We slopen verder. Achter 't korenveld van boer
Pinkster langs tot we een glimp opvingen van het vijandelijk gebied met het
hoofdkwartier; een oud vervallen kippenhok.
Het
resultaat van onze speurtocht was, dat we diezelfde avond nog een oorlogsverklaring
opstelden. De strijd zou de volgende dag om half vier na schooltijd beginnen.
Onze troepen moesten vanuit oostelijke richting oprukken naar het gebied van de
vijand.
De bewuste morgen, toen ik Jan Beekman, de
hervormde commandant, het document aanreikte, gilde Wim Mulder vanuit een
kluwen klasgenoten met toe:’ Eetbaar papier krijg je voortaan niet meer! De
bakker is dood! Zijn luiken zitten dicht.’
Jan las de oorlogsverklaring, snoof minachtend,
verscheurde het papier, wreef de snipper weg in de modder van 't schoolplein en
zei:’ Het is waar, Uit de Fles is dood. Mijn vader zegt dat hij 't zelf gedaan
heeft omdat hij bankroet is. Eh, het is goed, we zullen jullie vanmiddag in de
pan hakken.’
De schoolbel
ging en maakten eind aan Jan 's dreigementen.
In de morgenpauze deden allerlei geruchten de ronde
op de overvolle speelplaats:’Hij hing aan een haak van de bakkerij. Nog een
briefje aan Rita had hij geschreven. Als je jezelf ophangt, kom je in de hel;
zegt mijn vader en, z'n gezicht was helemaal blauw.’
Aan tafel onder 't middageten maakten Vader,
Moeder, Dirk onze monteur en Jenny 't dienstmeisje allerlei vage toespelingen
op Uit de Fles.
’ Wie had dat nou ooit gedacht! Ze zeggen dat 't
van die vrouw komt. Dat ze hem betrapt had. Nee, om het geld was het niet. Ze
hadden genoeg om samen van te leven. Dat gedonderjaag met die jongens altijd.
misschien was het zijn schuld dat ze geen kinderen konden krijgen. Ik ben benieuwd
wat Dominee Lanting bij de begrafenis zal zeggen.’
En zo nog meer woorden die ik niet allemaal precies
begreep.
Tegen vier uur trok een wanordelijke troep
soldaten, gewapend met lange stokken, houten pistolen en oude potdeksels, door
de polder in een grote boog om het dorp heen om zo de vijand onverhoeds in de
rug te kunnen springen. Het treffen vond plaats onder de rook van het
kippenhok. Het gekrijs en gevloek waren niet van de lucht.
Het hervormde leger was veruit in de meerderheid en
na enkele felle charges van onze kant, moesten we opeens wijken. Bij de
strategische vlucht die volgde, trokken we volgens plan over een tamelijk brede
sloot. We gebruikten daarbij onze lange wapenstokken als polsstok. Achter
elkaar zweefden we in en fraaie boog over het water heen.
Toen ik als
een van de laatsten over 't water wilde, bleef m'n polsstok in 't midden van de
sloot in de modder steken!. Tot grote vreugde van de Filistijnen spartelde ik
aan de lange stok boven het water, met bezorgdheid gade geslagen door mijn
vrienden. Ik had geen keus. Langzaam gleed ik naar de donkere waterspiegel,
zonk tot mijn middel in het nat en strompelde onder gejuich naar de vrije
oever. Druipnat en stinkend kwam ik thuis!
De nacht en de dag daarna ijlde ik en werd ik soms
met wilde gillen wakker. Nu eens voerde ik 't gereformeerde leger aan, dan weer
was ik in de bakkerij en vlijde kleine gesneuvelde Beekmanaanhangers keurig in
zwarte bakvormen en schoof ze met de taartschep in de oven. In en van mijn vele
dromen en droompjes, zag ik,de bakker in z'n werkplaats.
Hij at gulzig grote kluiten gist, die hij eerst in
banketbakkersstroop doopte en schreef ondertussen met een brokkelig potloodje
op een vel ouwel:’ Rita, ik maak er een eind aan. Ik hou veel meer van de
jongens.’
Hij nam 't
papier tussen zijn tanden, liep naar de hoek van de bakkerij, pakte met beide
handen een haak beet en ging er aan hangen.
Langzaam draaide Uit de Fles aan de haak rond.
Plotseling begon z'n hele lichaam te zwellen, z'n gezicht werd blauwpaars. Steeds
groter en dikker werd de bakker tot hij de hele ruimte scheen te vullen, toen
spatte het wanstaltig karikatuur van Cornelis met een doffe plof uit elkaar en
dwarrelde door de lege ruimte een stukje eetbaar papier langzaam naar de
werkbank bij ’t raam
Een paar dagen moest ik het bed houden in dat kleine kamerstje boven de luifel van het benzinetakstation van mijn ouders.Toen ik na mijn korte ziekte weer buiten mocht
spelen, klonken boven ons dorp de klokken van de gereformeerde kerktoren en
over de anders altijd zo lege hoofdstraat
bewoog zich traag een kleine zwarte rij mensen; voor hen uit reed een platte
boerenwagen waarop als een groteske bakvorm een dofzwarte lijkkist stond.
Langs de
benedenweg die parallel aan de straatweg liep, haastten Hans en ik ons samen
op een jongensfiets in de richting van het kerkhof. We wilden het zien. We
mochten er niet bij zijn, begrafenissen was iets voor grote mensen. Toen de
stoet arriveerde, lagen wij achter de beukenhaag op de loer.
Wat er precies gebeurde, konden we niet zien, maar
binnen die donkere kring van mensen werd bakker Uit de Fles begraven; dat begrepen we
wel. Alleen dominee Lanting die apart stond, konden we goed in de gaten houden.
Nerveus trachtte hij met z'n wijsvinger de driftig fladderende bladzijden van
het boek dat hij voor zijn borst geheven hield, in bedwang te houden.
©.c.u.
( slot Eetbaar Papier)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten