Posts tonen met het label lesgeven. Alle posts tonen
Posts tonen met het label lesgeven. Alle posts tonen

vrijdag 13 september 2013

Havo- addergebroed




Het regende mateloos. Mulder schreef op het stoffige groene schoolbord. Hij was met gedichten bezig. Soms trakteerde hij de kinderen op poëzie. Ze moesten de mooie verzen die hij voorlas overschrijven in hun schrift of multocahier.  
 Ze zagen het nut daar helemaal niet van in. Dat was niet zonder risico. Hij stond immers met z’n rug naar de leerlingen. 

Die konden vlug allerlei dingen uitspoken. Ze brachten bijvoorbeeld hun geschut in stelling en schoten met minuscule stukjes papier. 
Door het lege omhulsel van een balpen bliezen ze zo vieze kleverige propjes in zijn richting. Leerlingen stopten een stuk kranten- of wc-papier in hun mond en herkauwden dat tot er een plakkerige substantie ontstond. Ze rolden er balletjes van en propten die in hun blaaspijp, namen hun leraar onder vuur.
Vandaag getrooste hij zich de moeite die mooie beginregels  van Vestdijks eerste sonnet uit ‘Madonna met de Valken’ op ’t bord  te schrijven………

De wilde zwier die gij de worp verleende,
Een onbesuisd en maagdelijk gebaar,
Verwees mij naar dezelfde heem’len waar
De valk, aanvallend in zich in klim vereende….

Toen vlogen hem links rechts  die speekselpapier projectielen toch weer om de oren. De propjes hechtten zich aan het schoolbord tussen en naast de poëzie van de dichter. Toen Mulder zich snel omdraaide, zag hij in z’n klas de neutrale gezichten van Sandra, Geert, Jurgen en Leonie die net als de rest van dat havo-addergebroed ijverig de zinnen op het bord in schrift of multomap  overnamen  Een enkeling sabbelde op  pen  of potlood en staarde nadenkend naar het plafond. 

Dit ritueel herhaalde zich bij de volgende strofen die  hij in krijt noteerde. Bij een andere gelegenheid toen hij iets met bordkrijt schreef, herinnerde hij zich een leraar wiskunde van de kweekschool in Groningen. Die man zag in de spiegeling van raam en glas wat er zich achter zijn rug afspeelde en greep met bergen strafwerk genadeloos in.. Mulder keek toen eens terloops opzij naar het raampje naast de toegangsdeur van het lokaal en betrapte Marieke Sprot op heterdaad, wees daarna naar Jurgen Visser en zei: ‘en jij mag straks ook even nablijven, ja jij!’

De kleine stukjes papier die aan het bord kleefden, werden snel hard. Misschien waren het ook stukjes papier-maché.  Bij Knutsel zijn collega Handvaardigheid hadden ze poppen en narrenkoppen moeten maken van  een papje van krantenpapier, lijm en water. Zo waren ze ongewild op het idee gebracht dat je met dat spul bij andere leraren een geintje kon uithalen.  
 Nog een enkele gebeurde maal het dat hij de leerlingen zo het gevoel gaf dat hij ogen in zijn rug had en een paar weken later legde hij in een goedmoedige bui aan zijn klas uit hoe het kwam dat hij  hen elke keer snapte als hij zich omgekeerd had.  Ze vonden dat wel sportief. 

Het schieten met kleffe kogeltje hield op. Misschien zochten ze nu naar andere meer geraffineerde methoden om een de man voor de klas te plagen of voor schut te zetten.  Hoe dan ook. Af en toe raakten de leerlingen toch onder de indruk wanneer hun leraar weer eens zijn poëzie –stokpaardje bereed. 
Dat gebeurde vooral als hij uit het blote hoofd een gedicht opzei, declameerde  voordroeg , zoals: ‘De Schepen’  van Jan van Nijlen, ‘ De Dieren’, van Aart van der Leeuw of ‘ Het Lied der achttien Doden’  van Jan Campert:

‘ Een cel is maar twee meter lang
En nauw twee meter breed
Wel kleiner is het stuk grond
dat ik nu nog niet weet
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien
Wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.’

Dan volgden er nog zeven coupletten en de klas luisterde verbaasd naar die ratelende docent. Hoe was ’t in godsnaam mogelijk dat die man  dat allemaal nog uit zijn bolle kop wist. En ze waren helemaal met stomheid geslagen als hij die drie lange gedichten achter elkaar ten gehore bracht. Ze waren  murw want die gedichten waren  verhalend lang, hadden veel strofen.
Mulder vertelde ze dan dat hij die verzen vroeger  voor school  van buiten had moeten leren en dat hij en zijn klasgenoten vroeger om de beurt voor de klas moesten verschijnen om zo’n gedicht heel mooi en met gevoel voor te dragen en zijn havo- studenten snapten niet dat hij na zo’n lange tijd dat allemaal nog wist.. 

Die man was een wonder , al heel oud, want voor WOII al geboren, had een ijzeren geheugen en ogen op steeltjes, Hij zag immers alles wat er in de klas gebeurde.
Daar kwam ook nog bij dat die meneer Mulder uit eigen werk voordroeg. Dat had tot gevolg dat er meisjes na afloop van de les naar hem toe gingen met de vraag of hij iets in hun poëziealbum, versjesschrift of vrienden boekje schrijven wilde.
Voor een van die meiden, ’t kon Sandra  of Leonie geweest zijn, krabbelde hij iets over haar ‘ Gouden haar’ neer dat ze hebben zou. Dat was pesterij van een hogerplan, immers beide dames hadden pikzwart haar.

‘ Ik zou met jou een appel willen schillen
en zitten op een zonnebankje in het woud
kijken naar je haar van goud
dat je niet hebt, ik weet het wel
maar bij sprookjes zijn die dingen zeer in tel
je zou me zoenen met het risico
 dat ik een prins en jij een kikker was
maar zoiets merk je doorgaans later pas.’

Niet altijd besteedde hij veel tijd aan zo’n schrijfverzoek, vaak waren die versjes niet lang, deed hij niet zijn best en knutselde bij gauw een limerick of puntdicht in elkaar.
©c.u.
Van mijn feuilleton: Uit de Verste Verte

zondag 25 augustus 2013

Vanuit de Verte




Een boek en een multocahier vlogen  rakelings langs zijn hoofd, knalden tegen het bord en vielen op de grond achter hem.
Een meisje krijste:’ en nou ben ik het zat.’
Ze gooide  haar tafel en stoel om en stoof het lokaal uit. De deur knalde.
Twee andere meiden stonden op, krijsten;’ dan gaan wij ook!’
Opnieuw werd de deur ruw dicht gesmeten.
Het was een donderdagmiddag, het laatste uur. De rest van de leerlingen keek even op, maar werkte verder.
De projectielen die  op hem afgevuurd waren,  bleven liggen
De leerlingen waren met een tekstverklaring bezig; een eindexamen opgave. Ze moesten voorbereid worden op het felbegeerde mavo  of havo diploma. Leuk vonden ze dat niet’ Er was gezeurd en tegengestribbeld.
‘ Meneer Mulder kunt U niks  spannenders bedenken. Het is zo saai, meneer!’
Op zijn kruk vanachter de hoge lessenaar keek hij op hen neer. Doodziek werd je van dat gemekker.
‘ Ik  zit hier toch niet voor de klas om grappen te tappen', zei hij.

Ze bleven mopperen.
’ Meneer, wanneer hebben we  zulke vragen en dat tekstgedoe later nou  nodig!’ vroeg  er een en Sandra Baars treiterde:’ Als ik straks ergens een baan heb, meneer Mulder, moet ik dan ook alinea’s samenvatten en open vragen oplossen en tegenstellingen kunnen aanwijzen?’
‘ Als je zulke dingen niet kunt, Sandra Baars, dan haal je het diploma niet en dan mag je alleen maar vakken vullen of achter een kassa zitten.’
Dat was het moment geweest waarop het grof geschut begon en hij met  studiemateriaal bekogeld werd.
Hij keek eens naar het leerboek en werkschrift die achter hem op de vloer lagen en bedacht dat de dames misschien toch een tikkeltje  gekwetst waren door zijn  cynisme.
De bel klonk.  Vier mavo ging. Iemand raapte de spullen op. Anderen verzamelden de eigendommen van de voortvluchtige meiden.

De volgende morgen het derde uur wilden ze weer  het lokaal in. De boekensmijtster was welkom. Ze had  hem ’s avonds gebeld en gezegd dat ze toch  wel spijt had van haar ongewone actie.
De twee meelopers; Marieke Sprot  en haar vriendin Leonie  Kibbeling stuurde hij weg. Ze vonden ook niet dat ze wat uit te leggen hadden.
 ‘ Ga maar naar  Rector Schar,’ zei hij.
Die nam hem in de middagpauze apart en was van oordeel  dat ze weer  in de les mochten. Die meisjes hadden tenslotte alleen maar partij gekozen voor een vriendin.
‘ Eerst excuses,’ was zijn reactie.
Schar liep hoofdschuddend over zoveel koppigheid weg.

Nog twee maal weigerde hij Leonie en Marieke de toegang. Het duurde tenslotte ruim een week voor ze eieren voor hun geld kozen. Ze kwamen met een tamelijk neutrale smoes waarbij ze elkaar telkens in de rede vielen.
‘ het was misschien beter geweest als ze het niet gedaan hadden, maar hij had ook wel een beetje begrip kunnen tonen, hun vriendin die zorgen had en verdrietig was  hadden ze alleen maar willen steunen.’
Dat die een tijd later het leven niet meer aankon, had niemand toen kunnen weten. Misschien had hij dan voor haar buitensporige gooi - en smijtactie  meer begrip gehad. Het was maar beter dat je niet alles van te voren wist in het bestaan.

Marieke en Leonie konden de klas weer in en begonnen met frisse tegenzin aan een nieuwe  tekst en moesten  veel verwijswoorden, sleutelwoorden en kernzinnen opzoeken. Met Marieke bleef hij de rest van het jaar op gespannen voet staan. 
Voor Leonie hield hij een zwak. Dat kwam vooral door die charmante steenkoologen, maar wellicht had het ook te maken met haar  gekke achternaam. Je dacht natuurlijk direct aan een smakelijk visgerecht. In het grote achternamenboek kon echter iedereen verifiëren dat  het allemaal niet verzonnen was. Haar gaf hij de bijnaam mevrouw Kibbel en soms gebruikte hij die toenaam ook in de les, riep dan af en toe Kibbeltje zit niet aldoor te kletsen
Jaren later kwam hij ze nog ergens tegen in de volwassen wereld. Marieke werkte op een makelaarskantoor waar hij zijn huis in de verkoop had gedaan omdat hij naar Groningen terug wou. Ze reageerde verrast en enthousiast.’ Ah meneer Mulder, ik heb veel van U geleerd en we hadden het toch altijd zo gezellig op school’ , meende ze.

Met Leonie Kibbeling stond hij eens oog in oog in Italiaans restaurantje toen hij daar met een vriendin pasta at. Met haar donkere flonkerogen vroeg ze ondeugend lachend of het gesmaakt had en of ze nog iets na wilden. 
Die ondeugende ogen van Kibbel herinnerden hem aan vroeger en heel erg lang geleden toen zijn ouders van de Veluwe naar Groningen verhuisden. Hij  was boos geweest en dacht ook nu nog ontstemd: en mij werd niets gevraagd,  ik wilde helemaal niet. Wat moest ik daar in dat verre Noorden op een vreemde Kweekschool zonder de  klasgenoten waar ik in Deventer zo vertrouwd mee was geraakt…………
Het was misschien ergens in het voorjaar van 1953 geweest. Ja, ik zat in de restauratie, de wachtkamer, van het Groninger hoofdstation  en wachtte  daar op Annie.

dinsdag 14 februari 2012

Les in een cirkel.

Bergbeek


Op 14 februari 1969 noteerde hij in zijn agenda: Bert Berghuis fietst op het schoolplein om vijf voor half twee! Waarom had hij dat neergeschreven, mocht die Bert er niet fiet­sen of was het zo vreemd dat die mallootjongen juist daar reed terwijl hij eigen­lijk  de les hoorde te volgen. 
Bert was een wat raar ventje; wie ging er nu uitda­gend rondjes op 't plein draaien als je wist dat je docent die absenten op­nam dat zag.
Een mens moest een beetje gek zijn; een beetje maar, niet te­veel. Je mocht zulk gedrag ook niet verwarren met fanta­sie; dat was wat anders.

In de eerste weken op z'n nieuwe school in Midden Nederland werd Mulder  flink gepest: de leerlingen gooiden en schoten met prop­jes; kleve­rige bal­letjes die overal bleven plakken, ie­dereen liep  uit de bank, een natte spons viel van de rand van het school­bord juist als hij zijn uitleg van de Engelse uitdrukking ‘a split­ting headache wilde ver­duide­lijken, of er lag een geëlektrificeerd spel kaarten met naakte wijven uitnodigend op een van de voorste banken.
Op het moment dat hij ze aan­raakte, ging er een onplezie­rige schok door z'n hand en arm. Maar hij gaf geen krimp, stopte het doosje in zijn bureaulade. Die blote dames werden geconfisqueerd, dat was nogal wiedes.    

Maar de leerlin­gen van  de Jacob van Campen ulo zagen al gauw dat er ook een soort steekje aan  hun nieuwe leraar los zat: hij had geen school­tas, alle do­centen droegen indruk­wekkende hutkoffers en valie­zen om hun boeken, repeti­ties en straf­werken te ver­voe­ren.
De leer­lin­gen waren dat van een do­cent gewend en dachten dat het' tasloos' rondlopen van die Meneer Mulder een welbe­wuste keus en een stil protest was tegen het kapi­ta­lisme of grootgrondbe­zit in het algemeen of tegen het leraar ­zijn in het bijzonder! Dat geld- en tijdgebrek een rol speelden kwam hele­maal niet bij hen op.
Dat hij met een stapeltje boek­jes onder z'n arm van lokaal naar lo­kaal wandelde, imponeerde hen in niet geringe mate, dat en het feit dat hij nooit zomaar een klas binnenliep en ging zitten.
Altijd bleef die man bij de deur­opening staan, liet zijn ogen door het lo­kaal dwalen en keek ieder kind scherp in de ogen. 
Pas na dit ritu­eel ging hij naar zijn hoge lessenaar en begon met wat een les moest worden! Zo'n inspectie van de troep ver­telde veel over wat er gaande was en gaf een aan­dui­ding  of er plannen tot ordever­storing en flauwe grappen met de leraar in de maak waren.     


Op een van de vele maan­dag­ochtenden die 't school­jaar rijk  was, werd hij door 3uw2 verrast met een ongewo­ne opstelling van het klasse meubilair; toen hij  de lokaaldeur open, zag hij dat de stoel­tjes in een grote cirkel stonden, de tafels waren in een hoek tegen het plafond opgestapeld en zijn lessenaar stond in het midden. 
Zestig kinderogen keken hem vol verwachting aan, wat zou die Nieuwe daarop te zeggen heb­ben!
‘ Leo Kool, ga jij eens op mijn plaats zitten!’ commandeerde hij.
Leo was een wat zielige jongen die rupsen en regen­wormen tegen betaling opat om zo wat aanzien te krijgen bij zijn klasgenoten! Erg pedagogisch was zijn keuze niet.
’ Waar me­neer, waar, daar dat meent u toch niet!’ ‘ Ja, dat meende hij wel!
‘ Ik zal er wel gaan zitten,’  schreeuwde Bert!
En de brave Kool bleef zo gespaard. Gekke Bert ging in het midden zit­ten en Meneer Mulder nestelde  zich op  de open gekomen plaats tussen Hetty en Hes­ter.
 ‘ Zo, we gaan vandaag de' Her­berg met het Hoefij­zer' be­spre­ken,’ zei hij.

En de hele les terwijl hij  over het verhaal van de jonge Malis­soor en diens ver­kapte crime-passionel ver­telde, zat de een­zame sch­ool­plein­fiet­ser zich daar onge­makke­lijk en te kijk ge­zet te voe­len, de les  ech­ter ver­liep uit­stekend en de klas zuchtte te­vreden toen de bel gaat.
Maar Bert zou Berghuis niet geweest zijn als hij geen wraak had genomen.      Die kwam enkele weken later toen hij z'n werkstuk over de ber­gsport be­sprak!
Met een complete alpine uit­rusting ver­scheen B. op  sch­ool; ha­ken , touwen, hou­weel, pennen hamer en ka­trol­len. En een kruikje, het vaat­je­ van de St. Bernardshond, waarin naar later hel­der werd, een sterk stimulerend vocht zat.
Haken en touwen werden aan het pla­fond, de landkaarten haak, en aan het bord be­ves­tigd en Bert begon z'n ver­haal, ver­telde chao­tisch over ravijnen, lawines en ingevro­ren bergbe­klimmers en nam af en toe een slok uit de fles en om zijn toe­spraak te illus­treren pro­beerde hij de wand van het lo­kaal te be­stij­gen, iets wat niet lukte en ook niet tot cala­miteiten leidde.  

Er was grote aandacht en veel gelach. Bert  deelde ansichtkaarten met bergen, dalen en ravijnen rond en werd steeds vrolij­ker, aan zijn verhaal kwam maar geen eind; de bel deed dat!
Hester en Hetty vroegen of we  vaker eens in een cirkel les konden krijgen! Dat wei­gerde Mulder: les­geven vanuit een ander per­spectief had de cha­rme van 't eenmalige en het oge­n­blik.  
Een klas toe­spreken vanuit de venster­bank bij­voorbeeld was leuk en gek, maar je moest daar geen ge­woonte van maken! Voor die aparte en hilarische spreekbeurt gaf hij Bert de bergbeklimmer een zeven plus.
©c.u.                                                

dinsdag 15 maart 2011

Een wonderbare visvangst


Het was in een tijd dat onderwij­zers niet meer mochten slaan; de eeuw van 't kind was be­gonnen. Ik zat voor m'n vierde klas en keek dic­teeschriften na. De kin­deren rekenden; er heerste een ijverige rust. Achter het gan­graam dreef Van Put­ten, ons schoolhoofd, voor­bij. Hans Dijkmans peu­terde in beide neusgaten en Wil­fried speelde met de stofjes van 't zon­licht, maar voor het overige be­wezen geritsel van papier en gekras van pennen dat er grondig ge­werkt werd.
    Een knetterend 'godver­domme' klonk, ik keek op en zag hoe Adri Bintjes met een haast achteloos gebaar z'n pen de lucht in wierp. Trillend bleef de kroontjes­pen in het plafond han­gen.Ik liep naar de achterste bank waar Adri knorrig mijn komst afwachtte en zei:’ Je vloekte, jon­gen, waarom doe je zoiets?’
‘ De sommen wil­len niet,’ bromde de op­stan­deling en veegde om z'n woord kracht bij te zet­ten boek en schrift van de bank. Ik moest nu boos wor­den: dit kon en mocht na­tuurlijk niet!
‘ Adri, ver­laat 't lokaal en ga naar meester Van Put­ten.’ - alleen in heel moeilijke gevallen mocht je een leerling naar 't school­hoofd stu­ren en dit was een lastige kwestie, dacht ik. –
Adri negeerde me. Ik her­haalde m'n verzoek en mijn handen jeukten. Ik had a gezegd en kon niet terug. 

Het reken­wonder bleef zit­ten, ik pakte hem bij een schouder en hij greep zich meteen vast aan de stij­len van de school­bank. Kalm pro­beer­de ik ver­geefs zijn han­den los te maken en daarop begon ik te trekken en te rukken. De bank schoof iets in de rich­ting van de deur van de klas; de kinderen rekenden al lang niet meer!
Na een energieke en enerve­rende wor­stelpartij, waarbij ik mezelf steeds voorhield dat ik er niet op los mocht timmeren, kreeg ik Adri ein­delijk de gang op en de klas uit. Toen begon de ellende pas werkelijk: daar waren de kapstokhaken, al of niet met jassen! Een half uur was ik wel doende om m'n tegen­stan­der iede­re keer van die ha­ken los te prut­sen. Hijgend en zwijgend bereikten wij de trap en dat was er een met spijlen.
    
 Uit de verte klonk aangroeiend rumoer uit de vierde klas en nooit heb ik mij vreemder op een trap gedragen.Tenslotte kon ik bij het Hoofd de deur open­stoten en Adri naar bin­nen duwen met de woorden:’ Hier, meneer Van Putten, is Adri Bint­jes! Ik heb 'm moe­ten brengen; hij vertikte het naar U toe te gaan.’
Zonder enige aar­zeling gaf onze hoofdmeester Adri een trap onder z'n kont, waar­door hij aan de andere kant van 't lokaal tegen de cen­trale verwarming tot stil­stand kwam.M'n col­lega knik­te me toe, sloot de deur en daar stond ik. Had ik daar­voor al die moeite gedaan, had ik daar­voor niet gesla­gen!
Van Putten trapte terloops en hard alsof 't de gewoonste zaak van de wereld was.   

In een van de brede sloten achter Ten Boer ging ik eni­ge tijd later met Adri vis­sen. Hij was praktisch en had de lei­ding, een hengel had ie niet nodig. Met een schop damde hij een gedeelte van een sloot af, maakte het water troebel waarna de vis versuft aan de opper­vlakte kwam drijven en zo werd het een wonder­bare vis­vangst
Sommige leerlingen zijn on­vergetelijk en Adri Bintjes was een van hen. Ja, en naar Jan van Putten bracht ik in later jaren geen kinderen meer.
©c.u.
                                            

zondag 13 maart 2011

Over langharig tuig en voorzetsels


In 1972 heb ik lang haar. Iedereen heeft dat; van de schoolleiding tot de conciërges,lange golvende krullen. We zien er uit als Michiel Adriaansz de Ruyter, Maarten Harpertsz Tromp of we lopen met een ponyhaarkopje, model page en minstreel.
Tegenwoordig is dat wel anders. Mannen zijn glad kaal, stekelig opgeschoren of gedekt.
   
Op een fotootje uit die 70-er jaren kun je zien hoe mijn uiterlijk dan is. Ik zit of hang voor het stampvolle  kleine lokaal  achter een hoge lessenaar op een dito kruk en ik kijk nors in een lesboek. Waarschijnlijk ben ik met de vaste voorzetsels bezig, een onderwerp waarvan leerlingen nu niet direct laaiend uit hun bol gaan. Dat katheder of spreekgestoelte heb ik op mijn vorige uloschool gestolen. 
Als die wordt opgeheven en in een fusie verdwijnt, neem ik wat meubilair mee. Ik zit graag hoog Dat heeft voordelen. Je hebt overzicht, oogcontact en kijkt op de kinderen neer. 

Het lokaal in de nieuwbouw is benauwd, klein, muf ,ongezond en ventilatie- arm. De wanden zijn van een partij goedkope spaanplaat gemaakt en ademen formaldehydegas. In het weekend sterven alle vliegen. De geraniums en andere bloeiers knokken voor hun leven, alleen de  puntige sanseveria’s woekeren onbewogen door. Vaak heb ik er last van mijn keel en tranende ogen. Op alles is bezuinigd bij de bouw van die lokaaltjes.

Erg gelukkig geef ik daar in dat jaar niet les. Ik blijf er ook niet. Ik herinner me dat ik tegen het eind van het schooljaar met een groep 2 havokinderen in mijn kielzog het schip verlaat. We steken de speelweide over naar de oude school en daar kraak ik een lege lesruimte, lokaal 7.
Tegen de rector en zijn trawanten zeg ik:”jullie bekijken het maar, maar hier blijf ik zitten’, of woorden van gelijke strekking. Ze laten me met rust. Nooit heb ik meer gewerkt  in de nieuwbouw. Die is een paar jaar later tot mijn grote vreugde afgebrand.

Maar terug naar de foto: de aandacht van mijn leerlingen is niet optimaal. Je ziet het in een oogopslag. Petra speelt een spelletje, heeft een gaatje in een briefje gemaakt en tuurt daardoor naar de klas, erg leuk. Ze zegt stomme dingen tegen Claudia die met een big smile op de verkeerde bladzij van haar boek kijkt; wat voorzetsels, wat heb je daar nou aan!
Idamar, naast haar en onder mij, houdt de schijn op of ze durft niet goed Ze zit te dicht bij het vuur. Die leraar kijkt chagrijnig en kan haar zo een mep op d ’r kop geven, stel je voor! Ze maakt dus quasi aantekeningen van mijn taalkundige openbaringen, doet alsof ze iets overschrijft van het hemeltergend vieze smerige bord.

Ja dat schoolbord! Net als die hele mislukte nieuwbouw eveneens een uitvinding van onze creatieve rector die in Delft gestudeerd heeft.  Dat is helemaal geen bord. Het  is  op  een  schuifdeurpaneel geschilderd met een slechte kwaliteit groene bordverf.   
Het is niet schoon te krijgen. De krijtstof vermengt zich met het water uit de spons en met de bordenwisser tover je slechts wolkenluchten en misflarden te voorschijn. Alles wat je schrijft verdwijnt maar langzaam.
 Ongeveer in het midden kun je het bord opzij duwen. 
Je ziet dan een andere klas en staat ook oog in oog met de Engelse juf. Dat is geen straf want op haar ben ik  tijdelijk tot in mijn tenen verliefd.
maar goed we zijn dus bezig met 2b en de voorzetsels. De les ervoor heb ik voor een groot deel besteed aan het aanleren van de bijstelling, de bepaling van gesteldheid in 3havo en ook heb ik getracht ze vertrouwd te maken met het feit dat een hele zin het lijdenvoorwerp kan zijn.

Op het bord staan de zinnen:’Wat eten we vandaag, wil ik weten!’en’, Alie, de jongste en slimste van de klas, is verliefd op Peter. En ergens aan de zijkant: ‘Piet denkt: ik ga spijbelen bij meneer Koopman.’
 De voorbeelden zijn uit het schoolleven gegrepen, maar mijn interessante les gaat er bepaald niet in als koek. Daarom besluit ik af te ronden met een klein dicteetje.
‘Pak jullie een half proefwerkblaadje’, roep ik. We doen een dictee!’
Afgrijzen op de gezichten….
‘Luister goed, ik lees een zin 3x op. Je mag niet schrijven, moet eerst luisteren; de 2e x mag je schrijven en de 3e maal is voor controle!’

We zijn amper begonnen, als de lokaaldeur openzwaait. Willy Boute, een lange schonkige jongen, maakt veel te laat zijn entree.
Ik zeg;’neem vlug pen en papier, je kunt nog net meedoen.’
‘Ik heb geen proefwerkpapier, meneer, stottert hij’.
‘Haal het maar’, reageer ik geïrriteerd.
Hij;’Waar, meneer?’
Ik : ‘zal mij een zorg zijn, je ziet maar.’
Hij verdwijnt.

Als ik de derde zin dicteer is hij terug in het lokaal. In zijn kolenschopgrote handen heeft  hij een rol wc-papier; hij grijnst  verontschuldigend: ’ Is dat goed, meneer?’
De klas wordt wat onrustig, een enkeling lacht, maar de meeste leerlingen kijken met een gezicht van: die is maf, want Willy ligt in de klas niet goed.
‘Ga zitten.’Ik gris een velletje papier bij een ander weg en roep;’vooruit aan het werk malloot!’
Langzaam en dreigend declameer ik mijn volgende zin.
De rest van het uur verloopt zonder incidenten. Papier ritselt, pennen krassen, stoelen kraken en leerlingen zuchten. Sommigen krijgen lamme vingers. De verlossende bel gaat tenslotte en  ik heb fijn een stapeltje dictees om thuis na  te kijken.
© c.u.