Posts tonen met het label schoolplein. Alle posts tonen
Posts tonen met het label schoolplein. Alle posts tonen

zondag 27 januari 2013

Bevroren waterleidingen en nog iets



WC- problemen
in de pauze rookte ik een sigaret

Ik heb een tussenuur en zit in een lege lerarenkamer mijn zonden te overdenken, want ik had zoveel anders kunnen doen in mijn leven.
Over de nieuwbouw gaan mijn ogen in oostelijke richting. Daar ver weg over Vallei en Veluwe ligt het plaatsje Rijssen, waar de geschiedenis van Bel Campo zich afspeelt. 
Of ben ik in de war met dat andere verhaal, ‘Het Grote Gebeuren', waarin het dat dorpje en de rest van de wereld slecht vergaat.
Er hangen vogels boven de bomen. Als ik vliegen kon, ging ik naar de Achterhoek. De Veluwe moet er vanuit de lucht uitzien als een grote moestuin.

Achter Apeldoorn zou ik het glinsterende lint van de IJssel passeren en in Zutphen zou ik neerstrijken bij die Marijke met de honden, die mijn verdwaalde duif zo liefderijk onthaalde. Hoewel, dat ze honden heeft is vervult me toch met vage onlustgevoelens. 
Vroeger was  ik bang voor alle blaffende beesten; het maakte niet uit of ze groot of klein waren. Hele delen, van ons dorp liet ik links liggen, omdat er honden woonden. Alleen al de bekende bordjes Let op de hond of Ik pas op de spullen van mijn baasje met een afbeelding van het rotbeest ernaast of eronder, waren voldoende voor mij om mijn route naar school of naar de slager te verleggen. Ik maakte grote omtrekkende bewegingen om de confrontaties met Duitse Herders, Deense Doggen, Drentse Patrijshonden en soortgelijke monsters uit de weg te gaan.


Het is stil in de docentenkamer. Ik ben de enige leraar met een tussenuur. Overal in het gebouw wordt gewerkt. Alleen de systeembeheerder loopt  af en toe binnen om in het zijkamertje aan het computerpark te knutselen. Het heeft geen zin een praatje met hem te maken. Hij luistert doorgaans hooghartig naar docenten die om allerlei redenen met toetsenbord of muis worstelen als ze proefwerkcijfers in het bestand willen invoeren, en laat hen overduidelijk voelen dat ze maar domme digibeten zijn.
Boven mij hoor ik gestommel, geschuif van tafels en stoelen en daartussen de soms uitschietende stem van de lerares Engels met de mooie donkere ogen. Ik steek een sigaret op. De liefde en het vferlangen maken me rusteloos.
Er wordt een wc doorgetrokken Boven de lerarenkamer liggen de drie lokalen van de vakgroep Engels met een gang met een toiletgroep en studiehoekjes ernaast. Die wc’s zijn precies boven de koffie- en theebar van de leraren geplaatst. Als er leerlingen onder de les van het toilet gebruik maken zoals nu, dan ruist het spoelwater naast de servieskast en achter het kleine keukenblok naar beneden.

Behalve mijn dubieuze houding tegenover honden heb ik ook met wc’s een tweeslachtige relatie. Dat stamt nog uit de tijd  dat ik meester was op de lagere Rembrandtschool bij meester Van Putten. Hij belastte mij special met het toezicht, als in de pauze de jongens moesten en mochten plassen. Het was mijn taak vond het schoolhoofd  er voor te zorgen dat de bril droog bleef en dat niet de hele vloer drijfnat werd van de jeugdige urine
Zo herinner ik me nu opeens heel duidelijk die strenge winter uit mijn allereerste onderwijzersjaar toen de Rembrandtschool in Ten Boer droog kwam te staan.
De school stonk naar stront. Veel scholen doen dat, maar voor onze Rembrandtschool was dat uitzonderlijk. Van Putten liep bezorgd en besluiteloos rond. Het had de voorbije nachten dramatisch gevroren en nu was de hoofdwaterleiding naar de school dicht en misschien wel kapot. De wc's konden niet doorgetrokken, handen niet gewassen en thee of koffie niet gezet worden. 

Natuurlijk moest de les gewoon doorgaan, vieze lucht of niet. Gelukkig deed de telefoon het wel. Van Putten kreeg verbinding met het gemeentehuis
Om half elf in de pauze kwamen drie grote mannen de speelplaats opstappen. Zij begonnen het plein te vernielen; tegels werden op een hoop gegooid, met een soort houwelen sloegen ze gaten in de stijve grond. Ondertussen maakten ze schuine grapjes in de richting van Juf Jetty Olivier. 
Wij durfden er niets van te zeggen. Al spoedig ontdekten de mannen, dat de waterleiding niet diep genoeg onder de grond was gelegd. 
Ze vertrokken en lieten een verwoest plein achter. In de loop van de dag kwam een gemeenteman vertellen dat de school voorlopig, zolang de vorst regeerde, niet te helpen was. Ze wilden de leiding wel onder stroom zetten met elektriciteit, misschien ging de zaak ontdooien. Niemand mocht meer aan waterkranen of iets dergelijks zitten.

Van Putten kondigde de noodtoestand af. De kinderen kregen opdracht thuis voor school uitgebreid naar het toilet te gaan.
Het geven van Aardrijkskunde, biologie of geschiedenis terwijl een vage geur de atmosfeer verpestte, was verre van aangenaam. De bespreking van't Voorspel van de 80-jarige oorlog kwam bij zo'n verwoest schoolplein in een ander daglicht te staan. Het verhaal van de eekhoorn die in lege vogelnesten een winterslaap houdt en vergeet waar hij z'n wintervoorraden heeft verstopt, kon de kinderen maar matig boeien. 
Buiten liepen immers interessante gemeentemensen gewichtig te doen. De elektrische stroom ontdooide het water niet. De vingers die af en toe werden opgestoken hadden niet veel met de les te maken.
‘Als die waterbuis springt, komt dan het hele plein onder water,’ wilde Roelof Spat weten.
’Dat kan niet joh, stommerd, hij is toch vol gevroren met ijs,’ wees Astrid Prins hem terecht, voor ik kon antwoorden.
’Mag ik naar achteren, naar de wc,’ vroeg Hansje Dijkmans,’ het is maar een kleine boodschap, ik hoef geen grote.’
Dat verzoek moest ik beslist weigeren, want zo'n vraag werkte aanstekelijk; iedereen dacht aan plassen, alle blazen werden actief
’Nee, Hansje,’ dat kan en dat mag niet’
‘Dan knap ik straks, meester, dan is het uw schuld.’
‘Nee, Hans, dat gebeurt niet zo gauw, hou hem maar op.’
Hij was niet tevreden, trok een ongelukkig gezicht, duwde beide handen in zijn kruis en zat ongeduldig te wippen.

‘Zo, Mulder zit jij hier weer te niksen, heb je geen les, zit er geen klas op je te wachten, of heb je ze misschien naar huis gestuurd,’
Zanger, onze praatgrage hulpconciƫrge, komt de docentenkamer binnen.
‘Jij loopt zelf de hele dag met onduidelijke papieren te sjouwen. Niemand weet waar je er mee vandaan komt en waar je  naar toe gaat. Als jij maar ijverig loopt, denkt iedereen dat je hard werkt.’
‘Zal ik een kop koffie voor de populairste docent van onze school inschenken,’vraagt hij snotvriendelijk.
Koffie hoef ik niet en hij gaat met zijn briefjes weer naar de een of andere uithoek van de school. 
En ik dagdroom weer verder over die koude schoolmorgen van meer dan dertig jaar geleden, toen scholen nog geen centrale verwarming hadden en Van Putten in de vroege ochtend  eerst de kolengestookte kachels aan moest maken.

‘Egmond en Hoorne werden dus onthoofd,’ of iets van dien aard, zei ik waarschijnlijk tegen mijn rumoerig klasje,’ en Margaretha van Parma liet hen in de steek.’
’Wat een stom wijf,’ zuchtte Astrid Prins,’ het waren zulke goeie ridders.’
‘Nee, het waren graven, die kerels, graven zijn geen ridders, reageerde Magda.
De les werd mij eens uit handen genomen.
‘Ik plas hier zo op de grond,’ sprak Hans nu bijna plechtig.
‘Dat laat je uit je hoofd,’ probeerde ik.
‘Alva was ook geen ridder,’ deelde Maria ons nu mee,’Hij stuurde Margaretha naar huis.’
‘Als Hans hier zeikt, ga ik ergens anders zitten,’ riep Gijs van Mook.
‘Ja en ik ook,’ echode Wiebe.
’Ik kan het toch buiten in de struiken doen,’ smeekte Hans smekend,’ toe, meester, het is bittere noodzaak.’
Die zin had hij uit boek of krant, begreep ik.
‘Nou Hans ga dan maar even.’
‘Wij moeten ook,’ riepen nu andere jongens.
Ik stemde toe.
Ze vlogen de deur van het lokaal uit, vijf man sterk.

 Even later zagen we ze over het opgebroken plein in de richting van de rozenstruiken en de hoge kale meidoorns en krulwilgen erachter lopen, Hans voorop met een hand tussen z'n benen.
’Het is gemeen, meester,’zei Maria Zieltjens,’wat moeten de meisjes dan, U trekt de jongens voor. Wij kunnen niet.’
Daar stonden de vijf op een rij en deden wie het verste kon; mijn klas keek ademloos toe. Ze kwamen terug en achter hen stond Van Putten.
‘Dat wil ik niet meer zien, Mulder, ‘dat gaat niet, dat snap je toch ook wel!’
Ik knikte; ik begreep het heel goed. Hij ging en ik trachtte mijn geschiedenis les nieuw leven in te blazen:’ na de terechtstelling van Egmond en z'n vriend kwamen de watergeuzen in opstand, ze veroverden Den Bosch en toen begon de beeldenstorm.’ 
Er klopte chronologisch niets van m'n verhaal; ik was ontspoord. Gelukkig liet de kerktoren weten dat het twaalf uur was en alle kinderen stoven naar huis.
‘Ik heb een verrassing,’ zei Van Putten de volgende dag in het onderwijzerskamertje,’ ik heb een piano aangeschaft en de gemeente brengt vanmorgen een 'rijdend toilet'. Wat het een met ander van doen had, zagen we niet.
’Een piano,’mopperde Van Drie,’ wie mag daar dan mee spelen.’
             

‘Juf Olivier, want die speelt harp,’ zei ons Hoofd en toen begon hij aan een uitgebreide instructie van het gebruik van het mobiele wc’tje. Het was een klein huisje op wielen met twee toiletten en een duistere afvoer. Nooit waren de kinderen zo enthousiast en vaak naar de wc gegaan. 
Vinger omhoog:’ meester mag ik naar achteren’, dan de klas en de school uit, het plein over naar de verste hoek waar de attractie stond. Er werd niet meer normaal gewerkt; uit alle klassen gingen en moesten ze massaal en in mijn klas waar je goed zicht had op de gebeurtenissen, was lesgeven vrijwel onmogelijk.

Drie of vier dagen later viel gelukkig de dooi in; de waterleiding herstelde zich van de vorstaanval en ik kon weer fijn met mijn klas werken. In alle rust mocht ik het verschil tussen laag- en hoogveen uitleggen. De piano werd in de dagen en de maanden die volgden de oorzaak van heel wat wanklanken in onze kleine school- een leefgemeenschap.

De conciƫrge komt weer eens binnen en onderbreekt de hoge vlucht die mijn gedachten genomen hebben met de vraag of ik koffie wil.
‘Ja, doe maar,’knik ik verstrooid. Die Willem Lodewijk Zanger is mij veel te vriendelijk. Er worden bovendien rare dingen over hem verteld. Hij zou iets met meisjes hebben. Het meest pikante detail dat een tijdlang circuleerde was dat hij met een meisje uit 5havo ergens in de school de nacht had doorgebracht. Maar het schoolbestuur had geen passende maatregelen genomen, dus zou het wel niet waar zijn.
©c.u.

dinsdag 7 februari 2012

De brommer vlekt!


Uiteindelijk slaagde Chris Mulder met een jaar vertraging  voor het  begeerde diploma dat hem de bevoegdheid gaf als onderwijzer carriĆØre te maken. Het was, terwijl hij er in de docentenkamer van de Scholengemeenschap, waar hij nu  in zijn laatste jaar werkte,  aan terug dacht,  een verhaal van liefde, dood en verdriet geweest.   
Hij, Mulder had zo het een en ander mee­gemaakt, want zijn leven als  piepjonge onderwijzer begon al bijna veertig jaar geleden op een openbare lagere school in de streek rond Ten Boer. Het  gebouw was een fantasieloze blokkendoos en het hoofd van die school was  ene meester Van Putten; een ver­schrikkelijker man en een ellendiger naam had hij later niet vaak meer ontmoet. 
Van de ge­beurtenis­sen die zijn afkeer van deze burgerlijke en keu­rige man zó onmetelijk diep hadden gemaakt, waren een paar hem  altijd bijgebleven.

In 1957 reed  Mulder, haast nog adolescent, op een oud brommertje  dus dagelijks vanuit Haren bij Groningen naar die eerste school, stalde het gammele toestel in de kleine stal­ling op de verste hoek van 't schoolplein en onderwees ver­volgens de hele dag de 38 mini-mensen tellende vierde klas; een klas met overwegend dom­me en gelukki­ge kinderen. 
Na twee weken stond Van Putten  hem  's mor­gens bij de fietsen bergplaats op te wachten. De man wees zwij­gend op een paar grote olie­vlekken op de te­gels en zei daarna:" Je mag je bromfiets daar niet meer neerzetten, laat hem maar ergens op str­aat of leg er wat oud papier onder!"

 En zo kwam het dat vanaf die dag de antie­ke Solex bromfiets op oude kranten  gestald werd. Een enkele keer ver­gat hij 't en dan wierp Van Putten tijdens 't eerste uur de deur van de klas open en riep ver­beten: "De brommer vlekt!"   
Harm Cladder of de kleine Wilfried de Boer kregen dan van hun verbouwereerde meester opdracht met wat dagbladen de fout te herstellen  en  de klas had leedver­maak.

De rozen rond het plein wa­ren een bron van andere ver­drietig­heden. De zorg om het wel en wee van deze bloemen hield Van Putten voortdurend bezig. 
Spelende kinderen mochten niet in de rozenper­ken komen en als je plein wacht had, moest je erop toe­zien dat zulks ook niet gebeurde. 
Om het  zijn personeel  makke­lijker te maken had  de  Hoofdmeester een brede str­ook niemandsland bedacht tussen de stoeiende jeugd en de rozen: in een gebied van vijf tegels van de rand mocht geen kip komen. 
Chris kuierde tijdens het speel­kwartier ijverig   en plichtsgetrouw in dit lege grensgebied en stuurde ie­dereen die de 'rozenwet' van Van Putten overtrad naar binnen. Voor straf mochten die leerlingen voor de zesde klas op de grond zitten en dat was een grote schande, want de zesde genoot van zulke straffen!


Jan van Putten hield van orde en netheid. De school en de omgeving van de school moesten zijn visitekaartje zijn.

Terwijl hij een slok van zijn pauze-koffie nam bedacht Mulder ergens gelezen te hebben dat sommige comman­danten van Duitse concentra­tiekampen dezelfde haast ziekelijke belangstelling voor groenvoorziening en frisse kleuren hadden.

Maar er waren meer verrassende orderegels geweest. Tijdens een van de spaarzame perso­neelsvergaderingen besloot 't Hoofd dat het maar eens uit moest zijn met dat slordige geplas in en over de toilet­ten en hij schotelde  zijn  meesters  een verbijsterend systeem voor waarbij ordeloos gepiemel  voortaan onbestaanbaar zou zijn.
In 't kort kwam het hierop neer: de jongens  ste­lden zich in een rij op voor de wc, de onderwijzer controleerde de bril en ver­volgens mocht de eerste  lee­rling naar binnen; als die klaar was, moest ie naast de leerkracht gaan staan en even wachten tot de volgende gegadigde na een vluchtige controle met luide stem kwam melden:" Bril droog, me­neer!"
Met deze omslachtige procedure werden alle toilet kinderen afgewerkt. Het duurde meestal de hele pauze en van kof­fie drin­ken kwam niks. 
Door­gaans kon je groen licht geven voor het wach­tende kind, maar een enkele keer klonk de kreet:" Meester hij heb er naast gezeikt!" 
Dan  moest de boel schoon en volgde de een of andere vre­selijke straf. Het spreekt vanzelf dat Van Puttens schooljuffen van dit soort corvee verschoond bleven

"Gelukkig," kon je zeg­gen," was dit vroeger, allemaal lang geleden en leefden we  nu in bete­re tijden."
Maar Van Putten leefde nog; de Van Puttens gingen niet dood en zij hadden hun eigen ordelijke en nette leven, eeuwig en altijd.   
Strikt genomen was rector Helman zijn huidige en laatste onderwijsbaas  uit hetzelfde hout gesneden. Die had hem als bijna 65-jarige nog maar weer  fijn ingeroosterd bij de surveillance in de grote pauze, met de gedachte misschien dat wat beweging en een frisse neus voor die Mulder geen kwaad konden
c.u.

( in een ander setting en stijl was deze episode ook al eerder te lezen. Hier maakt het verhaal deel uit van de slotafleveringen in de serie: Vanuit de Verste Verte ofwel de zgn.Ibbeltjereeks )
zie voor overeenkomsten verschillen bij de volgende link   http://binnenpark.blogspot.com/2011/03/van-olievlekken-rozen-en-droge-wc.html

woensdag 8 juni 2011

Over koetjes en kalfjes en een nat spel.




" Eigen bult, dikke schuld,­"" zei Juf Mulder. Van Put­ten keek naar de rozen. " Het is andersom," zei hij. " dat jong moet niet zo hui­len; geen schram op z'n knie en die dikke plek zat er gisteren en vorige week ook. Ik denk dat het erfelijk is. Z'n vader heeft ook zo'n knobbelhoofd." "Die moeder is wel een lekker wijfie," kwam Van Drie ertussen." " Zo spreken wij niet over de ouders van onze school," reageerde van Putten streng.
Ondertussen troostte Juf Mulder op haar manier het ver­driet van Jantje Berg. Ze vouwde hem in haar armen en gaf knuffe­lend wat ongerich­te zoenen. Jan van Putten keek er mistroostig naar en schudde z'n scheve hoofd. Je kuste geen leerlingen; je moest de nodige afstand be­waren. Hij had haar al zo vaak gezegd dat ze niet zo intiem met haar kinderen mocht zijn.

Op't midden van't plein stond Adri Bintjes in een forse regen­plas te hupsen. Het was een zelfbedacht spel. De andere kinde­ren stonden er omheen en moesten op tijd weglopen om niet nat te worden. Wie nat was, was af! De grap zat hem in de onvoor­spelbare sprongen van Adri.
"Ga dat natte spel eens ver­bieden," zei het Hoofd tegen mij.  " Wat een onzin," mop­perde Van Drie," er komt toch geen brand van!" Ik aarzelde, maar ging toch. Teleurgesteld hielden de vijfde- en zesde klassers op.

Even later begon Jetty onbe­heerst te snikken en ze wees naar Harm Cladder die met een scherpe doornentak uit de rozenbor­der slachtoffers maakte. Dat was het nieuwe spel, want ook Gerard Koetje en Frits Emmer renden prikkend en stekend over de speel­plaats. Ja, er gebeurt veel op een schoolplein, okĆ©, niet in vergelijking met het wereldgebeuren, want er zijn andere pleinen waar het wel   bloediger toegaat.
Van Drie gaf onze "Lees­plank- Jet", die bijnaam had ze van onze verouderde lees­methode, zijn grote bonte zakdoek en zei:" Hier kind, droog je tranen, je zult ze later nog nodig hebben, als het in de liefde fout gaat en dat gaat het, reken maar!" " Dat zeg je toch niet tegen zo'n kind,"zei Juf Mulder," en zeker niet tegen Jetty," viel ik bij.

Van Putten was nu plotseling verdwenen; hij liep in nabu­rige verte op straat en greep en sloeg een oudere vreemde jongen van de fiets waarbij veel geschreeuwd werd. Hij sleepte de hevig spartelende vent de gang van de school binnen. " Ik zal jou leren de buurt onveilig te maken," brulde Van Put­ten. " Ik wil geen klachten meer van mevrouw Gordel en andere moeders, dat jij vie­ze spelletjes doet met de kinderen uit de Toren­straat, heb je dat goed begrepen!"

Wij luisterden met ontzag en verbazing naar die hardhan­dige toespraak en dit eigen rechter spelen. Wat was ge­beurd. In de voorbije weken hadden diverse moeders de school en Van Putten bezocht met verontrustende berich­ten: een grote dikke oudere jongen van de School met de bijbel, die nu al van school af was, na veel zittenblij­ven, terroriseerde de omge­ving van de Rembrandtschool. Hij plaagde jongere kinde­ren, pakte hen knikkers en andere speeltjes af en deed nog meer onduidelijke din­gen.
En nu had Van Putten het joch te pakken; hij vond dat rechtma­tig. Als hoofd van een dorpsschool was je ook verantwoordelijk voor het wel en wee van het hele dorp.
" Ik wil jou hier niet meer zien, " schreeuwde hij," jij bent veel te oud om dokter­tje te spelen."" Hij gaf een harde mep in het gezicht en schopte hem de school uit. De jongen buitel­de de stoep af en ging er als een doel­loze haas vandoor. De fiets liet hij  liggen. Van Putten kwam voldaan bij ons terug, veegde met een zakdoek z'n handen schoon en zei:"Zo, dat kalf zien we niet meer terug. Dat varkentje is   voorgoed gewassen."

©c.u.


donderdag 13 januari 2011

De oude speelplaats



Memento

Het kleine schoolplein steek ik over
maar dan een halve  eeuw of langer
terug tot aan die beek waar ik mij
met haar betover, genesteld achter

‘t Hoge Duin leerden we er rekenen
of schreven iets. Telkens als de wind
eens aflandig  op haar schreden keert,
fijn duinzand in m'n  schoenen muist,

trekt zij zo de droom, een zee in schelpen.
Natuurlijk dat straatje kun je nu kopen;
een Panorama Mesdag voor ons twee.

Stap over drempels heen niet steeds erop:
gedachten nemen steevast oude wegen,
haar kom er je na geen bocht meer tegen.

©c.u. 
Er stonden ruim 12 prunussen op het plein, nu is er nog maar eentje, de school en de speelplaats ze zijn er sinds kort niet meer