dinsdag 1 maart 2016

Langs de zelfkant van het land




‘U roept steeds meer vragen op, Meneer Mosterd. U ziet er zo onschuldig uit. Toch zijn er bedenkingen.’
Inspecteur Spekman had zich verschanst achter slordig papierwerk. Helder viel koesterend zonlicht door de hoge ramen van het stille politiebureau. Het liep tegen tienen. De stenotypiste had zich  weer eens ziek gemeld met een maandagmorgensmoesje.
‘Bakker van de recherche heeft wat zitten lezen in de aantekeningen voor dat wandelgidsje van u.  En dat blijkens notities ‘Langs de Randen van het Land’, ‘Ons Land aan de buitenkant’ of ‘Rond Nederland’ genoemd gaat worden. Het is hem opgevallen, dat toekomstige wandelaars langs onbekende plaatsen worden gestuurd. Zeg nou zelf: Bellingwolde, Rhedebrug, Pallert, Sellingen, Laude, Barnflair en Munnekemoer. Allemaal dorpen waarvan ik het bestaan niet wist en dan moeten ze nog in Drenthe en Overijssel naar Borger, Zwartemeer, Schoonebeek, Pikveld, Denekamp en Glanerbrug!’

Spekman pauzeerde, alsof hij op adem komen moest.
‘Het is verdacht dat het steeds gaat om gehuchten en buurtschappen in het grensgebied. Er worden hier en daar zelfs wegen en paden uitgekozen die vlak langs of over de grens lopen.’
Karel grinnikte:
‘Dat is toch geinig. Als de Nederlanders die daar wonen ‘s morgens uit  ‘t raam kijken, zien ze hun Duitse buurvrouw aan de overkant de dekens uitkloppen. Zoiets geeft een wandeltocht extra dimensie. Er is ook ergens een meertje. Je zet daar tijdens je voettocht het tentje op, gooit een hengel uit en vangt vis van vreemde bodem. Is het een warme middag, kun je gaan zwemmen. Voor je er erg in hebt, ben je met je geploeter in Duitsland. Zoiets is onvergetelijk, dacht ik zo.’

Spekman vroeg of hij koffie wilde. Hij drukte op ’t knopje van de intercom
‘Lieneke, kist toe ons twei kop’m kovie bring’n en dug dur oak moarun plakke  olle wieven kouke bie.’
En tegen hem:  ‘Kijk Mosterd, je maakt er geintjes over maar  wij hebben het idee dat die wandeltocht een dekmantel is. We zijn niet met jou klaar. De hulpofficier heeft me al toestemming gegeven de voorlopige hechtenis met een aantal dagen te verlengen.’
Karel reageerde niet. Hij had een hekel aan dat inboorlingentaaltje waarin ze hier met elkaar communiceerden.
Ook tegen die rechercheur kakelde Spekman soms tussendoor als ze hem verhoorden in dat inheemse idioom. Er was geen touw aan vast te knopen. Eerst had de man  hem met u aangesproken en nu begon hij te tutoyeren. Dat had natuurlijk  niets met vertrouwelijkheid uit te staan.

De koffie kwam. Er was een plak Groninger oudewijvenkoek bij.
‘Verder’, zei de inspecteur terwijl hij de koffie roerde en een hap Oudewijven nam, ‘ is er contact geweest met de politie in H. De dingen die  u ons vertelde, konden ze bevestigen.  Er mocht als dat wenselijk was een bewijs van goed zedelijk gedrag worden afgegeven met uitzondering van een opvallend feit.
In 1953  hebt u een nacht en een halve dag doorgebracht in de politiecel bij het gemeentehuis in H. wegens verdacht  handelen tijdens een grote oefening van de B.B., de Bescherming Bevolking in die plaats. De actie was bedoeld om paraat te kunnen zijn, wanneer Russen toch ons land gingen bezetten.’
‘Oh als het daarom gaat, dat was niet serieus, We speelden een spelletje die dag, dat staat me nog bij.’
‘Daarover hebben we het als  rechercheur Bakker er is.  Vanmorgen is hij naar het Hogeland om daar veldwerk  te doen. Hij is naar Zandeweer en Oldenzijl, meen ik. Hij belde over oponthoud. Er lagen bomen op de weg. Hij kan er nu elk moment zijn.’
‘Bomen! Heeft het dan gestormd vannacht. Ik heb wel onrustig geslapen en wild gedroomd, maar….’

Spekman viel hem in de rede.
‘Collega Panter van het Heerder politiecorps heeft bezoek gebracht aan boekhandel Mosterd daar.  Het viel op dat uw vader een uitgebreid assortiment Russische literatuur in voorraad heeft  en dat in de krantenmolen tussen de andere dagbladen het nieuwsorgaan van de CPN , De Waarheid, te vinden is en dat vind ik opmerkelijk. ’t Geeft immers steun aan de verdenking die we tegen u hebben.’

‘Onzin, mijn vader is een rustige zwijgzame man, komt nooit buiten het dorp, verkoopt ansichtkaarten, pennen en postpapier, leent boeken uit en het is  toch niet zo gek dat hij ook boeken van Tolstoi, Tsjechow, Dostojewski en Poesjkin  op de plank heeft! Hij  heeft allerlei kranten; De Tijd, Het Volk, Trouw, Het Parool, De Telegraaf, Het Reformatorisch Dagblad en natuurlijk ook dat blad van die communisten, want er wonen in het dorp een paar van die rooien.
En wat dat geintje met die cel betreft. In verband met die  oefening mocht  ‘s avonds na acht uur niemand meer op straat Het was zogenaamd spertijd er werd bij wijze van proef een avondklok ingesteld en de vader van Kees Kriele had ons gevraagd of  we met een paar jongens van het dorp………’

De rechercheur kwam binnen
‘Ah, daar ben je, je komt als geroepen. Wil je koffie.’
Bakker bromde instemmend
Spekman boog zich opnieuw over de intercom. 
‘Elieneke, nog ain koffie veur Bakker groag..’
‘Meneer hier wil mij wijsmaken dat hij serieus van plan is om de hele buitengrens van ons land te voet te gaan verkennen.  Hij begint ergens bij Termunten en dan langs Drenthe en Overijssel naar de achterhoek, dan Limburg en via de andere provincies naar Den Helder waar hij begonnen is, zoals we weten. Hij moet jou zo maar eens ervan overtuigen dat zoiets reëel is. Drink eerst maar je koffie en wat was er dat je zo lang nodig had.’
©c.u.
 vervolg van  Schnebbetje