Posts tonen met het label Ibbeltje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Ibbeltje. Alle posts tonen

dinsdag 7 februari 2012

De brommer vlekt!


Uiteindelijk slaagde Chris Mulder met een jaar vertraging  voor het  begeerde diploma dat hem de bevoegdheid gaf als onderwijzer carrière te maken. Het was, terwijl hij er in de docentenkamer van de Scholengemeenschap, waar hij nu  in zijn laatste jaar werkte,  aan terug dacht,  een verhaal van liefde, dood en verdriet geweest.   
Hij, Mulder had zo het een en ander mee­gemaakt, want zijn leven als  piepjonge onderwijzer begon al bijna veertig jaar geleden op een openbare lagere school in de streek rond Ten Boer. Het  gebouw was een fantasieloze blokkendoos en het hoofd van die school was  ene meester Van Putten; een ver­schrikkelijker man en een ellendiger naam had hij later niet vaak meer ontmoet. 
Van de ge­beurtenis­sen die zijn afkeer van deze burgerlijke en keu­rige man zó onmetelijk diep hadden gemaakt, waren een paar hem  altijd bijgebleven.

In 1957 reed  Mulder, haast nog adolescent, op een oud brommertje  dus dagelijks vanuit Haren bij Groningen naar die eerste school, stalde het gammele toestel in de kleine stal­ling op de verste hoek van 't schoolplein en onderwees ver­volgens de hele dag de 38 mini-mensen tellende vierde klas; een klas met overwegend dom­me en gelukki­ge kinderen. 
Na twee weken stond Van Putten  hem  's mor­gens bij de fietsen bergplaats op te wachten. De man wees zwij­gend op een paar grote olie­vlekken op de te­gels en zei daarna:" Je mag je bromfiets daar niet meer neerzetten, laat hem maar ergens op str­aat of leg er wat oud papier onder!"

 En zo kwam het dat vanaf die dag de antie­ke Solex bromfiets op oude kranten  gestald werd. Een enkele keer ver­gat hij 't en dan wierp Van Putten tijdens 't eerste uur de deur van de klas open en riep ver­beten: "De brommer vlekt!"   
Harm Cladder of de kleine Wilfried de Boer kregen dan van hun verbouwereerde meester opdracht met wat dagbladen de fout te herstellen  en  de klas had leedver­maak.

De rozen rond het plein wa­ren een bron van andere ver­drietig­heden. De zorg om het wel en wee van deze bloemen hield Van Putten voortdurend bezig. 
Spelende kinderen mochten niet in de rozenper­ken komen en als je plein wacht had, moest je erop toe­zien dat zulks ook niet gebeurde. 
Om het  zijn personeel  makke­lijker te maken had  de  Hoofdmeester een brede str­ook niemandsland bedacht tussen de stoeiende jeugd en de rozen: in een gebied van vijf tegels van de rand mocht geen kip komen. 
Chris kuierde tijdens het speel­kwartier ijverig   en plichtsgetrouw in dit lege grensgebied en stuurde ie­dereen die de 'rozenwet' van Van Putten overtrad naar binnen. Voor straf mochten die leerlingen voor de zesde klas op de grond zitten en dat was een grote schande, want de zesde genoot van zulke straffen!


Jan van Putten hield van orde en netheid. De school en de omgeving van de school moesten zijn visitekaartje zijn.

Terwijl hij een slok van zijn pauze-koffie nam bedacht Mulder ergens gelezen te hebben dat sommige comman­danten van Duitse concentra­tiekampen dezelfde haast ziekelijke belangstelling voor groenvoorziening en frisse kleuren hadden.

Maar er waren meer verrassende orderegels geweest. Tijdens een van de spaarzame perso­neelsvergaderingen besloot 't Hoofd dat het maar eens uit moest zijn met dat slordige geplas in en over de toilet­ten en hij schotelde  zijn  meesters  een verbijsterend systeem voor waarbij ordeloos gepiemel  voortaan onbestaanbaar zou zijn.
In 't kort kwam het hierop neer: de jongens  ste­lden zich in een rij op voor de wc, de onderwijzer controleerde de bril en ver­volgens mocht de eerste  lee­rling naar binnen; als die klaar was, moest ie naast de leerkracht gaan staan en even wachten tot de volgende gegadigde na een vluchtige controle met luide stem kwam melden:" Bril droog, me­neer!"
Met deze omslachtige procedure werden alle toilet kinderen afgewerkt. Het duurde meestal de hele pauze en van kof­fie drin­ken kwam niks. 
Door­gaans kon je groen licht geven voor het wach­tende kind, maar een enkele keer klonk de kreet:" Meester hij heb er naast gezeikt!" 
Dan  moest de boel schoon en volgde de een of andere vre­selijke straf. Het spreekt vanzelf dat Van Puttens schooljuffen van dit soort corvee verschoond bleven

"Gelukkig," kon je zeg­gen," was dit vroeger, allemaal lang geleden en leefden we  nu in bete­re tijden."
Maar Van Putten leefde nog; de Van Puttens gingen niet dood en zij hadden hun eigen ordelijke en nette leven, eeuwig en altijd.   
Strikt genomen was rector Helman zijn huidige en laatste onderwijsbaas  uit hetzelfde hout gesneden. Die had hem als bijna 65-jarige nog maar weer  fijn ingeroosterd bij de surveillance in de grote pauze, met de gedachte misschien dat wat beweging en een frisse neus voor die Mulder geen kwaad konden
c.u.

( in een ander setting en stijl was deze episode ook al eerder te lezen. Hier maakt het verhaal deel uit van de slotafleveringen in de serie: Vanuit de Verste Verte ofwel de zgn.Ibbeltjereeks )
zie voor overeenkomsten verschillen bij de volgende link   http://binnenpark.blogspot.com/2011/03/van-olievlekken-rozen-en-droge-wc.html

dinsdag 22 november 2011

Mist

in het waterwingebied (foto r.u)


mist

Sinds vanmorgen is mijn wereld minder
groot het achterland vertelt er nu de tijd
meer geheimen en  schapen grazen bij
de sloot bomen van blad hun ontdaan

langzaam ik weet nog J. hoe jij van mij
vertrok in een floers van vallend licht
niets van weemoed zo vervuld die dag
waarin ik later mistig je contouren zag

een kudde schapen zacht vervagend
in die wolkenvelden langs de grond
Ach J.jij liet tuinfakkels en lampions

toverde confetti uit het niets leerde
witte duiven vliegen langs de wangen
van een hemel maar had al een ander.

c.u. 







dinsdag 6 september 2011

Voet aan vaste wal



Ooit heb ook ik wad gelopen;
dwz. gestruikeld en gekropen
onder een wijde zilte lucht
vervuld van water wind en wolken
met vogels zwevend bij de zon.

We waren met een club van tien
en een van hen was Ibbeltje.
In haar natte truitje prikte
zo heel pikant dat tepeltje

Terwijl ik steeds met mijn enkels 
zwikte, heb ik al die moeizame uren
alleen haar donkere ogen gezien

daar ergens voor mij op het wad
met vogels in de zon en zoveel
dat ik toen graag zeggen wilde.

Liefde verklaren tussen Pieterburen
en een eiland op de verre horizon
hoe toch in godsnaam deed je dat

misschien namen we daar
de boot en kregen tot slot
op Vlieland voet aan wal 
waar ik 't haar zeggen kon.

dinsdag 12 juli 2011

Zwitserse Strooikaas

lees eventueel eerst voorgaande aflevering


De volgende morgen was ik vroeg uit de veren Na een onrustige nacht liep ik rond half negen naar m ’n  school in de Pelsterstraat.
Ibbeltje en Annie hadden nog door m ’n kop gespookt en benedendeks had ik wat gesleuteld zullen we maar zeggen.
Het was een prachtige dag. Buiten rook het naar koffie en limonadesiroop. Met mijn tas met boeken en tussen – de – middag – brood liep ik daar nu ergens tussen de Petrus Camperssingel en de Oosterstraat. Brood met een haast onzichtbaar laagje jam en Zwitserse strooikaas van het merk Geska. Dat was een soort poeder van scherpe geitenkaas.

Mijn moeder was extreem zuinig, een tik die ze tijdens de oorlog opgelopen had. Er ging maar heel weinig op een boterham en met zo’n Geska busje had de hele familie een maand lang broodbeleg. De jam krabde ze met het tafelmes weer van het brood zo terug de pot in.
Ik had altijd van die stuifkaas op m’n brood. Als ik gulzig een hap nam, kwamen die fijne korreltjes achter  in  keel en neus, en verslikte ik me of moest ik niezen.
Vanuit de Oosterstraat draaide een vrachtauto met biervaten het Damsterdiep op. Die was aan weerskanten hoog geladen met opgestapelde  houten biertonnetjes met ijzeren banden. In het midden was achteraan een gangpad vrijgelaten. Daar zat of stond bij de laadklep een jongen van een jaar of tien.
Op het moment dat de auto de bocht nam en daarna over de kinderkopjes of kasseien van het Damsterdiep langs de Bushaltewachtkamer van de Damster Autobus Maatschappij denderde, vielen de bovenste vaten tegen en op het hoofd van de jongen die het uitschreeuwde; zijn gezicht verwrongen van  onbegrip schrik en pijn. Daarna werd hij bedolven onder de tonnen. De wagen reed verder. De chauffeur had niks in de gaten.

Later op school kon ik dat gezicht maar niet uit m’n hoofd zetten. Bij de les was ik niet, maar dat was ik gewoonlijk niet.
Meneer Zwart, de docent Nederlands, dribbelde nerveus voor de klas heen en weer en wilde ons stijlfiguren en vergelijkingen bijbrengen. Hij gebruikte voorbeelden als:’Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten’, van  Willem Kloos, en ‘Een zee van Liefde in droppen uit te gieten, zacht, Eén voor één – zie daar mijn heerlijk pogen….’uit het eerste  Mathilde -  sonnet van de jong gestorven dichter  Jacques Perk.
Ik vond het maar stom van Zwart. Hij had beter gemakkelijker voorbeeldmateriaal kunnen nemen. En die Mathilde! Het mocht wat. Ze kon de boom in; een hoge populier misschien.
Mijn ogen dwaalden naar Ibbeltje die in de voorste rij zat te smoezen met haar kleefvriendin Elsje.  Ze had me geen ogenblik een blik van haar bruine ogen gegund, Ibbel. Aan niets was te merken geweest dat ze gisteren met mij zo intiem koffie had gedronken. Ze had toch minsten even naar me kunnen lachen.

Meneer Zwart zwalkte als een stuurloos schip  voor de klas heen en weer, kalkte wat op het bord en zei of vroeg dan met  trillende stem; ‘ De liefde wordt vergeleken met de zee…..,begrijpen jullie wel, kijk dat bedoel ik nou! En hij hakkelde nog iets van dat die Kloos een God was en daarna werd ie boos, die sukkel van een Zwart omdat Joop achterin de klas luidruchtig begon te hoesten.
Hij moest de klas uit van Zwart en ondertussen zat ik me af te vragen hoe  het effect  was van een houten biervat met ijzeren stroken op het hoofd van een kleine kwetsbare jongen.
© c.u
 vervolg van: Eerst Tiktakthee drinken even terug scrollen dus



vrijdag 1 juli 2011

EerstTiktak koffie drinken

Groninger kustvaarder

lees eventueel eerst voorgaande aflevering

Ze stond  met een ruk op. Keek naar haar schoenen, zei:’je hebt een gat in mijn nylon kous gemaakt en ik ga  weg. M ’n trein komt zo.’ 
Voor ik  ook maar iets terug kon terug stotteren, was ze al bij de deur naar het perron, Ibbeltje.  Ik had  haar kousen kapot gemaakt! Dat was me daar even een staaltje van feitenverdraaiing.’Vrouwen zetten de wereld op hun kop’,zei mijn vader soms, als hij in een twistgesprek van moeder weer verloor. Verward roerde ik in het bijna lege koffiekopje. Het was toch wel een mooi meisje, die Ibbel. Dat was me in de klas nooit zo opgevallen. Maar daar zat ze schuin ergens vooraan en kon ik haar donkere ogen niet zien.  Ik liep naar het buffet en vroeg wat de schade was.
’ Twee koffie; dat wordt dan 90 cent, meneer,’glimlachte  de ober. Hij liet de kassa rinkelen.

Over het trottoir liep  ik langs het busstation naar de Herebrug. De blote meid daar was   uit steen gehouwen, geen brons of koper. Dat was te kostbaar geweest voor de Stad. Ze had flinke dijen en borsten; daar was niet op bezuinigd. Ik ging langs het Zuiderpark, de Oosterbrug en de Veemarkt naar de Trombrug en stak daar het water over. Ibbeltje spookte door mijn hoofd; aan Annie dacht ik niet meer. 
In de Trompstraat liep ik een fietser omver. Die begon te schelden:’Kist nait oet tien doppen kieken tegen, Stòvel, das  t’r bist!’ 
Hij stapte weer op en ik dagdroomde mijn weg voort naar de Trompstraat waar ik geboren was  en waar mijn vader ooit een garage met auto’s en  autobussen had gehad. Op de Winschoterkade stond  ik een tijdje  te kijken naar de schepen in de Oosterhaven. Gelukkig had Ibbeltje mij niet gevraagd of ik behalve suikerzakjes nog meer verzamelde. Groninger kustvaarders en vliegtuigen uit WOII had dan kunnen noemen. Het was toch een beetje gek dat iemand van 19 nog plaatjes van zulke dingen spaarde en in een schriftje met gluton vastkleefde.


Voor ik de  lange Petrus Camperssingel opliep, kocht ik  bij Bakker Brongers  een koffiebroodje.  Tijdens mijn spijbelen eerder die dag had ik maar rare zaken over de stamboom van mijn familie gelezen. Ik stamde af van Harm Mulder en Sjoukje Velthuis. Zij liepen op een avond na een hele dag werken op het land van Harkstede naar het  gemeentehuis van Slochteren om daar te trouwen.  Hij was boerenknecht en zij dienstmeid te Scharmer. Ze vertelden de trouwambtenaar dat ze voor de voltrekking van ’t huwelijk een kind geteeld hadden van het vrouwelijk geslacht, genaamd Hillegien en Harm  zei ook nog dat hij soldaat geweest was, zodat niets hun huwelijk in de weg stond. Mooie familie had ik. 
In de Dirk Huizingastraat rook ik de geur van de  Tiktak koffiebranderij. Daar had ik natuurlijk ook een suikerzakje van. Die had ik geruild tegen een raar zakje met het opschrift:’ U hebt het Bus - kruid  niet uitgevonden, maar misschien hebt u wel een ander idee!’
Ik sloeg een hoek om, was in de Prof Wiersmastraat. Toen ik het  saaie  portiek  van de veel te kleine flat waar ik woonde inliep dacht ik aan Annie en ik realiseerde me opeens dat ik mijn fiets bij het Hoofdsstation had laten staan.
©c.u
 wordt vervolgd voor diegenen die dit nog niet eerder lazen


vrijdag 17 juni 2011

Bedpraat

We lagen op een zolder met bedden. Inktdonker was ’t er. Beneden  had je de sjoel-, schaak- dam- en leesruimte van de Volkshogeschool. Slapen op die spookvliering was geen luxe. Wanneer iemand naar de wc wilde, moest hij via een luik en een schuiftrap naar de bewoonde wereld. Dan liep je de hal met de tafeltennistafel  en een valse piano door naar een brede gang met lage en hoge wasbakken, lekkende kranen, twee douches en wc’s. Ernaast was de kleine collegezaal van het instituut en erboven waren echte slaapzaaltjes met een soort scheepskooien, gordijntjes ervoor. Daar droomden de bofkonten. Met een stel klasgenoten mocht ik dus op een bedompte zolderruimte  de nacht in. Ver weg hadden de meiden hun nachtverblijf in een aangebouwde vleugel die alleen via een gangetje  naast de volkshogeschoolkeuken te bereiken was.

In een spelonkdonkere hoek van onze griezelzolder lagen klasgenoten te smoezen. Het waren Dirk Jan of Jan Dirk puistenkop, Lange Joop en Gerrit die ook af en toe iets zei.
Er vielen soms lange stiltes. Het meeste ging  allemaal langs me heen, maar toen ik mijn naam hoorde, stonden mijn oren rechtop.
‘Die Mulder is een buitenbeentje, wat hij zegt slaat vaak nergens op. Ook bij de nabespreking vanmorgen.’
“ja eerst wiebelt en draait hij een poos op zijn stoel met een rooie kop en komt dan met een ingewikkelde vraag als de spreker en wij allang met een andere kwesties bezig zijn.’
 ’Hij wil natuurlijk heel wijs iets zeggen net als Klaas of Simon, maar die kunnen dat Zij kunnen debatteren en hebben overzicht.’
‘ Mulder niet die hakkelt iets in het wilde weg en ondertussen kijkt hij met koeienogen naar Iebel en Els.’
'Hij is verliefd, de sufkop en wil graag  dat alle  meiden hem goed en interessant vinden’
Dat laatste zei Gerrit.
 Stokstijf luisterde ik op mijn metalen piepend  ringetjes matras bed
 “En aan die meiden waar hij zo gek op is valt geen fluit te beleven’, bromde Dirkjan, ‘als het nou nog die Tineke Zandstra was. Daar kan ik me nog iets bij voorstellen’-

Ja, dacht ik en ging voorzichtig verliggen, maarre bij haar maak jij zelf geen schijntje kans  jochie met je acne- hoofd!

“Die is lekker rond en gezond’, lachte Joop ’en ze draagt van die  grappige appel- of perenborstjes onder d’r blauwe truitje.’
‘En als die Mulder daar nou eens een oogje aan waagde dan…….,’ sprak Dirkjan, ’dan kon ik er nog inkomen’
Maar Schietman onderbrak hem met’: ’Chris snapt best dat zo’n meisje veel te hoog voor hem gegrepen is!
 ‘Wat bedoel je?
 ’Nou, zij heeft toch veel meer in haar mars, eh ze heeft laat ik zeggen niveau, komt uit een ander milieu, standsverschil is belangrijk weetje’’
 ’Vind ik flauwekul!’
‘Oh ja,,,, Dat dikke vriendinnetje van d’r- hoe heet ze- die  d’r vader is een bekende geleerde vooraanstaande vrouwenprofessor….’

Zo deden Joop, Gerrit en Dirkjan beurtelings hun zegje. 
Ik kreeg er genoeg van en bedacht dat ik nodig een nachtplasje moest, stapte uit het piepbed, ging naar ’t luik, schoof de trap naar onderen. De stemmen achter me  verstomden. Beneden in de hal kwam Kees Overwater de brede trap naar de echte slaapzalen af. Hij was een van de uitverkoren kajuitslapers.
‘Wat ga je doen,’ vroeg ik .
 ‘Pissen en dan naar de meiden,; zei hij, kom mee!’
‘Maar daar slaapt mevrouw Mondeman, dat is een kreng.’’
’ Die merkt niks, ziet geen sikkepit als het donker is en ze haar uilenbril niet op heeft.’ Hij lachte stil.
  
Via het keukengangetje slopen we naar het maagdenhuis. Daar had je een gang met deuren. Er brandde een schemerlichtje. Afgezien van wat gegiebel leek het er rustig. Wat nu te doen! Ergens zonder meer naar binnenstappen met ’t risico dat je de forse echtgenote van de leraar Duits tegen het lijf liep, was geen optie. Als je mazzel had en een goeie kamer uitkoos, waren er weer andere problemen om op te lossen.
Kees ging  op z’n tenen verder de gang in. Hij hield z’n oor tegen een deur en wenkte na een tijdje Ik aarzelde,  ging toch en vroeg- fluisterde wat hij opving.
 ‘Ze roddelen over ons en de anderen, Ze hebben het over strakke billen, die schijnen belangrijk te zijn! Er was eentje je die jouw naam noemde’

Ik probeerde ook wat te horen en hield mijn kop tegen de deur, maar het bleef onduidelijk wat er gefluisterd werd achter die eerste deuren; wie er sliepen was niet uit te maken Bij de tweede deur gingen we gebukt staan luistervinken. Zuchten, snurken, Kees bewoog de deurknop voorzichtig, De deur kierde!

Opeens was daar een knellende hand in mijn nek: achter mij stond Mondeman met een  brede grijns ‘Zo heren,. Kijk eens aan, wilden jullie bij mijn lieve vrouw op bezoek; die vlieger gaat mooi niet op, vooruit meekomen, naast de hoofdingang buiten staat een bank. Daar mogen jullie je zonden overdenken tot ik jullie kom halen!’
We mochten in dec wc-toilet- garderobe gang van de nog milde leraar een jas over onze pyjama’s aandoen. 
                                                    links v/d ingang stond in die tijd een bankje

Later buiten op een lattenbank keken we naar de sterrenhemel boven het Groninger Hogeland.
’ Wat zeiden die meiden nu Kees over mij,’ rilde ik na een poosje.
 ‘Ze zeiden dat je een mooie lok in je haar hebt Mulder, maar dat je armen en benen te kort zijn. Ze hebben liever Lange Joop of Klaas Vader die zijn tenminste gewoon groot of klein. Ik denk dat  ’t Janneke Gratema en Ibbeltje Rotering waren die over je kletsten’ Hij grinnikte.
’Hou maar op Kees, jij zit gewoon een eind weg te liegen,’ zei ik bibberend in de nachtkilte
 ‘Nee Chris ik hou je niet voor de gek, die meiden hadden het echt over zulke dingen en jij deugt proportioneel helemaal niet dat is waar!’
Omdat Mondeman ons al dan niet opzettelijk vergat en ons onnodig lang in de kou zitten liet, trokken we na een uur of wat de stoute schoenen aan en zochten ons bed op. Kees ging te kooi in zijn kajuit en ik stommelde op de tast de schuiftrap op.
Aan de ochtendtafel knikte de leraar Duits ironisch vriendelijk in onze richting. Hoe ik kijken moest wist ik niet en naast mij tuurde Kees strak naar zijn boterham met gekleurde hagelslag.
©c.u.