Posts tonen met het label Amersfoortse berg. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Amersfoortse berg. Alle posts tonen

zondag 25 augustus 2013

Vanuit de Verte




Een boek en een multocahier vlogen  rakelings langs zijn hoofd, knalden tegen het bord en vielen op de grond achter hem.
Een meisje krijste:’ en nou ben ik het zat.’
Ze gooide  haar tafel en stoel om en stoof het lokaal uit. De deur knalde.
Twee andere meiden stonden op, krijsten;’ dan gaan wij ook!’
Opnieuw werd de deur ruw dicht gesmeten.
Het was een donderdagmiddag, het laatste uur. De rest van de leerlingen keek even op, maar werkte verder.
De projectielen die  op hem afgevuurd waren,  bleven liggen
De leerlingen waren met een tekstverklaring bezig; een eindexamen opgave. Ze moesten voorbereid worden op het felbegeerde mavo  of havo diploma. Leuk vonden ze dat niet’ Er was gezeurd en tegengestribbeld.
‘ Meneer Mulder kunt U niks  spannenders bedenken. Het is zo saai, meneer!’
Op zijn kruk vanachter de hoge lessenaar keek hij op hen neer. Doodziek werd je van dat gemekker.
‘ Ik  zit hier toch niet voor de klas om grappen te tappen', zei hij.

Ze bleven mopperen.
’ Meneer, wanneer hebben we  zulke vragen en dat tekstgedoe later nou  nodig!’ vroeg  er een en Sandra Baars treiterde:’ Als ik straks ergens een baan heb, meneer Mulder, moet ik dan ook alinea’s samenvatten en open vragen oplossen en tegenstellingen kunnen aanwijzen?’
‘ Als je zulke dingen niet kunt, Sandra Baars, dan haal je het diploma niet en dan mag je alleen maar vakken vullen of achter een kassa zitten.’
Dat was het moment geweest waarop het grof geschut begon en hij met  studiemateriaal bekogeld werd.
Hij keek eens naar het leerboek en werkschrift die achter hem op de vloer lagen en bedacht dat de dames misschien toch een tikkeltje  gekwetst waren door zijn  cynisme.
De bel klonk.  Vier mavo ging. Iemand raapte de spullen op. Anderen verzamelden de eigendommen van de voortvluchtige meiden.

De volgende morgen het derde uur wilden ze weer  het lokaal in. De boekensmijtster was welkom. Ze had  hem ’s avonds gebeld en gezegd dat ze toch  wel spijt had van haar ongewone actie.
De twee meelopers; Marieke Sprot  en haar vriendin Leonie  Kibbeling stuurde hij weg. Ze vonden ook niet dat ze wat uit te leggen hadden.
 ‘ Ga maar naar  Rector Schar,’ zei hij.
Die nam hem in de middagpauze apart en was van oordeel  dat ze weer  in de les mochten. Die meisjes hadden tenslotte alleen maar partij gekozen voor een vriendin.
‘ Eerst excuses,’ was zijn reactie.
Schar liep hoofdschuddend over zoveel koppigheid weg.

Nog twee maal weigerde hij Leonie en Marieke de toegang. Het duurde tenslotte ruim een week voor ze eieren voor hun geld kozen. Ze kwamen met een tamelijk neutrale smoes waarbij ze elkaar telkens in de rede vielen.
‘ het was misschien beter geweest als ze het niet gedaan hadden, maar hij had ook wel een beetje begrip kunnen tonen, hun vriendin die zorgen had en verdrietig was  hadden ze alleen maar willen steunen.’
Dat die een tijd later het leven niet meer aankon, had niemand toen kunnen weten. Misschien had hij dan voor haar buitensporige gooi - en smijtactie  meer begrip gehad. Het was maar beter dat je niet alles van te voren wist in het bestaan.

Marieke en Leonie konden de klas weer in en begonnen met frisse tegenzin aan een nieuwe  tekst en moesten  veel verwijswoorden, sleutelwoorden en kernzinnen opzoeken. Met Marieke bleef hij de rest van het jaar op gespannen voet staan. 
Voor Leonie hield hij een zwak. Dat kwam vooral door die charmante steenkoologen, maar wellicht had het ook te maken met haar  gekke achternaam. Je dacht natuurlijk direct aan een smakelijk visgerecht. In het grote achternamenboek kon echter iedereen verifiëren dat  het allemaal niet verzonnen was. Haar gaf hij de bijnaam mevrouw Kibbel en soms gebruikte hij die toenaam ook in de les, riep dan af en toe Kibbeltje zit niet aldoor te kletsen
Jaren later kwam hij ze nog ergens tegen in de volwassen wereld. Marieke werkte op een makelaarskantoor waar hij zijn huis in de verkoop had gedaan omdat hij naar Groningen terug wou. Ze reageerde verrast en enthousiast.’ Ah meneer Mulder, ik heb veel van U geleerd en we hadden het toch altijd zo gezellig op school’ , meende ze.

Met Leonie Kibbeling stond hij eens oog in oog in Italiaans restaurantje toen hij daar met een vriendin pasta at. Met haar donkere flonkerogen vroeg ze ondeugend lachend of het gesmaakt had en of ze nog iets na wilden. 
Die ondeugende ogen van Kibbel herinnerden hem aan vroeger en heel erg lang geleden toen zijn ouders van de Veluwe naar Groningen verhuisden. Hij  was boos geweest en dacht ook nu nog ontstemd: en mij werd niets gevraagd,  ik wilde helemaal niet. Wat moest ik daar in dat verre Noorden op een vreemde Kweekschool zonder de  klasgenoten waar ik in Deventer zo vertrouwd mee was geraakt…………
Het was misschien ergens in het voorjaar van 1953 geweest. Ja, ik zat in de restauratie, de wachtkamer, van het Groninger hoofdstation  en wachtte  daar op Annie.

maandag 6 mei 2013

Hoog van de toren




‘ Waar zit dat hoofd van jou, leuk gezelschap heb ik zo. Ik vroeg  je wat!’
 Met zijn collega Jan de Keizer stond hij verkleed als monnik op een stompe toren. Het was een zonvriendelijke dag in september. Ze keken uit over een randmeer en een vierkant vissersstadje.
’ Waarom zijn Angel en jij eigenlijk uit elkaar gegaan? Kom op, je kunt het me hier wel opbiechten.’ 
Mulder schudde zijn hoofd;’  het ging gewoon niet meer, ze wilde alles beter weten, er ging niks van me uit, vond ze. Alles wat ik deed wat verkeerd.’ 
Jan vond dat geen argumenten, hij ging op het muurtje zitten dat het torenplateau omheinde.
‘ En je hebt nooit weer een nieuwe vriendin gehad, al die jaren vrijwillig met celibaat, dat wil er bij mij niet in.’
‘ Ze heette niet eens Angel. Ze wilde gewoon  een andere naam omdat ze Engeltje te plattelands vond……daar werd vaak om gelachen.’

Er klonken stemmen ergens op de toren wenteltrap. Er kwamen mensen naar boven. Die zouden misschien vreemd opkijken; twee priesters of kloosterlingen op een Protestantse  Stadstoren. Hun verhaal dat ze leraar waren, een controlepost bemanden, dat  hun leerlingen in het kader van de toneelwerkweek een puzzelfietstocht reden van Keistad naar ’t Harde, zou weinig geloof vinden. 
Het jonge stel dat even later opdook, deed net of ze lucht waren. Het paartje keek rond, maakte wat  foto’s en trok zich schielijk terug: je wist het maar nooit met zulke vreemde snoeshanen daarboven
’ Was dat Engeltje je enige vriendin en heb je nooit andere gehad?’ Collega Jan bleef hinderlijk vragen.

Hij werd moe van het staan en ging naast Keizer op de torentrans zitten. Zijn manke been was er in de loop van de jaren niet beter op geworden. Als dat zo door ging zou hij nog eens aan de kunstheup moeten.
’ Eerst was er Annie’, zei hij om Jan gerust te stellen,’ die liet me zitten voor een ander, daar verloofde ze zich mee omdat ze zwanger was.’
Keizer keek bedenkelijk.’ Niet van jou neem ik aan!’
‘ Nee en ook niet  van  Jaap, zo heette die jongen. Die zou heel ridderlijk met haar trouwen en wou  hij de baby wel  echten zoals dat heet. Maar Jaap ging plotseling dood toen hij een kop koffie  dronk. Annie heeft toen  nog een tijd op het politiebureau gezeten. Nee, daar heeft ze weinig plezier aan beleefd.’
‘ Dat kan hartfalen geweest zijn, dat hoor je wel meer van mensen op nog jonge leeftijd.’

Nu was er veel lawaai  van gegiechel beneden. Even later zagen ze de vrolijke gezichten van Leonie en Sandra uit het trapgat  verschijnen. De meiden duikelden en rolden haast het platte toren dak op.  Ze kwamen hun puzzeltochtstempelkaart laten afstempelen. Ondanks hun monnikskappen en bruine pijen werden Keizer en hij onmiddellijk gespot en herkend.
’ Ha die meneer Mulder, wat ziet u er gek uit in zo’n soepjurk, die staat  helemaal niet’, lachte Leonie.
En Sandra vond dat haar gymleraar Jan Keizer er wel goed uitzag, want die leek met dat vrome gezicht en schijnheilig lachje nog het meest op een pastoor of kapelaan.

’ Staan jullie hier al lang’, wilde Leonie weten,’ daar is ook geen pest  aan en op dat uitzicht ben je gauw uitgekeken.’
En Sandra Baars grinnikte;’ Meneer Mulder mag wel oppassen dat hij niet naar beneden kukelt, want hij staat niet zo vast op zijn benen en valt  soms over een drempel of een sprietje gras.’
Na veel getreuzel verlieten de dames Baars en Kibbeling tenslotte het toneel. En Keizer begon weer met zijn nieuwsgierig commentaar en gevraag.
’ Ik snap het niet’, zei hij, ‘ alle meiden en vrouwen zijn gek op je en jij doet er niets mee. Er zijn bij ons op school een paar leraressen die single  zijn…..’

Mulder keek naar beneden; daar was een klein pleintje van een Lagere School.’ Zo eenvoudig is het allemaal niet, het moet klikken, ze mogen me maar niemand houdt van me, zo moet je het zien’ zei hij.
‘ Jenny, die nieuwe van Frans, is zij niks. Ik zie je wel vaak naast haar aan de koffietafel, dat is niet toevallig’
‘ Bij haar vis ik ook achter het net, ik loop altijd warm voor een die onbereikbaar is of wordt.’
Mulder was al  een enkele keer  met  Jenny een avond wezen stappen. Heel gezellig, ze werd aanhankelijk, gaf hem stevig een arm als ze wat wijn gedronken had.
’ Ze heeft  een paar keer voor me gekookt, zei hij,’  en ze is een keer bij me wezen eten. Ik had vruchtennasi gemaakt. Dat is een recept van mijzelf.. Maar ja onze kinderen zaten er bij en dan ga je geen gekke dingen doen.’
’ Nou als iemand bij je eet, ligt de weg voor een duurzame relatie voor open’, lachte Keizer.
  
Er was nu herrie ergens in de toren, het trapluik zwaaide open. Jurgen, Tsi Kwa Hu en Ronald  maakten hun entree. Ze riepen :’ Hebbes!’ zwaaiden met hun stempelkaart  en verklaarden dat er niemand meer komen zou, want iedereen was verdwaald of  had een andere kortere snellere weg genomen. Ze gingen weer, want er waren in dat stadje interessantere zaken dan een paar verklede en voor gek lopende leraren.

‘ En hoe ging het verder met Jenny’ vroeg Jan.
‘ Nou niet,’  zei hij,’ opeens had ze iets met een collega van het Gymnasium, waar ze ook wat les geeft. Die man geeft daar Latijn en Grieks. Hij heet Jaap Johan of omgekeerd, weet ik veel. Een grote sterke vent. Hij ziet er  een beetje uit als die judoka uit Utrecht die de Japanners verslagen heeft.. Nou en met zo iemand kan ik me niet meten. Verpalen onze conrector heet ook Jaap. Ik heb een hekel aan lui die Jaap heten Dus dat wordt niks, ja ze doet altijd nog aardig en vertrouwelijk, Jenny, dat is leuk maar het zet geen zoden aan de dijk.’
Dat  was lullig vond Keizer.

Er viel een lange stilte. Mulder keek naar de oude zeewering langs het voormalige IJsselmeer en de vroegere Zuiderzee
’ Waar zijn je gedachten,  vroeg  z’n collega.’  ‘ Heel ver weg, ergens achter de horizon. We moesten maar eens gaan vind je ook niet Jan!’
In hun bruine kreukelige monnikspijen gingen ze de wenteltrap af en stapten  zo even later in de lichtblauwe Lada die in een zijstraatje geparkeerd stond. Er zat een bon onder de ruitenwisser. Keizer bromde,’  Krijg nou wat!’

©c.u. Amersfoort 05-05-2013 

maandag 22 april 2013

Een meidenruzie

Wat moeten we nu voor zo'n opstel geven

Fragment uit mijn boek Buitenpark Binnenpark


De leerlingen van 2 en 3havo hebben een eindtoets voor grammatica gemaakt. De resultaten zijn desastreus; slechts een enkeling weet een magere voldoende te scoren en dat is meer geluk dan wijsheid. 
Ik sta in tweestrijd: moet ik dat cijfer laten meetellen of moet de handel in de prullenmand.

Om het slechte cijfer iets te compenseren laat ik ze een verslag schrijven. Je kan het ook een beschrijving noemen. Ze mogen mijn beruchte lokaal 7 weer eens met woorden uittekenen of in volzinnen portretteren.
‘Doe maar net of je aan een onbekende vertelt hoe beroerd het hier is op deze school en speciaal in deze lesruimte ‘, adviseer ik hen.
Zuchtend en protesterend zijn ze met die kut - opdracht begonnen, om het maar in hun idioom weer te geven.

‘Meneer, dit is toch niet leuk, kunt U nog iets stommers verzinnen, wat een bout- opstel, zeg,’schettert Gijs.
Ik glimlach minzaam en zeg: ‘toe maar, begin nu maar; het valt best mee. Je zult zien dat het leuk wordt en dan krijg je op de koop toe een prachtig cijfer.’
Gijs kijkt of hij zich zorgen maakt om mijn psychische toestand en Denise zegt dat ze me door heeft, dat ik geen zin heb me in te spannen voor een leuke les, dat ik liever de krant lees of zo maar wat zit te suffen. Ja Denise! Ze leidt buitenschools al een volwassen leven. Ze heeft verkering met een soort Hell’s Angel of een gemotoriseerde Hooligan. Veel contact met de meisjes van haar klas zoekt ze niet.

Wat heeft ze me goed in de peiling dat kleine kreng met haar gitzwarte ogen. Afgezien van die ogen heeft ze wel iets van mijn busvriendinnetje van vroeger. Ze zit al twee jaar bij me in de klas en we zijn, na hevige voorhoedegevechten, op elkaar gesteld geraakt. Ik noem haar dus vaak Stefanie of  Steffie en dat vindt ze niet vervelend vooral niet na mijn uitleg.
 ‘ Denise ik was vroeger op een meisje zoals jij en die heette zo.’ 
Ze glimlacht met een mengeling begrip en voldoening.  Zo van dat hebben  die andere stomme grieten in de klas mooi niet. Ze heeft het hart op de juiste plek, maar ze kan hemeltergend grof in de mond zijn.
Als Vanessa bij het wisselen van de les tegen haar aanloopt, schreeuwt ze: ‘zit niet met die vuile kont van je tegen me aan te duwen, vies wijf.’
Dat liegt er niet om en Vanessa betaalt haar met gelijke munt en roept dat ze met die gore kut uit haar buurt moet blijven. 

Zo gaat het een tijdje door terwijl de tassen ingepakt worden en ze beschuldigen elkaar beurtelings een slet of sloerie te zijn die het met de hele school doet.
‘Hou jij je er buiten,’roept de één tegen de onschuldige Nashmil die met grote ogen het verbale geweld aanhoort, ‘jij zit de hele dag uitje  vieze neus te vreten!’
Ze zijn vijftien, zestien jaar en zo reageren ze hun ongenoegen af.
Ik vraag: ‘jongens, kan het wat minder?’
‘We zijn meisjes, meneer,’word ik terechtgewezen. 
Als ze de deur uitgaan, roept Vanessa nog wat gruwelijke dingen. Dan ben ik alleen. Er komen geen nieuwe leerlingen want er is een klas uitgevallen: 2havo is met de geschiedenisleraar op excursie.

Ik blader wat in de proefwerkblaadjes met lokaal 7- beschrijvingen en lees hier en daar een stukje. Ze zijn nog niet klaar, morgen mag er verder aan gewerkt worden. Een paar hebben reeds een mooi beginnetje bedacht.
De meesten geven een droge opsomming van wat er allemaal in het lokaal te vinden is.
Gijs inventariseert het aantal stoelen, tafels, tl- buizen en vensters. Dat belooft niet veel goeds. Wouter schrijft dat er woorden aan de wand hangen en Lotte heeft het over papieren met teksten. Wat moet je nou voor zulke opstellen geven........


dinsdag 16 april 2013

Een boze brief




Op school is er weer eens onenigheid met rector Zuidenwind over de administratieve rompslomp als je vervelende leerlingen de klas uit stuurt. De schoolleiding heeft bedacht dat het beter is dat de docent eerst een begeleidend briefje maakt waarin hij vertelt waarom een leerling de klas uitmoet. 
De diepere gedachte achter dit nieuwe fenomeen is waarschijnlijk dat een leraar dan minder snel een leerling de toegang tot de les zal ontzeggen. In de docentenkamer zitten Hans Oester en Pim van Dril die maatschappijleer geeft zich hierover vreselijk op te winden. Dat wil zeggen het is vooral Van Dril die stampij maakt. Oester  geeft zich niet zo gauw bloot en als hij wat zegt, spreekt hij  zacht en voorzichtig.

In oeverloos gepraat heb ik geen zin en de confrontatie  met 3 havo het voorbije lesuur zit me dwars. Tot overmaat van ramp komt conciërge Zanger binnen; hij toont bij de deur al zijn zoetste glimlach.
Ik neem de koffie die ik juist getapt heb mee naar de hal en loop naar het computerlokaal. Tussen en achter de vele PC’s zitten een paar leerlingen die iedere maand de schoolkrant voor hun rekening nemen. Ze hebben ook een vrij uur of ze spijbelen. Het informaticalokaal ligt in een uithoek en  ze zijn hier tamelijk onvindbaar vooral wanneer ze serieus aan het werk zijn zoals nu.

‘Meneer’,vraagt een van hen, ’maakt U ook eens wat voor onze krant?’
‘Wat moet het zijn, Marjolein’, wil ik weten.
‘Maakt niet uit als het maar een beetje kritisch naar de schoolleiding is.’
Even later bespeel ik met twee vingers het toetsenbord en verschijnt er een wat recalcitrante brief op het beeldscherm.
 Na enige aarzeling zet ik er de naam van Pim van Dril onder en laat de spijbelende redactieleden mijn ‘artikel’ lezen. Ze vinden het wel gaaf, willen weten wie die Gijs precies is en genieten van het idee dat de leraar maatschappijleraar om deze open brief bij de rector op het matje zal moeten komen. Ik maak drie afdrukken voor de leerlingen, een voor mijn collega en een om thuis aan Lydia te laten lezen.

Waarom ik Gijs “Schommel” er niet
uitstuurde!

BESTE Theo Zuidenwind, sinds wij het ver­wijde­ren van leerlingen ver­ge­zeld moeten laten gaan van een geschreven document waar­in het " het uit­sturen"ge­mo­tiveerd, onderbouwd, en be­commen­tarieerd moet worden, slaap ik slecht, smaakt het eten minder goed, en ben ik  in mijn sociale contac­ten gefrustreerd.
Dat kan toch niet jouw bedoe­ling zijn! Je wilt toch de be­schikking  houden over een gezond, gelukkig en dyna­misch do­centenvolk­je! Wat is jouw intentie dan wel! .....
Jij krijgt zoveel ver­bannen leerlingen op je rectorsbordje dat je 't    over­zicht kwijtraakt. Je wenst een re­ferentie­kader, te weten een schrif­te­lijk ver­slag, om de soms wat leu­gen­achtige, en fan­tasie­rij­ke verha­len van leerlingen te kunnen toet­sen. Op zichzelf is dat een be­grijpelijk ver­langen. Maar Theo, werkt het wel! Im­mers, wat zal de prak­tijk laten zien! 

Voor de Zuidenwindse rectors­kamer een gang vol trappelen­de weggezonden scho­lie­ren, die om de beurt het hei­lig­dom mogen betre­den; op het bureau van Z. een stapel op­stellen van docen­ten. Een uiter­lijk rus­tige en stoï­cijnse school­baas die de verha­len aan­hoort, leest, of hele­maal niet leest, die de sto­ries ver­ge­lijkt en per onge­luk verwisselt en ziet dat het niet klopt. Kortom Theo, een puin­hoop en een drukte van be­lang. Was dit de be­doe­ling! Ik kan het maar met moeite gelo­ven!
Ik denk graag het slechtste van men­sen dan valt in het leven niet alles tegen, maar dit terzij­de! Als een boze leraar een boze leerling de klas uitschopt en hij  weet, de docent bedoel ik, dat hij als strafwerk het proces ver­baal van excommuni­catie moet schrijven, dan zal hij zich 2 keer bedenken voor hij zegt’ Mariet­je, ga de klas maar uit!’ De schrif­telijke rap­por­tage aan de rector heeft een remmende wer­king: het aantal ver­wijderde scho­lieren zal teruglopen. 

En wat heeft Gijs Schommel met dit alles te maken, wilt U weten! Gijs is een zui­ger, een jongen die langs het lijn­tje van het toe­laat­bare wan­delt. Een docent kan hem altijd net niet pak­ken. Hij vraagt 3 a 5 keer ’Op welke blad­zijde zijn we’, of deelt trouwhartig mee dat hij z'n huis­werk heeft vergeten om ver­volgens te zeggen ’O ja, ik heb het toch wel ge­maakt!’ ....Gijs zit hardop in zichzelf te praten, als iedereen stil aan het werk is; in zijn om­geving vallen spon­taan  stoelen om en wanneer een andere leerling wat vraagt aan de leraar, uitleg bij­voorbeeld, dat komt voor, dan be­gint G. mee te babbe­len en dan kan het tenslotte gebeu­ren dat de le­raar, ik dus, drie keer of meer ge­waarschuwd heeft ’Gijs, je gaat  eruit, als je zit te pra­ten’ (soms raak ik de tel kwijt) en dat de emmer uit­ein­delijk over­loopt.

De conciërge bij­voor­beeld pikt het briefje van de haak en Gijs groet hem uitbundig met-‘Dag, bes­te man!’.....
‘Nu is het genoeg, Schom­mel, je gaat eruit, nu onmid­dellijk, nee, geen gezeur, weg we­zen!’
‘Ja maar, ik mag die man toch wel groe­ten!’
‘Nee, dat mag niet.’
Langzaam en met veel trage hande­lingen pakt G. dan z'n spullen bij elkaar, kijkt met ge­mengde trots de klas rond; er wor­den groe­ten ge­mom­peld: Gijs exit! 
Gijs is een zuiger; je zou zo'n jongen eigenlijk voor een poosje in de garderobe tussen de jassen  aan de kapstok moeten hangen tot hij uitgesparteld is.
En wat zegt G. tegen rector Z. ’­Meneer, me­neer Mulder had een  slech­te bui, ik deed niks en op­eens moest ik weg!'

Ja, zo gaat dat, Theo, en dan moet ik schrif­te­lijk een uitge­breid  overzicht ge­ven van de ge­beurtenissen die tot dit in­ci­dent hebben geleid. DAT doe ik niet, dank je feestelijk: ik stuur­de en stuur  die Geert of Gijs of hoe de gek ook mag heten,  er niet uit. Als hij aan jouw deur klopt, is hij daar uit vrije  wil gekomen en als hij zegt dat ik hem heb gezon­den, liegt hij, wat hij ook ver­telt. Bij mij lopen ze spon­taan de klas uit naar een van de schoolleiders als ze dat nodig vin­den. Zo is het Theo, niet anders!
Voor de rest: een vrien­delijke groet van Pim van Dril; een  geplaagde do­cent. 
©c.u.