De voordeurbel klonk. Met de
foto en de envelop in de hand liep hij naar beneden, deed open.
‘Dag Kees!’
Voor hem stond een onbekende jonge dame. Hij liet z’n blik
langs haar contouren gaan. Lelijk was ze niet.
‘Met wie heb ik het genoegen.’
‘Aafke de Ronde, van school, ik was vroeger het lelijke
eendje in de klas. Zie je het niet Kees!’
Onhandig enthousiast omhelsde ze. Voor ’t eerst in lange
tijd voelde hij even een ander lichaam dan dat van Corrie tegen zich aan. Hij
aarzelde of die juffrouw de Ronde binnen mocht komen om het weerzien te vieren
met een kop thee of koffie. Ze zag de twijfel.
‘Je vraagt je af hoe
het komt dat ik plotseling op de stoep sta. Ik heb een baan gevonden op Slot
Loevestein Scholengemeenschap. En toevallig zag ik dat een van de conciërges
Kees Kriele was. Het zou leuk zijn alvast even te kennis te maken, anders had
je over een paar weken gezien dat die nieuwe typiste en telefoniste bij jou in
dezelfde klas van de Mulo zat. Je adres
had ik zo gevonden.’
Terwijl ze opgewekt nog
wat verder praatte vond hij in die
vrolijke lieftallige vrouw het beeld van een mollig meisje van destijds
weer.
Hij glimlachte, liet
de foto zien. ‘Kijk dat was ik toen. Je wilt denk wel iets drinken. Let
niet op de rommel. Corrie is weg. Ik ben aan het opruimen. Het huis is een
puinhoop.
‘Jullie wonen hier niet gek.’
Aafke ging op de driezitsbank tegenover de schuifpui zitten.
‘En een mooie grote tuin. Daar heb je nog wel werk aan.’
‘Valt mee. De tuin
is Corrie ’s afdeling. Heb je suiker in
de thee?’ Poes Hubert wipte op de
driezitsbank, snuffelde even, sprong op
schoot bij het bezoek, rekte zich behaaglijk uit, rolde in een balletje en
begon behaaglijk te knorren.
‘Jaag hem maar weg als het verveelt. Wil je er een Arnhems
meisje bij’
Hij hield haar een geopende trommel voor met afbeeldingen
van boerenhuisjes en bos- en heidetafrelen.
‘Ja lekker! Je zal het niet geloven’, ging ze verder, ‘maar
ik heb wat met poezen. Overal waar we kwamen, klommen ze bij mij op schoot. Net
of ze me al kenden. Bij Johan wilden ze niet zijn. Zou ik in een eerder leven
misschien poes geweest zijn!’
‘Dan had je gemiauwd, muizen en vogeltjes gevangen en ’s
nachts was je met andere katten in de buurt aan het bakkeleien geweest.’
Ze lachte, nipte aan de thee, knabbelde van ‘t Arnhems
meisje.
‘Als je zo gek op ze bent waarom heb je er zelf dan geen.’
‘Dat wou Johan nooit die was allergisch. Nu hij bij me weg
is, zou ’t kunnen, maar ik ben voortaan hele dagen op school. Zo’n dier
is dan erg eenzaam.’
‘Johan?’
‘Ja van onze mulo.’
‘ Aaf, je wil me toch niet vertellen dat jij met Johan
Radijs getrouwd bent!’
‘Ja maar meneer ging vreemd. Dan is het over en uit. Je hebt
geen andere keus.’
Hubert ’s hazenslaapje werd
wreed verstoord, toen ze ‘t theekopje op de glazen bijzettafel zette. De
kat gaapte, rekte zich uit, klom
omhoog naar haar gezicht en begon dat troostend te likken, vervolgens
nestelde hij zich op haar boezem om er spinnend
z’n dutje voort te zetten.
‘Stuur hem weg,’ zei
hij, ‘dat praat niet gemakkelijk. Zo kun je geen thee drinken.’
‘Nou vraag ik je, dat heb ik niet eerder meegemaakt. Een kat
die vlak onder mijn neus ligt te pitten. Zie je wel dat poezen graag bij me
zijn. Hij houdt vast van me.’
Ze gaf de rode kater met een voorzichtig gebaar te kennen
dat hij het lager zoeken moest. Het beest begreep de hint, ging languit liggen
in de vallei tussen haar bovenbenen en sloot tevreden de ogen.
Die kattenzoenen geeft hij Corrie ook wel. Soms ligt hij achter in haar nek, begint
aan haar krullen te sabbelen. Hij denkt
waarschijnlijk dat Corrie ook een kat is en dat haar vacht eens
schoongelikt moet worden’.
‘Dat is toch grappig!’
‘Ja dat zal wel. Katten houden alleen van zichzelf. Ze
zoeken warmte. Vrouwen zijn warmer dan mannen. Hubert zit haast nooit bij mij.
Als Corrie er is, ben ik tweede keus. In haar holletje is het lekker warm.’
Aafke bloosde.Dit gesprek ging een verkeerde kant uit, dacht
hij. Voor je het wist was de toon gezet. Nu kon hij haar natuurlijk wel dat
gruwelverhaal van zijn eerste kat vertellen, die door zijn buurjongen Gert met
een hakbijl bij het twijgen en takken
hakken per ongeluk was doodgemept, maar dan kwam er weer van alles boven water.
Daarom schonk hij een tweede ronde thee in en zei:
‘Vertel hoe het jou na het examen
vergaan is. Na dat slotfeest van school en dat dansen in Het Wapen van Epe
dacht ik dat het tussen jou en Karel helemaal goed zat. Hij wou naar de school
voor journalistiek in Utrecht.
Jij ging
naar de kleuterkweekschool in Apeldoorn. Meen ik me te herinneren.’
‘ Nee, kleuterjuf ben ik niet geworden, het werd tenslotte
een secretaresseopleiding. Ja en die Karel. Tussen ons boterde het niet. Die
jongen was zo impulsief.
Als we samen iets gingen eten, begon hij opeens in het
restaurant te jodelen, of hij vouwde van een krant of servet een hoedje, zette
dat dan op. Hij maakte papieren vliegtuigjes. Die vlogen door het
café. Wanneer we op straat liepen, riep hij naar voorbijgangers: ‘Kijk eens,
heb ik geen mooie vriendin?’
Ik ben met hem een keer in het Hof van Gelre naar
de film geweest. In het donker gaf hij hardop commentaar, als hij zich koest hield, friemelde met een hand
onder mijn rok. Nee, van Karel Mosterd werd ik dood nerveus.
©c.u.
vervolg van
Geen opmerkingen:
Een reactie posten