Posts tonen met het label school. Alle posts tonen
Posts tonen met het label school. Alle posts tonen

vrijdag 8 september 2017

het liedje van de rozen





Haar witte bloemen hadden de geest
gegeven: het was wel mooi geweest.
Wat bleef; een geur aan eerder dagen,
de tijd van onuitgesproken vragen.

Vergankelijkheid in een vaas geschikt
Het verlangen dat haar wonden likt.
Eens was diep herkennen nog ’t meest
een ingetogen en aandachtig feest.

Ze zat voor hem op school en de rozen
van haar witte trui schenen als de zon.
Waarom had het lot toch haar verkozen,
wilde het samenbrengen wat niet kon.

Zij verlangde steels naar ’t verre licht,
hij dacht aan zijn levenslang gedicht.

©c.u.

maandag 23 september 2013

Een plattegrond van de klas



en moeten ze dan aan het wandrek ook creatief bezig zijn...

Het was het laatste uur voor de middagpauze. Er bivakkeerde een nieuwe klas voor zijn neus. Ver weg achter in de linker rij verscholen door twee meisjes zat een langharige forse jongen. 
‘ Zit jij daar wel goed?’ Mulder wees. 
‘ Ja meneer, hoezo!’  
 ‘ Jij bent daar  op de laatste bank weggekropen en denkt zo die man  ziet me niet. Heb je iets te verbergen?’ 
‘ Nee, meneer Mulder.’ 
‘ Hou je niet van ogen in je rug. Hoe heet je?’ 
‘ Frederic. ,meneer en ik snap het niet.’   

Mulder schreef de naam op. Hij had een plattegrond van het lokaal gemaakt en moest weten hoe de leerlingen heetten en welke plaats ze kozen.
‘ Hoe is je achternaam?’ 
‘ Keulmans, meneer!’ 
‘Heb je liever geen mensen achter je. Jij houdt  graag alles onopgemerkt in de gaten. Je dacht, Frederic jongen, ik ga zover mogelijk van die leraar af zitten.’   
‘ Nee meneer Mulder.’   
‘ Helemaal fout, jongeman Ik zit hier op een hoge kruk achter mijn lessenaar en als ik opkijk, zie ik jou het eerst, want ik kijk over de lui heen die vlak onder mijn katheder wonen.’ 

De meisjes voor Frederic giechelden en fluisterden.  Hun achterbuurman keek geĆÆrriteerd met een blik van; wanneer stopt die man nou met dat gezeik. Hij zei: ‘Ik zit prima, meneer Mulder.’ 
‘ Daar vooraan links bij het gang raam, is een betere plek Frederic, dat is mijn dooie hoek. Wanneer ik de klas inkijk, zie ik niet wat er gebeurt.’ 
Mulder wees naar de bank bij de deur voorin die nog leeg was. 
' Toe maar daar  mag je van mij wel naar toe verhuizen.’ 
In de klas werd onrustig gelachen. De jongen schudde zijn hoofd. Mulder keek rond, het werd stil. 
Hij ging verder met de klasse plattegrond, wees jongens en meisjes aan en noteerde namen. Dat nam veel tijd. Van lesgeven kwam niet veel. Een kwartier voor tijd besprak hij nog iets met verbindingswoorden, voegwoorden en vaste voorzetsels. Toen de bel ging gaf hij op de valreep nog huiswerk op. Opgelucht haastten zich de leerlingen het lokaal uit, naar huis. Ze hadden de rest van de dag vrij. Hun leraren hadden in de middag een speciale docentenvergadering.

En dus zat Mulder met zijn z’n collega’s na de grote pauze in de aula van de houten nieuwbouw ergens naast de oude onder architectuur gebouwde  School.  De tafels en stoelen stonden er waaiervormig opgesteld met als speerpunt vooraan een stoel voor Rector Schar, Conrector Verpalen en Pijlman van de administratie die notuleerde. 
Het onderwerp was taxonomie. 
De schoolleiding wou meer zicht op  wat er in de klas gebeurde, hoe de kinderen iets werd bij gebracht en wat er zich in het lokaal afspeelde. Kortom ze  hadden graag grip op wat een docent zoal uitspookte. Een leraar moest niet zo maar iets doen. Hij diende zijn gehoor vooraf duidelijk te maken waarom het ging, wat voor nut het had en leerlingen hoorden zich trapsgewijs iets eigen te maken. Daarbij ging het achtereenvolgens om verschillende zaken zoals; herkennen en weergeven( het zogenaamde na-apen), begrijpen, toepassen, analyseren en het scheppen of creĆ«ren van iets nieuws en tenslotte het evalueren.. Schar en Verpalen behandelden en bespraken beurtelings de diverse onderdelen. Vanzelfsprekend kreeg het personeel een uitgebreide informatiemap .

Aan de achterste rij van aaneengeschoven aulatafels had Mulder zich geĆÆnstalleerd,  geflankeerd door Jenny van Frans en Paul van Dril van Maatschappijleer en daarnaast dan Wilfried de man van de Vrije Expressie en de Kunstzinnige vorming ( tekenen  dus). Ze gaven elkaar briefjes door met opmerkingen en grappige schetsjes. 
Paul schreef; vraag Verpalen eens hoe hij die taxa-dinges toepast bij gymnastiek, gaat ie  eerst uitleggen waarom ze wandrek-oefeningen doen en moeten ze bij bokspringen  of zitvoetbal ook iets nieuws  creĆ«ren!. 
Wilfried maakte spotprentjes van Pijlman die met een dictafoon zat te hannesen. Kortom er werd geklierd en Schar en zijn adjudant hadden daar weinig zicht op want voor hen stonden verspreid pilaren die het lage dak van de aula ondersteunden.

’s Avonds na die enerverende les- en vergaderdag bladerde Mulder  voor hij aan zijn achterstallige correctie begon, nog wat in het taxonomiemodel van Bloom en De Block en schoof de map toen in een bureaula. 
Hij zocht nog weer naar de brief die de Vlaamse schrijver Karel Jonckheere hem geschreven had toen hij het gedicht ‘ Kinderen met Krekelstem’ op school wilde behandelen.. Het epistel met  een haast onleesbaar kriebelhandschrift bleef echter onvindbaar. Wel had hij opeens een stapeltje oude vergeeld stencilwerk in handen. 

De titel luidde:’ Herinneringen van een politiek gevangene uit zijn celleven en omtrent zijn wegvoering naar een strafkamp in Duitschland en zijn terugreis naar zijn woonplaats.’  Mulder rangschikte   het twintigtal  velletjes waaruit het document bestond en begon te lezen: 

Kees Luimers, geboren 21 April 1908, commies ter Provinciale Griffie van Groningen, wonende te Oosterhoogebrug. Bewoner van cel 24 in het Huis van bewaring aan de Hereweg vertelde. Gedurende de laatste week van ons celleven waren we met z’n vijven; Albert Brokken, Arie den Ouden, Freek Waldhoorn , Job Soepboer en ondergetekende. Onze cel was 4 m lang en 2.60 m breed. Er bevonden zich in: 5 stroozakken, 1 opklapbare tafel, 1 hoekkast, 1 niet- opklapbare krib. Bovendien een kruik met water, een emmertje voor het vuile water en 1 emmer te gebruiken als WC. Om de beurt kon er worden geloopen. De vloer van de cel was van beton, zoodat onze schoenzolen gauw doorgesleten waren……..’ 
 Mulder bleef lezen, vergat de tijd. Van het nakijkwerk voor school kwam zo niks en ongetwijfeld zouden morgen Jurgen, Marieke en Geert hem aan zijn kop zeuren:’ Meneer Mulder wanneer hebt U nou eens onze opstellen nagekeken!’ En hij zou dan weer een geloofwaardige smoes moeten verzinnen.  
c.u  
een  verhaal  van ' Uit de Verste Verte 

woensdag 28 augustus 2013

Een slaap les




tekstverklaring slaapverwekkend
Een slaap les

Het was een dag waarop het maar niet licht wilde worden. De bel voor het eer­ste uur klonk. Leerlingen kwamen zijn lokaal in en zochten hun plaats. Sandra Baars deed 't licht aan.
Mulder zei:’ Jongelui en Beste kinde­ren, als jullie  nu eens  een keer echt stil willen worden , kun je als je goed luistert, horen wat er in an­de­re loka­len ge­beurt.’
Het werd stil­ler dan stil.
Uit 't lokaal van  zijn collega  geschiedenis klon­ken gedempt his­tori­sche kre­ten.  In het do­mein van Herr Deuts­chland waren de beruch­te voorzet­sels van de derde naamval te horen. Ergens in de verte werd ge­scholden, met een deur ge­smeten; de wiskundedocent had z'n eer­ste pupil verwij­derd. Een tijdlang bleef de klas  op  het vreemde verzoek van hun leraar zo luisteren naar  die verre geluiden ‘ Sandra, ’ zei hij tenslotte, ‘doe het licht uit, 't is te vroeg  om les  te geven, we gaan sla­pe­n!’
Op slag was 't don­ker, nacht bij­na.

‘Zo, maak het je maar  eens gemakkelijk; ga  lekker met je hoofd en armen op je tafeltje liggen, schuif je boek en schrift maar aan de kant! We gaan een poosje slapen­’
Marieke giechelde, maar deed wat hij wou. Het duurde even voor ze be­sefte dat  haar leraar 't meen­de. Er klonk surro­gaat -gesnurk­ en men keek of ie­der meespeelde. Sommigen knepen stijf hun ogen dicht Anderen gluurden wat verbaasd rond. 
Na kor­te tijd heerste er een diepe rust, stilte waarvan een le­raar slechts dro­men mag. Uit lo­ka­len hoorde je  verre gelui­den, samen sla­pen kreeg ­zo een andere di­mensie! .In alle klassen brandde licht en in lokaal 7 was het vreemd donker. Conrector Verpalen die over de bovengang  ging, dacht waarschijnlijk dat  het lokaal leeg was en kwam geen poolshoogte nemen.
En zo bleef het stil in de klas tot Olaf zei:’ Meneer, moe­ten we nog langer slapen!’ ‘Wou jij soms huiswerk ma­ken!’  Nee, dat wilde hij niet, de rust kwam terug met 't zwakke leven van ver­re en nabije loka­len.

Buiten begon 't te sche­me­ren; hij pakte een boekje, ging bij 't raam zitten en begon  voor te lezen iets van de Vlaamse schrijver Karel Jonckheere; ‘Kinde­ren met krekelstem’, een lang gedicht over school­kinderen in ServiĆ«, die bij 't aan­breken van de dag, na een lange nacht in school, door Duitsers gedood wor­den.   
En  terwijl het buiten langzaam lichter werd las hij voor  die passende indruk makende re­gels:… ‘ naar een verhaal luisteren kinderen, zeven, honderd, duizend. Ze zijn er eens geweest. Die nacht.’ en verderop de zinnen :’de school ­plicht ont­waakt uit dui­zen­den ogen, de les die je van­nacht hebt geleerd moet je echter voor morgen niet kennen, voor allen be­gint de grote vakan­tie,  straks speel je in de eeu­wig­heid. Dag kinderen met de krekelstem.’
De bel ging, 't verhaal was uit!­ Een andere klas kwam; dikke meisjes en lange jon­gens: een af­grijselijke her­rie. Ze wilden alle­maal tegelijk naar bin­nen;. Bij de wisseling van de les stond aan de over­kant van de gang de trage, f­leg­matie­ke Herr D. over zijn naam­vallen na te den­ken.
©c.u.

dinsdag 16 april 2013

Een boze brief




Op school is er weer eens onenigheid met rector Zuidenwind over de administratieve rompslomp als je vervelende leerlingen de klas uit stuurt. De schoolleiding heeft bedacht dat het beter is dat de docent eerst een begeleidend briefje maakt waarin hij vertelt waarom een leerling de klas uitmoet. 
De diepere gedachte achter dit nieuwe fenomeen is waarschijnlijk dat een leraar dan minder snel een leerling de toegang tot de les zal ontzeggen. In de docentenkamer zitten Hans Oester en Pim van Dril die maatschappijleer geeft zich hierover vreselijk op te winden. Dat wil zeggen het is vooral Van Dril die stampij maakt. Oester  geeft zich niet zo gauw bloot en als hij wat zegt, spreekt hij  zacht en voorzichtig.

In oeverloos gepraat heb ik geen zin en de confrontatie  met 3 havo het voorbije lesuur zit me dwars. Tot overmaat van ramp komt conciĆ«rge Zanger binnen; hij toont bij de deur al zijn zoetste glimlach.
Ik neem de koffie die ik juist getapt heb mee naar de hal en loop naar het computerlokaal. Tussen en achter de vele PC’s zitten een paar leerlingen die iedere maand de schoolkrant voor hun rekening nemen. Ze hebben ook een vrij uur of ze spijbelen. Het informaticalokaal ligt in een uithoek en  ze zijn hier tamelijk onvindbaar vooral wanneer ze serieus aan het werk zijn zoals nu.

‘Meneer’,vraagt een van hen, ’maakt U ook eens wat voor onze krant?’
‘Wat moet het zijn, Marjolein’, wil ik weten.
‘Maakt niet uit als het maar een beetje kritisch naar de schoolleiding is.’
Even later bespeel ik met twee vingers het toetsenbord en verschijnt er een wat recalcitrante brief op het beeldscherm.
 Na enige aarzeling zet ik er de naam van Pim van Dril onder en laat de spijbelende redactieleden mijn ‘artikel’ lezen. Ze vinden het wel gaaf, willen weten wie die Gijs precies is en genieten van het idee dat de leraar maatschappijleraar om deze open brief bij de rector op het matje zal moeten komen. Ik maak drie afdrukken voor de leerlingen, een voor mijn collega en een om thuis aan Lydia te laten lezen.

Waarom ik Gijs “Schommel” er niet
uitstuurde!

BESTE Theo Zuidenwind, sinds wij het ver­wijde­ren van leerlingen ver­ge­zeld moeten laten gaan van een geschreven document waar­in het " het uit­sturen"ge­mo­tiveerd, onderbouwd, en be­commen­tarieerd moet worden, slaap ik slecht, smaakt het eten minder goed, en ben ik  in mijn sociale contac­ten gefrustreerd.
Dat kan toch niet jouw bedoe­ling zijn! Je wilt toch de be­schikking  houden over een gezond, gelukkig en dyna­misch do­centenvolk­je! Wat is jouw intentie dan wel! .....
Jij krijgt zoveel ver­bannen leerlingen op je rectorsbordje dat je 't    over­zicht kwijtraakt. Je wenst een re­ferentie­kader, te weten een schrif­te­lijk ver­slag, om de soms wat leu­gen­achtige, en fan­tasie­rij­ke verha­len van leerlingen te kunnen toet­sen. Op zichzelf is dat een be­grijpelijk ver­langen. Maar Theo, werkt het wel! Im­mers, wat zal de prak­tijk laten zien! 

Voor de Zuidenwindse rectors­kamer een gang vol trappelen­de weggezonden scho­lie­ren, die om de beurt het hei­lig­dom mogen betre­den; op het bureau van Z. een stapel op­stellen van docen­ten. Een uiter­lijk rus­tige en stoĆÆ­cijnse school­baas die de verha­len aan­hoort, leest, of hele­maal niet leest, die de sto­ries ver­ge­lijkt en per onge­luk verwisselt en ziet dat het niet klopt. Kortom Theo, een puin­hoop en een drukte van be­lang. Was dit de be­doe­ling! Ik kan het maar met moeite gelo­ven!
Ik denk graag het slechtste van men­sen dan valt in het leven niet alles tegen, maar dit terzij­de! Als een boze leraar een boze leerling de klas uitschopt en hij  weet, de docent bedoel ik, dat hij als strafwerk het proces ver­baal van excommuni­catie moet schrijven, dan zal hij zich 2 keer bedenken voor hij zegt’ Mariet­je, ga de klas maar uit!’ De schrif­telijke rap­por­tage aan de rector heeft een remmende wer­king: het aantal ver­wijderde scho­lieren zal teruglopen. 

En wat heeft Gijs Schommel met dit alles te maken, wilt U weten! Gijs is een zui­ger, een jongen die langs het lijn­tje van het toe­laat­bare wan­delt. Een docent kan hem altijd net niet pak­ken. Hij vraagt 3 a 5 keer ’Op welke blad­zijde zijn we’, of deelt trouwhartig mee dat hij z'n huis­werk heeft vergeten om ver­volgens te zeggen ’O ja, ik heb het toch wel ge­maakt!’ ....Gijs zit hardop in zichzelf te praten, als iedereen stil aan het werk is; in zijn om­geving vallen spon­taan  stoelen om en wanneer een andere leerling wat vraagt aan de leraar, uitleg bij­voorbeeld, dat komt voor, dan be­gint G. mee te babbe­len en dan kan het tenslotte gebeu­ren dat de le­raar, ik dus, drie keer of meer ge­waarschuwd heeft ’Gijs, je gaat  eruit, als je zit te pra­ten’ (soms raak ik de tel kwijt) en dat de emmer uit­ein­delijk over­loopt.

De conciĆ«rge bij­voor­beeld pikt het briefje van de haak en Gijs groet hem uitbundig met-‘Dag, bes­te man!’.....
‘Nu is het genoeg, Schom­mel, je gaat eruit, nu onmid­dellijk, nee, geen gezeur, weg we­zen!’
‘Ja maar, ik mag die man toch wel groe­ten!’
‘Nee, dat mag niet.’
Langzaam en met veel trage hande­lingen pakt G. dan z'n spullen bij elkaar, kijkt met ge­mengde trots de klas rond; er wor­den groe­ten ge­mom­peld: Gijs exit! 
Gijs is een zuiger; je zou zo'n jongen eigenlijk voor een poosje in de garderobe tussen de jassen  aan de kapstok moeten hangen tot hij uitgesparteld is.
En wat zegt G. tegen rector Z. ’­Meneer, me­neer Mulder had een  slech­te bui, ik deed niks en op­eens moest ik weg!'

Ja, zo gaat dat, Theo, en dan moet ik schrif­te­lijk een uitge­breid  overzicht ge­ven van de ge­beurtenissen die tot dit in­ci­dent hebben geleid. DAT doe ik niet, dank je feestelijk: ik stuur­de en stuur  die Geert of Gijs of hoe de gek ook mag heten,  er niet uit. Als hij aan jouw deur klopt, is hij daar uit vrije  wil gekomen en als hij zegt dat ik hem heb gezon­den, liegt hij, wat hij ook ver­telt. Bij mij lopen ze spon­taan de klas uit naar een van de schoolleiders als ze dat nodig vin­den. Zo is het Theo, niet anders!
Voor de rest: een vrien­delijke groet van Pim van Dril; een  geplaagde do­cent. 
©c.u.