Op nummer zeven werd niet opengedaan. Mosterd liep naar de
zijkant van het huis. Daar scharrelde in een groentetuin een rijzige iets
gebogen mannengestalte met een langwerpig rieten mandje tussen de stokbonen.
Karel riep: ‘Mooi weertje, wil het allemaal een beetje groeien. Wat hebt u daar
geplukt! Bent U meneer Klinkhamer? Mijn naam is Mosterd. Ik kom voor de
kerksleutel.’
De man glimlachte, kwam naar hem toe.
‘Dit zijn
pronkbonen,’ zei hij, knipperend met zijn lichtblauwe ogen, ‘en ik ben geen
meneer,’ Hij verdween in het huis, gaf
hem een zware sleutel ter grootte van een klauwhamer of knijptang. Karel wilde
het gesprek nog wat rekken en vroeg of koster Klinkhamer bijzonderheden over
het dorp wist. Die vertelde dat zijn woonplaats 70 inwoners telde, die in 25
huizen woonden, dat er een school, een smederij, een timmerwerkplaats een café
waren.
Klinkhamer praatte op afbetaling, hij dacht lang over vragen na, hield
op willekeurige momenten in zijn zinnen pauze. Tenslotte bedacht hij dat de
heer Mosterd beter kon informeren bij Geert Hommeles die met een broer op een
boerderij woonde.
‘Daar
in die bocht aan de linkerkant,’ wees hij, ‘u kunt niet mislopen.’ Karel
knikte. Eerst was dat eeuwenoude kerkje
aan de beurt. Hij stak de hoofdweg schuin over, deed een met ijzer beslagen
piepende deur open en kwam in koele ruimte met gefilterd licht.
Het was stil in de St Nicolaaskerk. Vooraan op een tafel
lagen folders. Ze waren weliswaar gratis, maar je mocht wat steungeld in een
collectebus doen. Het kerkje was in 1200 gebouwd en had eerst een losstaande
toren gehad. Die was in 1829 afgebroken. De kerk, die op een wierde of terp
stond, kreeg toen een houten torenspits en ter versteviging steunberen. Naar
het waarom kon men gissen. Misschien had het iets te maken met een watersnood
of was er een aardbeving geweest, dacht Mosterd.
Hij beklom de preekstoel die hoog tegen de rechterwand hing.
Er zat een soort luifel boven. Op de kansel lag, opengeslagen bij het hoofdstuk
Prediker, een lijvige bijbel. Hij las wat zinnen: ‘Alles heeft zijn uur en
ieder ding onder de hemel zijn tijd; er is een tijd om te baren en een tijd om
te sterven, een tijd om te planten en een tijd om het geplante uit te rukken,
een tijd om te doden, een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een
tijd om te bouwen’……… Zo ging het nog
een poosje door!
Had de dominee tijdens de laatste zondagsdienst deze tekst
gebruikt misschien, of had koster Klinkhamer het Boek der boeken bij toeval of opzettelijk uitnodigend bij deze pagina’s
opengelegd! Een stille hint voor de predikant die de komende zondag de dienst zou leiden.
Vanaf
de preekstoel die uit 1768 stamde, had een dominee maar mooi het overzicht over
alles en iedereen.
De gelovigen zaten aan zijn voeten in prachtige houten
kerkbanken.
Recht tegenover de dominee stond de Herenbank, met een hoge
leuning, die het rijkst met houtsnijwerk versierd was. Een leeuw en een
griffioen die wapenborden vast hielden. Een griffioen was een fabeldier met de
kop, voorpoten en vleugels van een adelaar of valk en het lichaam van een
leeuw, leraarde het foldertje.
Terwijl hij zo rondkeek, speelde Karel peinzend met de
bladzijden van De Heilige Schrift, dacht aan het boek waarin zijn vader
een pistool verstopte.
De oude Mosterd
was in de oorlog bij het Verzet geweest. De kans dat de Duitsers tijdens een
huiszoeking alle boeken uit de boekenkast gingen lezen, was maar klein.
Hij fantaseerde dat pa Mosterd eens zijn
revolverboek per abuis in zijn winkel tussen boeken van de uitleen had
gezet en hoe iemand uit het boekenrek een speurdersroman pakte en
thuis gezellig bij de open haard ging zitten lezen.
Op een gegeven
moment gaapte er dan een gat in de lectuur met een vuistvuurwapen, klein
weliswaar, maar groot genoeg om iemand neer te schieten.
Hoe nu verder! Je kon onverstoorbaar om zo’n hindernis heen
lezen. Het slot was niet beschadigd, de afloop en wie het gedaan had kwamen
toch wel aan het licht, maar wat er op weg naar het einde gebeurde, zou een
mysterie blijven.
Dun bijbelpapier ritselde tussen zijn vingers; hij kon de
tekst uit Prediker niet terugvinden. Bovendien was hij niet Bijbelvast Bij het
boek Esther bleef de mooie Statenbijbel open liggen. Hij had geen flauw idee
waarover dat kon handelen. Alles wat hij van religieuze zaken wist, had hij
opgepikt van de Zondagsschool.
Hij draaide het zware Bijbelboek om zo dat het
met de rug naar boven kwam te rusten, dan kwam er minder stof op en
tussen de bladzijden. Dat daarbij een episode uit het boek Esther in de
knel kwam, merkte hij niet.
Eigenlijk las hij niet zoveel meer; slechts kranten en
tijdschriften. Dat was zijn vak. In zijn jongensjaren had hij alleen Wildwest-
Indianenverhalen gelezen en hij had de misdaadserie van Edward Multon
verslonden, met bijvoorbeeld: ‘De rat
van Eastriver’, ‘Het Teken van de Slang’ en ‘Moordenaars onder de Grond’,
Daarin kwamen vrijwel geen vrouwen voor.
Een detective had geen tijd voor de
liefde en cowboys en indianen schoten op bizons of op elkaar. Soms zat er wel
een dame wat zielig en verloren in zo’n saloon met klapdeurtjes.
Karels associatieve geheugen nam weer eens een loopje met
hem, zijn gedachten fladderden als een vogeltje van de ene tak naar de andere.
Hij had genoeg gezien, daalde de kansel af, ging de kerksleutel terugbezorgen
bij die onkruid wiedende Klinkhamer en dan moest hij maar eens op zoek naar
boer Geert en diens broer.
©c.u.
vervolg van Wild Kamperen
vervolg van Wild Kamperen
2 opmerkingen:
Dag Cor, ben weer helemaal bij gelezen. Wat een geweldig verhaal, al die stukken bij elkaar vormen een schitterend spoor. Heb genoten. Groet!!
Dag Athy er komt nog meer, ik ben al veel verder, ik hoop dat het met link-verwijzingen naar voorgaande afleveringen leesbaar en duidelijk is
Een reactie posten