Ons volgende werkbezoek aan de kleine
broodfabriek van Uit de Fles was drie dagen later, Geheimzinnig kijkend liet
hij ons de achterdeur in.
In de bakkerij haalde hij met langzame bewegingen
een kleine getraliede kooi met twee grijze muizen te voorschijn: een muizenval,
een miniatuur trammetje met stroombeugels, alleen de wielen ontbraken.
’ Die gaan we verzuipen,’ sprak de
bakker,’ die nare beesten eten al m'n spullen op. Er zitten ook nog ratten in
de schuur, die zal ik ook weten te vinden‘
Hij haalde een emmer koud water, zette die op
de werkbank en doopte de val met muizen in het water. We keken toe, te
nieuwsgierig om te protesteren.
Een paar tellen daarna haalde Cornelis de
druipende val met twee levenloze slappe lichaampjes uit 't water.
Op dat ogenblik kwam Rita binnen
en begon krijsend te schelden:’ Durf je
wel, grote kerel, die arme diertjes zo te mishandelen. Ik vind 't gemeen,’
stampvoette ze.
Een spervuur van haatblikken lag
boven onze hoofden; ze waren ons vergeten.
’Ach, jij altijd met gevoelige
praatjes, je zeurt altijd, blijf in je winkel. Moeten die beesten alles opeten
soms; we hebben toch al zorgen genoeg!’ Hij kromde z'n rug en begon op de
werktafel met bakvormen te rommelen.
Achter de deur die dichtsloeg klonk
onbeheerst gesnik.
Hans en ik waren verbaasd, we zeiden
niets en de bakker bleef nog wat met gereedschap smijten. Toen zei hij:’ Kom,
we gaan koekjes bakken.’ Hij haalde een houten bak met beslag naar zich toe en
greep een groot vierkant bakblik. Hierop vlijde hij een dun vel papier,
scheurde de randen ervan weg tot 't in de vorm paste en at de restanten van 't
papier onder onze verbaasde ogen kalm op. Hij lachte al weer toen hij ons zo
zag kijken.
‘ Dat is eetbaar papier,’ verklaarde
hij.’ Hier, probeer maar!’
Aarzelend snuffelden we en knabbelden daarna
aan de dunne papierachtige stof.
‘ Eigenlijk heet het ouwel,’ onderwees de
bakker,’ de katholieken, weet je wel, gebruiken het in de kerk.’
Het zei ons maar weinig; er waren
geen katholieken in onze woonplaats.
’ Wat zijn dat, katlieken’
informeerde Hans. Cornelis trok met z'n schouder en spreidde z'n handen
omhoog:’ Wat leren jullie op school! Dat
leg ik niet uit, dat wordt me te veel. Kom, we maken deze koekjes af!’
Hij boetseerde ronde deeghoopjes op het
'eetbare' papier.
‘ Gooien jullie nog wat brandhout op
' vuur,’ riep hij. Als trouw ovenisten sloegen we onmiddellijk aan 't werk en
vergaten muizen, katholieken en echtelijke ruzies.
Toen we die middag weggingen, kregen
we van Uit de Fles, op verzoek, elk een afgescheurd stuk ouwel mee. Op school,
Hans op de gereformeerde en ik op de hervormde, hadden we daarmee de volgende
dagen veel succes.
Machtige tovenaars waren we! Ik schreef erop en peuzelde dan
kalm 't briefje weg; Hans liet er een viertal meisjes van snoepen onder
voorwaarde dat ze erin toestemde tijdelijk verkering met hem te hebben. We
hadden opeens vrienden en vriendinnen genoeg, 't was alsof we geld hadden, en
al gauw waren we door ons eetbaar papier heen.
Daarom brachten we weer snel een
bezoek aan de bakkerij, maar Cornelis was in een slecht humeur en weigerde
toegang en medewerking. Hij sprak onduidelijk, keek verwilderd, verspreidde
een zurige lucht en leunde tegen één van de deegmolens toen hij ons met een
onbeheerst gebaar de deur wees.
Dat was een tegenvaller en toen de zonen van
bakker Beekman ouwel op school begonnen uit te delen, was voor ons de
aardigheid er helemaal af.
Dat was trouwens voor ons een
geschikte aanleiding om de oorlog die we sinds de derde of vierde klas al,
tegen de hervormde jongens met wisselend succes, nu een in Indianen- dan weer
in cowboykostuum, voerden, weer te beginnen. het was een vete waarin we
langzamerhand steeds vindingrijker werden.
We vochten met zelfgebouwde stenguns.
Allerlei beurs fruit, gevonden achter de plaatselijke veiling, alles wat maar
uiteen wilde spatten, deed dienst als handgranaat. we groeven ondergrondse
wapendepots omdat ons 'clubhuis' keer op keer gekraakt werd. Bij dit alles deed
ik dienst als Judas.
' t Christelijk geloof had ons dorp die doordrongen en de
scheld- en erenamen die we gebruikten, getuigden daarvan. Onze veteranen
droegen namen als: Reus Goliath, de Rode Zee, David en Simson. Het gebied rond
bakkerij Beekman noemden we Jericho; de manschappen die er zich ophielden,
Filistijnen.
Het was opeen avond
tijdens die herleefde gevechten dat Hans en ik bakker Uit de Fles voor 't
laatst zagen. We waren op patrouille in de omgeving van ons gehate Jericho om
terrein te verkennen en we trokken door de achtertuinen in vijandelijke
richting.
Tussen de ambtswoning van Rijksveldwachter Rimmel en de bakkerij van
Cornelis kruisten we een karrenspoor met eikenbomen. Toen we de kant van hun
huis uitkeken, zagen we Rita en Cornelis in de opening van hun achterdeur
staan, de armen om elkaar. In 't westelijke zonlicht dat door de heesters viel,
had hun kleding een bruine tint gekregen. Hans en ik bleven staan. Ze zagen ons
niet!
© c.u.
wordt vervolgd:http://binnenpark.blogspot.nl/2015/01/druipnat-en-stinkend.html
3 opmerkingen:
vocht men ook nu maar de conflicten uit met beurs geworden fruit ;-)
Ach Ton soms wordt er ook nog wel met tomaten, taarten en eieren gegooid
Beter fruitvlees dan kanonnenvlees.
Een reactie posten