Onwerkelijk donker leunde schimmig
tegen de ramen. Het kon middernacht of tegen de morgen zijn. Het stille
politiekantoor was in schemer. Er
flikkerde een kapotte Tl-buis. Op
het bureau stond een lamp waarvan de kap wat omhoog, zodat kin en mond van een
ondervraagde verlicht werden. In de schaduw tegenover hem zat rechercheur
Gerbrand Bakker. Diens gezicht stond op onweer.
‘Je aantekeningen heb ik weer eens gelezen. Die hebben niks
niemendal met je ongeloofwaardige
wandeltocht langs de grens van Nederland uit te staan. Het verhaal gaat over iets anders. Je hebt
een kort bericht gelezen. Er zijn mensenresten gevonden in een zandgat en Jij wil uitzoeken wie die de dader is.
Dan krijgen die geraamten namen
opgeplakt van twee vroegere klasgenoten waar je nog altijd
een hekel aan hebt en leeft je uit met allerlei weerzinwekkende
anekdotes. Meneer Karel Mosterd gaat er een soortement Wie-heeft-het-gedaan
verhaal van brouwen. De lezer mag raden of de chauffeur, de tuinman of een van
de klasgenoten schuldig is.’
Gerbrand Bakker kwam op stoom, verstelde de verhoorlamp
iets. Het gezicht van zijn verdachte
baadde nu in fel licht. ‘Ja kijk maar
niet zo onschuldig’, brieste hij
‘Met dat gezeur over die voettocht wordt ons zand in de ogen
gestrooid. De omtrek van ons land is,
laten we eens zeggen: 1800 kilometer. Gemiddeld loopt een wandelaar
misschien 20 kilometer. Een rondje Nederland duurt zo wel een maand of drie.
Als het weer slecht is
kom je geen stap verder. Dagenlang zit
je in de regen in een tentje en als de recreant verder wil, moet eerst die tent
droog zijn. Besef je wel hoe zwaar een natte tent is. Nee natuurlijk niet.
Dat je een van eiland naar eiland vakantietocht maakt,
geloven we graag en dat na Schiermonnikoog
even Borkum en Norderney erbij gepakt wordt, snappen we best, maar dan
verdwaal je en komt per ongeluk bij Loppersum
in de trein terecht.
Van Garsthuizen naar Groningen ben je als we dat gekrabbel in je boekje serieus
moeten nemen bijna drie maand onderweg. Spekman wordt helemaal gek van die
babbels. Hij zit nu ziek thuis.’
In de verte klonk drie maal de klok van de Martinitoren. Karel verschoof onrustig op z’n stoel. Hij kreeg het warm,
z’n mond was droog, hij voelde aandrang.
Schor hakkelde hij:’ Mag ik naar
de wc. Ik heb dorst. Mijn mond is droog.’
Nee daar was geen sprake van. Bakker liet delinquenten nooit
alleen. Er was niemand die een glas water kon brengen, iedereen had zich ziek
gemeld.
‘Met een stalen
gezicht verkoopt de heer Mosterd hier op het bureau baarlijke nonsens en
probeert de politie in Groningen
belachelijk te maken. Volgens de notities
staat meneer de journalist in mei van dit jaar voor een gesloten
overweg in Loppersum te wachten en hij
valt half augustus in handen van de spoorwegpolitie op het Noorderstation.
Wat
is er in de tussenliggende periode gebeurd. Mosterd wil ons toch niet vertellen
dat hij al die tijd voor dichte spoorhekken heeft staan wachten.’
Bakker zweeg even. Hij bladerde in het kartonnen schrift.
Karel transpireerde hevig. Hij kreeg kramp in de benen van het stilzitten Het
was in het holst van de nacht en die rechercheur trommelde maar met zijn vingers op het tafelblad, zijn
ogen schoten vuur, hij was nog lang niet klaar met die krantenman.
‘Spekman is er vast van overtuigd dat er met de vrouw van de ansichten een gesprek is geweest.
Niemand neemt zo maar de post van een ander mee. Ook moet je op Vlieland een zekere Kees Kriele interviews afgenomen
hebben. In het overzicht van jouw in klad beschreven belevenissen, laat je de
man voortdurend aan het woord.
De gestelde vragen zijn weggelaten, allerlei
woorden en zinnen zijn de geïnterviewde in de mond gelegd. Hoor je soms stemmen in je hoofd, die je al
die gekheid influisteren. ’t Kan daarom ook
best zijn dat Kriele een verzonnen naam is. Per slot van rekening staat
het voor ons vooralsnog niet vast dat jij Karel Mosterd bent. Besta je dus zelf
ook niet.
Trouwens wie heet er nou Mosterd. Als je nou toch een schuilnaam
nodig hebt waarom dan geen: Peper, Olie, Azijn of Kaneel. Karel Kruidnagel ligt
ook goed in ’t gehoor.’
Gerbrand Bakker lachte hol.. Hij begon als een gekooide leeuw door het
politiebureau op en neer te lopen. Opeens sloeg hij met de vuist op het grote
bureaublad. Uit het niets toverde hij Karel ’s rugzak tevoorschijn, gooide die
naar hem toe.
‘Wil je even controleren of al je spullen er zijn. Je wordt ontslagen. Ik zet je opstaande voet
op straat. We gooien je d’r uit. Ik handel in de geest van Spekman’
Hij trok een la open en gooide de browning op tafel.
‘Hier heb je dat klapperpistooltje ook terug. Je zult het
nodig hebben als je straks duister Groningen ingaat. Het kan nog wel eens
slecht met meneer Mosterd aflopen!
Oh ik zie het al helemaal voor me. Jij komt in de frisse
buitenlucht. Je loopt dicht langs het vuile water van de Spilsluizen en de
Turfsingel.
Voorbij de stadsschouwburg
moet je nodig, je doet een misstap
en valt in het Schuitendiep. Er is geen sterveling op straat. Niemand
kan je helpen.’
Met een schok zat Karel rechtop in zijn gevangenisbed. Het
duizelde hem, z’n voorhoofd gloeide, het hart bonkte. Hij rilde. Een tijdlang
lag hij steunend op een elleboog in het dwarrelende donker te staren.
Toen hij de volgende morgen zijn ogen opendeed, stond zijn
ontbijt al op het tafeltje. Zijn hoofd deed zeer. Zin in eten had hij niet. Hij
viel weer in slaap. Van geluid bij de deur schrok hij op. Agente Geeske stond
in de cel. Nee, dromen deed hij niet.
©c.u.
Vervolg van Ansichtkaarten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten