In hun rommelkamertje probeerde Kees orde te scheppen, Het
was meer een reserve logeerkamer, maar
Corrie en hij stalden er alles wat ze voorlopig of misschien wel nooit meer
nodig hadden. Wie opruimt, wordt verrast, vindt dingen die herinneringen
oproepen.
Kees keek naar het grijze rapportenboekje van de Muloschool
en het olijfgroene
examenschriftje dat je mee moest nemen naar het mondeling mulo-examen in
Deventer.
Zijn rapportcijfers waren niet fraai. De tweede klas was een dieptepunt. Het wemelde van tweeën,
drieën, vieren en vijven. Alleen voor vlijt en gedrag scoorde hij
onveranderlijk achten. Dat kwam omdat leraren geen last van hem hadden. Hij zat
altijd te dromen of naar meisjes te staren.
De leraar voor de klas,
interpreteerde die blik verkeerd, dacht bij zichzelf; die jongen van Kriele let
goed op.
In het examenschrift stond
op bladzij 1 een lijst van een
stuk of 5 gelezen boeken met onder andere: Sil de Strandjutter, Het Fregatschip
Johanna Maria, Joseph in Dothan, Saïdjah en Adinda en Toespraak tot de
Hoofden.
Verder bladerend zag hij
gedichten die hij destijds uit het hoofd leerde, behalve Nederlands ook in de
drie vreemde talen: Frans, Duits en Engels.
Onbegrijpelijk hoe hij dat voor
elkaar gekregen had. Hij had ook geen
idee wat al die Franse woorden betekenden: ;’La
valse des feuilles. Le vent d ‘automne passe. Emportant a la fois Les
oiseaux dans l ‘espace……..
Achterin het schriftje was een genummerde proevenlijst voor
Fysica. Daar draaide hij de hand niet
voor om. Hij wist alles van: Magnetische
inductie, De ontleding van water, de Rechterhandregel van Ampère, de Klos van
Ruhmkorf en bijvoorbeeld Stroomsluiters.
Had hij na het schriftelijk in
Apeldoorn nog een goed gevoel, het mondelinge waarbij je aan verschillende tafeltjes met twee vreemde leraren ontspannen moest praten,
gaf hem kopzorg. Hij sliep slecht en barstte van de zenuwen.
Een wonder dat hij op
het nippertje toch nog slaagde voor het einddiploma, maar toelating tot de school voor onderwijzers, De
Rijkskweekschool, zat er met die magere kantje boord cijfers niet in. Na ongeregelde baantjes was hij conciërge
geworden. Tot teleurstelling van opperwachtmeester Kriele, zijn vader.
Gelukkig
had broertje Menno het tot schoolmeester
geschopt.
Op weg naar dat mondeling gebeurde trouwens in de trein naar
Deventer een incidentje. De wagon waarmee ze reisden had aparte coupés. In H.
had Karel daar een rustige plek gezocht om ongestoord een beeldroman of
stripverhaal te lezen.
Even later kreeg de arme jongen gezelschap van een stel
luidruchtige meisjes van de Zeep- en Beschuitfabriek. Die nestelden zich
om hem heen. In E. stapten andere
klasgenoten in: Leo, Jan, Lidia, Aafke,
Andrea en Otto.
Gert en Ciska
zochten vergeefs een hoekje waar
ze zich afzonderen konden.
Met Johan stond hij in de zijgang naar het voorbij wiegende
landschap te kijken.
Ergens voorbij Vaassen klonk herrie.
‘Moet je nou zien, Kees,’ riep Johan, ‘die meiden proberen
Karel burgemeester te maken.’
Hij wenkte anderen die verspreid in het gangpad stonden.
Iedereen verdrong zich voor de ramen van het
compartiment. Karel werd bij zijn
spartelende armen en schoppende benen vastgehouden
Een van zijn belaagsters had
zijn broek naar beneden getrokken en een ander smeet met drinken uit een
thermosfles.
De fabrieksdames stikten
haast van ’t lachen, terwijl de
locomotief hijgend, puffend over de rails denderde, de machinist voor
onbewaakte overwegen de stoomfluit gillen liet en Karel zich van die kluwen dolle- pret- meisjes trachtte te bevrijden.
Aafke, Ciska, Warmold, Gert en Lisette, ze verdrongen zich
voor de couperamen om niets van het schouwspel te missen, maar de gordijntjes
werden dichtgeschoven.
Toen ze in Apeldoorn
moesten overstappen, zag Karel er ongelukkig en verfrommeld uit. Tegen Johan
die hij in de paniek alleen als toeschouwer had gezien, zei hij: ‘Je houdt je
bek hoor.’ Dat had geen zin. Het verhaal
deed in allerlei toonaarden nog lang de ronde.
Ondanks alle misère
hield Karel zich wel aan de
belofte dat hij bij het voorlezen van zijn gedichten in die volle examenzaal
een paar regels zo luidkeels door de
ruimte zou roepen dat iedereen zich rot moest schrikken.
Belofte maakt schuld, op een zeker moment galmde de stem van
Mosterd door de examenruimte: ‘Ah! You are so great, and I’m so small, I
tremble tot think of you, world at all….
And yet, when I said my prayers
to-day ’
Verbaasd keken zijn examinatoren naar hem. Het leverde Karel
geen goed cijfer op, maar of het daardoor alleen kwam dat hij voor het ulo examen dat jaar zakte en de vierde over moest doen, was de vraag.
©c.u. vervolg van: Op vleugels van tijd en Langs de zelfkant van het land
Geen opmerkingen:
Een reactie posten