen. Maar hij gaf geen krimp. Snauw had hem aangenomen om de kalme rustige indruk die hij uitstraalde en dat imago moest zeker niet verstoord worden door  het onbeheerst en driftig de jeugd tot de orde roepen
Op een morgen, het eerste lesuur was al tien minuten oud, werd de deur van de klas geo­pend door Frans Emmer. De jongen deed een stap op zij en daar kwam Roelof kruipend binnen, een beschadigd autootje voor zich uit schuivend, terwijl hij een dof gebrom en een hoog gepruttel voortbracht. In de buurt van zijn tafel kwam hij tot stilstand, liet een denk­beeldige passagier uit­stappen en keek vragend om­hoog!
Mulder was met de andere leerlingen midden in de be­spreking van een moeilijke som over een reis van A. naar B., gestoord en hij wist met z’n houding even  geen raad. In het lokaal werd voorzich­tig gelachen.
Hij vroeg waarom ze zo te laat waren. Frans nam het woord. Je zou wellicht een smoesje over autopech verwachten, maar het pak­te anders uit: er kwam een verhaal, over verschillende ruiten die in  op de Hendrik Wandelweg waren gediggeld en waar ze niets van begrepen hadden, zeiden ze!
Roelof stond op zette uiteen hoe de vork in de steel gezeten had.
 ‘  Wij gooiden allebei een steen in de lucht, -‘ recht omhoog’, aldus Frans, en dan zouden we elkaars stenen gaan vangen, nou en dat was een leuk spelletje, mees­ter, en toen plotseling was er gerinkel en toen waren er een paar ramen kapot en daar konden wij heus niks aan doen, want wij gooien niet op ramen! Maar, meester, toen schrokken we ons na­tuurlijk rot en toen zijn we keihard gaan lopen en toen we tenslotte stil stonden, waren we een heel stuk uit de buurt, nou we wisten ei­genlijk niet waar we zaten; het was een andere buurt. Nou, en daarom zijn we dus te laat, meester!’
 Ze keken allebei zeer onschuldig.
Het had geen zin om met een kruisverhoor hun dwaze alibi te toetsen. Bij hevige   vech­tpartijen op de speel­plaats had Mulder wel geprobeerd uit te zoeken, wie er begon­nen waren! Vooral als er zo'n tiental knaapjes bij betrok­ken was, werd je snel wanho­pig. Op de vraag; waarom deed je mee, kreeg je dan antwoorden als:’  M'n vri­end­je was erbij’ , of ’ Ik zag dat er geknokt werd en ben er maar tussen gesprongen.’  
Roelof Spat en Frans Emmer deden altijd met zulke   plein- rellen mee; waar het om ging, kon hun niets schelen: ze stapten gewoon de strijd binnen.

’ Gaan jullie maar zitten en om twaalf uur moet je even na­blijven,’  zei hij, maar op het moment dat de jongens hun plaats zochten, versche­en er voor 't gang raam een agent die na een beleefd klopje binnenkwam. De man zocht jongens die ruiten vernield hadden. Mulder wees hem op z'n beide telaatkomers. Die gin­gen met de man mee naar het Hoofdenkamertje. Ze zou­den zonder twijfel verwarde verhalen ver­tellen want daar  waren ze goed in.
Bij het tafeltje stond nog de kleine Citroen, hij zette het blauwe wagentje waarmee Roelof was gekomen op z’ n schrijfblad en ging verder met de uitleg van de som over de fietser die uit A. was vertrokken en een wande­laar die hem vanuit B. tege­moet zou lopen.

C.U.   

dinsdag 7 februari 2012

De brommer vlekt!


Uiteindelijk slaagde Chris Mulder met een jaar vertraging  voor het  begeerde diploma dat hem de bevoegdheid gaf als onderwijzer carrière te maken. Het was, terwijl hij er in de docentenkamer van de Scholengemeenschap, waar hij nu  in zijn laatste jaar werkte,  aan terug dacht,  een verhaal van liefde, dood en verdriet geweest.   
Hij, Mulder had zo het een en ander mee­gemaakt, want zijn leven als  piepjonge onderwijzer begon al bijna veertig jaar geleden op een openbare lagere school in de streek rond Ten Boer. Het  gebouw was een fantasieloze blokkendoos en het hoofd van die school was  ene meester Van Putten; een ver­schrikkelijker man en een ellendiger naam had hij later niet vaak meer ontmoet. 
Van de ge­beurtenis­sen die zijn afkeer van deze burgerlijke en keu­rige man zó onmetelijk diep hadden gemaakt, waren een paar hem  altijd bijgebleven.

In 1957 reed  Mulder, haast nog adolescent, op een oud brommertje  dus dagelijks vanuit Haren bij Groningen naar die eerste school, stalde het gammele toestel in de kleine stal­ling op de verste hoek van 't schoolplein en onderwees ver­volgens de hele dag de 38 mini-mensen tellende vierde klas; een klas met overwegend dom­me en gelukki­ge kinderen. 
Na twee weken stond Van Putten  hem  's mor­gens bij de fietsen bergplaats op te wachten. De man wees zwij­gend op een paar grote olie­vlekken op de te­gels en zei daarna:" Je mag je bromfiets daar niet meer neerzetten, laat hem maar ergens op str­aat of leg er wat oud papier onder!"

 En zo kwam het dat vanaf die dag de antie­ke Solex bromfiets op oude kranten  gestald werd. Een enkele keer ver­gat hij 't en dan wierp Van Putten tijdens 't eerste uur de deur van de klas open en riep ver­beten: "De brommer vlekt!"   
Harm Cladder of de kleine Wilfried de Boer kregen dan van hun verbouwereerde meester opdracht met wat dagbladen de fout te herstellen  en  de klas had leedver­maak.

De rozen rond het plein wa­ren een bron van andere ver­drietig­heden. De zorg om het wel en wee van deze bloemen hield Van Putten voortdurend bezig. 
Spelende kinderen mochten niet in de rozenper­ken komen en als je plein wacht had, moest je erop toe­zien dat zulks ook niet gebeurde. 
Om het  zijn personeel  makke­lijker te maken had  de  Hoofdmeester een brede str­ook niemandsland bedacht tussen de stoeiende jeugd en de rozen: in een gebied van vijf tegels van de rand mocht geen kip komen. 
Chris kuierde tijdens het speel­kwartier ijverig   en plichtsgetrouw in dit lege grensgebied en stuurde ie­dereen die de 'rozenwet' van Van Putten overtrad naar binnen. Voor straf mochten die leerlingen voor de zesde klas op de grond zitten en dat was een grote schande, want de zesde genoot van zulke straffen!


Jan van Putten hield van orde en netheid. De school en de omgeving van de school moesten zijn visitekaartje zijn.

Terwijl hij een slok van zijn pauze-koffie nam bedacht Mulder ergens gelezen te hebben dat sommige comman­danten van Duitse concentra­tiekampen dezelfde haast ziekelijke belangstelling voor groenvoorziening en frisse kleuren hadden.

Maar er waren meer verrassende orderegels geweest. Tijdens een van de spaarzame perso­neelsvergaderingen besloot 't Hoofd dat het maar eens uit moest zijn met dat slordige geplas in en over de toilet­ten en hij schotelde  zijn  meesters  een verbijsterend systeem voor waarbij ordeloos gepiemel  voortaan onbestaanbaar zou zijn.
In 't kort kwam het hierop neer: de jongens  ste­lden zich in een rij op voor de wc, de onderwijzer controleerde de bril en ver­volgens mocht de eerste  lee­rling naar binnen; als die klaar was, moest ie naast de leerkracht gaan staan en even wachten tot de volgende gegadigde na een vluchtige controle met luide stem kwam melden:" Bril droog, me­neer!"
Met deze omslachtige procedure werden alle toilet kinderen afgewerkt. Het duurde meestal de hele pauze en van kof­fie drin­ken kwam niks. 
Door­gaans kon je groen licht geven voor het wach­tende kind, maar een enkele keer klonk de kreet:" Meester hij heb er naast gezeikt!" 
Dan  moest de boel schoon en volgde de een of andere vre­selijke straf. Het spreekt vanzelf dat Van Puttens schooljuffen van dit soort corvee verschoond bleven

"Gelukkig," kon je zeg­gen," was dit vroeger, allemaal lang geleden en leefden we  nu in bete­re tijden."
Maar Van Putten leefde nog; de Van Puttens gingen niet dood en zij hadden hun eigen ordelijke en nette leven, eeuwig en altijd.   
Strikt genomen was rector Helman zijn huidige en laatste onderwijsbaas  uit hetzelfde hout gesneden. Die had hem als bijna 65-jarige nog maar weer  fijn ingeroosterd bij de surveillance in de grote pauze, met de gedachte misschien dat wat beweging en een frisse neus voor die Mulder geen kwaad konden
c.u.

( in een ander setting en stijl was deze episode ook al eerder te lezen. Hier maakt het verhaal deel uit van de slotafleveringen in de serie: Vanuit de Verste Verte ofwel de zgn.Ibbeltjereeks )
zie voor overeenkomsten verschillen bij de volgende link   http://binnenpark.blogspot.com/2011/03/van-olievlekken-rozen-en-droge-wc.html

woensdag 23 maart 2011

Een rare leraar



Op de bovengang is het druk. Het is een wirwar en geworstel van leergierige wezens. Voor mij  halverwege de gang schuift M als een kleine bulldozer leerlingen  voor zich uit. Zo schept ze  ruimte. In de hal heb ik afscheid genomen van  collega Hendrik die via een zijdeur  weer de confrontatie zoekt met leerlingen in z’n handvaardigheidparadijs. Redelijk ongehinderd bereik ik mijn klas; lokaal 7.
Daar zit een vierhavo ploeg.
 ‘ Pak je boek, we gaan nakijken’, open ik frontaal de aanval.
 Er schiet een vinger omhoog.’Welke bladzijde, meneer!’
’Dat weet jij beter dan ik,kijk in je agenda,Nienke!’
’U hebt  geen huiswerk opgegeven’, zoals steeds komt Sanderijn poeslief en gedienstig te hulp.
Gijs, die naast haar in de schoolbank woont,snauwt:’ je hebt ’t hele uur zitten lullen over een portret dat we van een leraar maken moesten.’
’Dat mag je zo niet zeggen, Gijs, pas een beetje op je woorden,’wijs  ik minzaam terecht.
‘dat klopt’, roept Nienke.
‘voor vandaag een opstel maken van een leraar, mengt Marijke zich in ’ t gebabbel, waarmee zij en anderen  de voortgang van mijn les saboteren, ‘en als we geen zin in een leraar hadden mochten we ook wel iets over onze buurman of buurvrouw schrijven.’
’Het was huiswerk voor een cijfer, zal ik de blaadjes even ophalen meneer,’Nienke staat al naast haar bank.
“Dat is goed, Nienke! Gijs breng je papier  alvast hier en neem het  van je geliefde Sanderijn ook mee.’
 Gijs staat onwillig op.
’Het is een kutopdracht’, bromt hij en beent naar mijn lessenaar.’U leest het toch niet voor’, informeert hij..
’Dat van mij kan niet hoor’, schreeuwt Sanderijn. Ze kijkt theatraal naar het plafond.
’Natuurlijk wel’, zeg ik,’dat is leerzaam’! En ik begin terwijl Marijke de andere pennenvruchten inzamelt.

 ‘Een rare leraar!
Wij hebben op school een leraar, nu zijn er zat leraren maar deze is wel erg raar. Hij is ontzettend links en dat laat ie merken ook. Hij draagt van die grijze laarsjes, heeft vaak een rooie of wit met blauw gestreepte broek aan( linkse broek). Hij heeft ook de gekste sweaters; rood, groen, paars, enz. Hij heeft heel kort haar, een goedkoop ziekenfondsbrilletje. Als hij kwaad is begint hij te schreeuwen en met stokken op de tafels te slaan en slaat schoolborden aan flarden. Als er iemand uit moet krijgt ie een schop achterna. Gewoon onder de les is hij altijd heel flauw
. Iedereen die iets fout zegt is dom en hoort niet op de havo. Als wij iets daarvan zeggen zijn we een stel interlectjuwelen. Als je vervelend bent(althans dat vindt hij)krijg je 10 pagina’s van stencils over te schrijven of zo.
Hij is ontzettend geïnteresseerd van wat er in de wereld gebeurt, vooral in de politiek. Hij wil ook dat we de krant lezen .Op een proefwerk krijgen we altijd een actuele vraag, dus moet je die krant ook lezen.
Hij zit altijd over politiek te praten. De economie gaat zo slecht en die arme leraren als hij en de anderen worden ervoor gepakt dus gaat hij staken.(waar ik tegen ben). Hij heeft het ook altijd over de partijen. Hij vindt de PSP of CPN of wat het dan ook is( als het maar links is) ontzettend goed.
De VVD en de CP is dan natuurlijk erg slecht, zo gemeen, allemaal racisten. Op het ogenblik zijn de verkiezingen in Duitsland bezig. Ook al iets waar hij zich interesseert, dat moet hij meteen aan ons opdringen.
Hij dringt veel te veel zijn mening op. Wij zitten ook altijd te diskuseren over van alles en nog wat. Meestal om ons gedrag want er zit bij hem altijd wel iemand doorheen te praten dus wordt het ruzie.
Wij vinden het dan onrechtvaardig wat die leraar doet dus bemoeien wij ons ermee, dat wordt een heel gedoe.  We hebben uiteraard ook vaak over de politiek. Omdat hij erg links is e het grootste del op school van de leerlingen rechts is zijn er meningsverschillen. Door die meningsverschillen komt er weer een heel gesprek van wat goed en slecht is.
Dat is ongeveer wat ik over die leraar kan zeggen. Daarmee eindigt dit verhaal.’

‘Dat vind ik goed; je weet gelijk wie het is’, verklaart Sanderijn’
”ja hij  heeft het over Zonderland’, zegt Frederik bedachtzaam,die kennelijk  bijgekomen is van het weekend.
’ Wat krijg hij voor cijfer’, wil Nienke horen.
’Een zeven, denk ik’, zeg ik.
“Dat is toch veel te laag’, doet Sanderijn verontwaardigd.
 Gijs zit er bij als de vermoorde onschuld.
‘Hoe weet U nou dat het een zeven moet zijn’, Frederik is nu helemaal wakker. ‘Hoe komt U aan zo’n cijfer, meneer!’
‘ Nou kijk, Frederik daarvoor heb ik  langvoor gestudeerd en ik heb een diploma gehaald en……’
De deur van het lokaal zwaait naar buiten. Hassan  de conciërge wijst naar de spijker in de deurpost naast de deur waar de docent de ingevulde absentenbriefjes  bij de aanvang van iedere les opprikken moet. Hij schudt z’n hoofd en zegt:  ‘U, Meneer U  hebt papier niet opgehangen.’
Hij vouwt z’n armen over elkaar en wacht.
 Van m ’n lestafeltje gris ik het absenten blocnote  en kijk de klas rond: wie zijn er niet en wie wel en wie moeten er eigenlijk wezen.
©.c.u.


zondag 20 maart 2011

Van olievlekken, ro­zen en droge wc-brillen!




Dit wordt een verhaal van liefde, dood en verdriet. Ik heb zo het een en ander mee­gemaakt,want mijn leven als onderwijzer begon al bijna vijfentwintig jaar geleden op de openbare lagere Rem­brandtschool in Ten Boer. 
Het hoofd van die school was meester Van Putten; een ver­schrikkelijker man en een ellendiger naam heb ik wel nooit ontmoet. Van de ge­beurtenis­sen die mijn afkeer van deze burgerlijke en keu­rige man zò onmetelijk diep hebben gemaakt, wil ik u er enkele weergeven.

In 1957 reed ik op een oud brommertje dagelijks naar mijn eerste school, stalde het gammele toestel in de kleine stal­ling op de verste hoek van 't schoolplein en onderwees ver­volgens de hele dag de 48 mensen tellende vierde klas; een klas met overwegend dom­me en gelukki­ge kinderen. 
Na twee weken stond Van Putten mij 's mor­gens bij de fiet­senbergp­laats op te wachten. Hij wees zwij­gend op een paar grote olie­vlekken op de te­gels en zei daarna:" Je mag je bromfiets daar niet meer neerzetten, laat hem maar ergens op str­aat of leg er wat oud papier onder!" 
En zo kwam het dat ik vanaf die dag mijn antie­ke Avaros op oude kranten stalde. Een enkele keer ver­gat ik 't en dan wierp Van Putten tijdens 't eerste uur de deur van mijn klas open en riep ver­beten:"De brommer vlekt!" 
Ik stuurde daarop Harm Cladder of de kleine Wilfried de Boer met wat dagbladen weg om de fout te herstellen,, en mijn klas had leedver­maak.

De rozen rond het plein wa­ren een bron van andere ver­drietig­heden. De zorg om het wel en wee van deze bloemen hield Van Putten voortdurend bezig. 
Spelende kinderen mochten niet in de rozenper­ken komen en als ik plein­wacht had, moest ik erop toe­zien dat zulks ook niet gebeurde. 
Om het mij makke­lijker te maken had onze hoofdmeester een brede str­ook niemandsland bedacht tussen de stoeiende jeugd en de rozen: in een gebied van vijf tegels van de rand mocht geen kip komen.
Ik kuierde tijdens het speel­kwartier ijverig in dit lege grensgebied en stuurde ie­dereen die de 'rozenwet' van Van Putten overtrad naar binnen. Voor straf mochten die leerlingen voor de zesde klas op de grond zitten en dat was een grote schande, want de zesde genoot van zulke straffen!

Jan van Putten hield van orde en netheid. De school en de omgeving van de school moesten zijn visitekaartje zijn. Veel later heb ik eens gelezen dat sommige comman­danten van Duitse concentra­tiekampen dezelfde haast ziekelijke belangstelling voor groenvoorziening en frisse kleuren hadden.

Tijdens een van de perso­neelsvergaderingen besloot 't Hoofd dat het maar eens uit moest met dat slordige geplas in en over de toilet­ten en hij schotelde ons een verbijsterend systeem voor waarbij ordeloos gepiemel voortaan onbestaanbaar zou zijn.
In 't kort kwam het hierop neer: de jongens  ste­lden zich in een rij op voor de wc, de onderwijzer controleerde de bril en ver­volgens mocht de eerste  lee­rling naar binnen; als ie klaar was, moest ie naast de leerkracht gaan staan en even wachten tot de volgende gegadigde na een vluchtige controle met luide stem kwam melden:" Bril droog, me­neer!" 
Met deze omslachtige procedure werden alle toi­letkinderen afgewerkt. We waren er meestal de hele pauze mee bezig en van kof­fie drin­ken kwam niks. 
Door­gaans kon ik groen licht geven voor het wach­tende kind, maar een enkele keer klonk de kreet:" Meester hij hep'r naast gezeikt!" 
Dan volgde de een of andere vre­selijke straf.
"Gelukkig," zul je zeg­gen,"is dit allemaal lang geleden en leven we in bete­re tijden." Maar Van Putten leeft nog; de Van Puttens gaan niet dood en zij hebben hun eigen ordelijke en nette leven, eeuwig en altijd.

c.u.                                                                                                     

dinsdag 15 maart 2011

Een wonderbare visvangst


Het was in een tijd dat onderwij­zers niet meer mochten slaan; de eeuw van 't kind was be­gonnen. Ik zat voor m'n vierde klas en keek dic­teeschriften na. De kin­deren rekenden; er heerste een ijverige rust. Achter het gan­graam dreef Van Put­ten, ons schoolhoofd, voor­bij. Hans Dijkmans peu­terde in beide neusgaten en Wil­fried speelde met de stofjes van 't zon­licht, maar voor het overige be­wezen geritsel van papier en gekras van pennen dat er grondig ge­werkt werd.
    Een knetterend 'godver­domme' klonk, ik keek op en zag hoe Adri Bintjes met een haast achteloos gebaar z'n pen de lucht in wierp. Trillend bleef de kroontjes­pen in het plafond han­gen.Ik liep naar de achterste bank waar Adri knorrig mijn komst afwachtte en zei:’ Je vloekte, jon­gen, waarom doe je zoiets?’
‘ De sommen wil­len niet,’ bromde de op­stan­deling en veegde om z'n woord kracht bij te zet­ten boek en schrift van de bank. Ik moest nu boos wor­den: dit kon en mocht na­tuurlijk niet!
‘ Adri, ver­laat 't lokaal en ga naar meester Van Put­ten.’ - alleen in heel moeilijke gevallen mocht je een leerling naar 't school­hoofd stu­ren en dit was een lastige kwestie, dacht ik. –
Adri negeerde me. Ik her­haalde m'n verzoek en mijn handen jeukten. Ik had a gezegd en kon niet terug. 

Het reken­wonder bleef zit­ten, ik pakte hem bij een schouder en hij greep zich meteen vast aan de stij­len van de school­bank. Kalm pro­beer­de ik ver­geefs zijn han­den los te maken en daarop begon ik te trekken en te rukken. De bank schoof iets in de rich­ting van de deur van de klas; de kinderen rekenden al lang niet meer!
Na een energieke en enerve­rende wor­stelpartij, waarbij ik mezelf steeds voorhield dat ik er niet op los mocht timmeren, kreeg ik Adri ein­delijk de gang op en de klas uit. Toen begon de ellende pas werkelijk: daar waren de kapstokhaken, al of niet met jassen! Een half uur was ik wel doende om m'n tegen­stan­der iede­re keer van die ha­ken los te prut­sen. Hijgend en zwijgend bereikten wij de trap en dat was er een met spijlen.
    
 Uit de verte klonk aangroeiend rumoer uit de vierde klas en nooit heb ik mij vreemder op een trap gedragen.Tenslotte kon ik bij het Hoofd de deur open­stoten en Adri naar bin­nen duwen met de woorden:’ Hier, meneer Van Putten, is Adri Bint­jes! Ik heb 'm moe­ten brengen; hij vertikte het naar U toe te gaan.’
Zonder enige aar­zeling gaf onze hoofdmeester Adri een trap onder z'n kont, waar­door hij aan de andere kant van 't lokaal tegen de cen­trale verwarming tot stil­stand kwam.M'n col­lega knik­te me toe, sloot de deur en daar stond ik. Had ik daar­voor al die moeite gedaan, had ik daar­voor niet gesla­gen!
Van Putten trapte terloops en hard alsof 't de gewoonste zaak van de wereld was.   

In een van de brede sloten achter Ten Boer ging ik eni­ge tijd later met Adri vis­sen. Hij was praktisch en had de lei­ding, een hengel had ie niet nodig. Met een schop damde hij een gedeelte van een sloot af, maakte het water troebel waarna de vis versuft aan de opper­vlakte kwam drijven en zo werd het een wonder­bare vis­vangst
Sommige leerlingen zijn on­vergetelijk en Adri Bintjes was een van hen. Ja, en naar Jan van Putten bracht ik in later jaren geen kinderen meer.
©c.u.