Posts tonen met het label relaties. Alle posts tonen
Posts tonen met het label relaties. Alle posts tonen

vrijdag 8 september 2017

het liedje van de rozen





Haar witte bloemen hadden de geest
gegeven: het was wel mooi geweest.
Wat bleef; een geur aan eerder dagen,
de tijd van onuitgesproken vragen.

Vergankelijkheid in een vaas geschikt
Het verlangen dat haar wonden likt.
Eens was diep herkennen nog ’t meest
een ingetogen en aandachtig feest.

Ze zat voor hem op school en de rozen
van haar witte trui schenen als de zon.
Waarom had het lot toch haar verkozen,
wilde het samenbrengen wat niet kon.

Zij verlangde steels naar ’t verre licht,
hij dacht aan zijn levenslang gedicht.

©c.u.

zaterdag 23 april 2011

spiegeltje aan de wand


Teus om twaalf uur bij het luiden van de verre kerkklokken terug uit zijn geliefde grasland had de hand toch ook nog even willen zien. Kauwend op een zuringblaadje had hij met de punt van zijn gele gebloemde klomp de hand verschoven en omgekeerd zodat de opengereten binnenkant zichtbaar werd. Na het middageten klonk het geknor van twee Duitse zijspanrijders op hun oprijlaan. De grijze uniformen hadden met  hakken geklapt,hun hand in de lucht gegooid bij wijze van groet; Heil Hitler. Eén van hen had het gevonden voorwerp enige tijd bestudeerd en't toen achteloos in een openstaande doos in het zijspan gesmeten. Met een Sieg Heil, Herr Von Schritsen en Auf Wiedersehen, waren ze weggehobbeld over het groene karrenspoor dat naar de Breedveld allee voerde.
Die middag was ze weer alleen. Ze breide zwarte kousen en luisterde naar de stille geluiden van de boerderij. Teus was met Rens puin gaan halen ergens bij de Bovenweg om de oude steenweg naar de zandverstuiving weer begaanbaar te maken; het zou laat worden. 's Avonds moesten ze op de koffie bij Hillie en Rens. De poes kwam binnen en sloeg de zwarte kluwen wol onder de grote glazenkast en trok de draad rollend en spartelend om stoel en tafelpoten heen. Inge had er geen aandacht voor; ze liet het breiwerk rusten en haalde de ring uit haar schort en schoof die aarzelend om haar vinger; ze paste.
Hoe zagen piloten eruit? Waren het knappe lachende vrolijke jongens en kon een vrouw zo'n grote viermotorige Lancaster besturen? Eigenlijk had ze die ring gestolen, maar anders had een van die Duitsers hem ingepikt voor zijn vrouw of zijn dochter. Ze zou hem maar niet aan Teus laten zien. Die werd vast kwaad. Stel je voor dat de Moffen er achter kwamen. Ze konden Teus meenemen of het huis in brand steken. Je hoorde wel van die dingen.
Waarom had Teus haar genomen en dat had hij letterlijk, die voorjaarsdag nu drie jaar geleden in het frisse gras, zijn element, met hoog boven hen een roepende tureluur, duikelende kieviten en klimmende leeuweriken. Ze stond op en ging naar het bescheiden spiegeltje aan de wand. Ze zag het zachte fluweel van haar wimpers en 't donkerblonde glanzende haar erboven. Ze hoefde niks te vragen; ze zag er aardig uit. Maar keek Teus daar ooit naar. In haar diepblauwe ogen zag ze't dubbelbeeld van zichzelf voor het spiegelglas, Ze zuchtte: de middag zou lang duren na de ongewone spanning van de morgen en kouwe thee hoefde ze nu niet naar 't land te brengen. Ze moest het straatje op zij van het huis bij het melk-rek maar eens goed schrobben.

© tekst en foto c.u.
deel3 een vervolg van:Een hand vd Hemel en Veldwachter Rimmel en een koude hand

donderdag 21 april 2011

Een hand van de hemel



Inge was verkracht; in de nanacht door haar eigen Teus. Eigenlijk kon je dat zo wel noemen. Dat besef begon te dagen, traag, want zo ging dat bij Inge.
Naast haar in het bed was van Teus nog de warmte en vooral de geur gebleven. Ze zou hem de hele morgen niet meer zien. Hij had het druk, gunde zich de tijd niet voor samen ontbijten. Ze mocht hem koffie brengen op het land of 's middags lauwe thee.
Vaak kwam hij voor het middag eten niet thuis.
Werk, werk, en nog eens werk, altijd en als het er niet was, moest Teus van Schritsen naar de markt of met een koe naar het dekstation. Of hij ging met Rens Bauknecht, hun enige buurman, naar café Hoogordel om daar te praten, te kaarten, bier te drinken en te plassen. Ze rookten een sigaar en gaven commentaar op het biljartspel van de anderen.

Ze gleed het bed uit en keek uit het zijraam. In de appelhof was de zomer op terugtocht. Het gras was vochtig, toch had het niet geregend. Dat was raar, want ze meende dat het in de nacht geonweerd had. Ze waste en kleedde zich. Ze ruimde de tafel af waar Teus haastig had zitten eten, en at zelf staande een boterham met bruine suiker.
Toen ging ze zelf aan haar werk. In de nauwe gang achter de woon - en slaapkamer trok ze haar klompen aan. Ze moest eerst de melkbussen en de emmers schoon maken, die stonden op en onder het pannenrek.
Met de zijdeur op een kier bleef ze staan, gevangen in het heldere licht van de augustusmorgen. De nog lage zon gaf haar ronde schouders en blonde haar een sprookjesachtige aura. Ze was mooi. Ze bukte zich naar een paar omgekeerde emmers, maar verstarde; haar ogen blauw en donker bevroren.

Daar, half onder het melkrek lag een hand. Zo maar een hand alleen: vier vingers, een duim, een rafelige pols, bloed met splinters met nog een stukje van de onderarm. Inge tastte naar de deurpost achter zich. Ze keek de boomgaard in, vluchtig naar het boerderijtje van Bauknecht in de nabije verte schuin achterhun huis.
Er was niets veranderd in de wereld. Bij het kippenhok liep de poes. Die maakte jacht op kikkers die vertwijfeld opsprongen in het gras.
Ingeborg keek weer naar dat vreselijke, dat ongelooflijke dat daar lag aan haar voeten.
Het was geen hand van een boer, zo'n stevige werkknuist. Deze hand was mooi en fijn gevormd geweest. Het was de hand van een dominee of onderwijzer, of van iemand anders die niet werkte. Aan de ringvinger zat een ring met een glinsterend steentje; toch was het geen vrouwenhand, of misschien wel.
Besluiteloos stond Ingeborg van Schritsen daar in dat onschuldige zonlicht. Wat moest ze doen? De hand oprapen! En wat kon er dan mee gebeuren? Naar het dorp naar veldwachter Rimmel gaan!
‘ Goedemorgen Rimmel, ik heb een hand gevonden, alstublieft.’
Ze kon het ding ook meenemen naar dokter Berk op Klarendal. Ze zag zichzelf er al mee in de wachtkamer zitten; allerlei dorpsgenoten met vage klachten en pijntjes op het spreekuur en zij met een afgerukte bloederige hand in de boodschappentas.
‘ Dag dokter, deze rechterhand ( de duim zat links had ze gezien)lag bij ons op de stoep. Nee, ik weet niet van wie hij is, dokter.’

Moortje, hun poes, die over het pad langs de boerderij kwam aansluipen, haalde haar uit die overpeinzingen. Het dier schurkte zich tegen haar kuiten gaf kopjes en liep toen door de geur van bloed aangetrokken naar 't vreemde lichaamsdeel en begon onderzoekend te snuffelen en te likken.
Inge reageerde voor haar doen ongewoon resoluut, duwde de poes met de punt van haar witte tripklomp opzij. Moortje rende de moestuin in. al gauw terug; ze had bloed geroken.
Het beste kon ze eerst naar Teus gaan. Hij werkte op het vierde kamp grasland langs de Breedveld allee. Maar moest ze dat bloederige ding dan meenemen naar haar man. Ze voelde zich misselijk. Nee dat kon niet; van de politie mocht je niets aanraken. Alles moest zo blijven als het gevonden was bij een misdrijf. De hand kon echter ook niet zonder toezicht achter blijven.
Weer schopte ze naar de nieuwsgierige poes..Haar ogen gingen van de hand, die zo maar uit de lucht was komen vallen, naar Moortje die begerig dichterbij kroop naar het melk rek.
Ze pakte een emmer en zette die omgekeerd op de hand. Zo die was tenminste veilig voor de poes of voor wat dan ook.


©.c.u.
(wordt vervolgd)