Met stofblik en veger ruimde Kees scherven, humus en
plantenresten van de verongelukte geraniums op. Poes had er weer een bende
van gemaakte. De bloemen moesten overgepoot worden.
In de keuken was Corrie
met het ontbijt aan de gang:
eitje, appeltje, beschuit, boterham met kaas, thee en vruchtensap.
Hij ging de tuin in. Buiten was het al behaaglijk. Met een
schepje verzamelde hij hier en daar in een bloemperk wat aarde. In gepeins
verzonken begon hij in de grond te woelen. Een paar pantoffelbloemen en vergeet-mij-nietjes verloren hun houvast en evenwicht. Hij dacht aan Snebbetje
van Jenny een pop in klederdracht, die op een dag zoek was.
Overal in en om het huis werd een speurtocht op touw
gezet. Vader verdacht Menno, die wel
vaker stomme dingen deed. Jenny meende dat haar oudste broer de pop ergens verstopt had,
omdat hij afgunstig was. Moeder suste ’t
rumoer. Misschien had Jenny haar Snebbetje gewoon ergens laten slingeren. Ook
als je jong was vergat je wel eens wat.
En mogelijk pakte Aaltje van de buren Sneb stiekem weg.
Snebbetje had bloedkoralen om haar hals, vlechten in ’t haar, droeg een floddermuts,
een kraplap en een zwart jakje met daaronder een wijde baaien rok met twee
onderrokken.
Hoe en wat dan ook; de pop dook niet meer op en werd
vergeten.
Maanden later was wachtmeester Kriele aan het onkruid wieden
in zijn trapeziumvormige voortuintje aan De Langeslag. Die tuin bestond
voornamelijk uit armetierig gras met aan de straat twee driehoeken waarin een
sneeuwbes, twee pioenrozen en een
Goudenregen groeiden.
Bij het huis was een heel smalle strook onder het erkerraam. Daar zocht hij een geschikte plek voor wat pootgoed- afrikaantjes, goudsbloemen en viooltjes. Toen hij een schop in de grond stak, raakte die iets van kleren.
Bij het huis was een heel smalle strook onder het erkerraam. Daar zocht hij een geschikte plek voor wat pootgoed- afrikaantjes, goudsbloemen en viooltjes. Toen hij een schop in de grond stak, raakte die iets van kleren.
Snebbetje was gevonden. Iemand had haar daar begraven. Het was
bizar. Dat kon alleen Kees gedaan hebben, dacht Kriele. Die jongen deed meer
rare dingen. Trok spinnen de poten uit, bouwde van karton en stukjes hout
miniatuur boerderijtjes in de achtertuin bij de kippenren en stak zijn creaties
daarna in brand. Kriele pakte zijn gummiknuppel, nam zijn oudste zoon over de
knie en deelde verwoed een paar stevig tikken uit.
Corries stem klonk van ver, of hij kwam. Hij liep terug,
duwde de nieuwe aarde voor de geraniums
stevig aan en zette de bloempotten
achter het raam. Ze had zich nog niet opgemaakt, zag er loom, als een rozig
slaperig muisje uit en had tevreden geslapen.
Ze dronken thee en aten. ‘Is je ei hard genoeg?’
‘Nee, ik hou wel van een beetje zacht, zo net tussen in, een
beetje op de grens!’
‘Je kon wel eens met mij naar Lidia gaan. Die school van jou
begint over dik drie weken pas en met Wouter, haar man, kun je vast wel door
één deur. Anders gaan we een keer naar
je broer Menno en zijn vrouw in
Ossenzijl. Ik wil wel zien hoe ze daar
wonen en hoe zo’n klein schooltje eruit ziet.’
‘Het is Oldenzijl en
niet Ossenzijl. Dat ligt in de kop van
Overijssel. Oldenzijl ligt bijna aan het
eind van de wereld.
Het Onderwijs- ondersteund personeel begint eerder, dat weet
je. De conciërge moet dan ook op school zijn. Dus we hebben nog maar twee weken, maar Ik wil
best mee naar die kwebbelkous van jou in Terwolde als ik je daar plezier mee
doe,. Wat gaan we vandaag trouwens ondernemen.
Zullen we een stuk fietsen?’
‘Goed, gaan we naar
park De Hoge Veluwe of het Uddelermeer.’
De ontbijtspullen bleven staan, fietsen kwamen uit de
schuur. Even later reden ze langs paleis het Loo richting Hoog Soeren via Radio
Kootwijk, Hoog Buurlo en Oostdorp, sloegen bij de Apeldoornse weg linksaf de
kant van Hoenderloo op naar de ingang van het Park. Daar
ribbelden hun fietsbanden over een paar wildroosters naar de Houtkampweg
en Kronkelweg waar het Kröller- Mϋller museum ook ergens te vinden was. Ze
wandelden in de beeldentuin.
Vooral Le Jardin d ’email door Jean Dubuffet, een
grote witte IJstuin met grillige zwarte
lijnen en uitstulpingen maakte indruk op Corrie. Het was een soort winterse Hof
van Eden waarin zij hand in hand als een pinguïnpaartje konden ronddwalen.
Ze
wandelden lange tijd tussen sculpturen die je overal en onverwacht en vanuit
velerlei perspectief op gazons en half verscholen tussen bosschages mocht
aanschouwen. Ze namen koffie met appeltaart op het terras van Monsieur Jacques
en reden daarna langs de Wildbaanweg dieper het park in, gingen ergens een
smallere zijweg in.
En waar het stiller, woester en ongerepter, langs een
fietspad dat ze hadden genomen, was
geworden, remde Corrie, Het werd tijd
voor een time-out. En er was daar kans om herten, reeën en konijntjes te
bespieden. Ze was wat moe van het fietsen.
Met een kettingslot werden de fietsen veilig met elkaar
verbonden aan de kant gezet. Ze liepen een wildernis in van heide, verspreide groepjes vliegdennen en eenzame
jeneverbessen. Wild liet zich niet zien. Het was intens stil. Wanneer je heel
goed luisterde kon je het gras horen groeien dat de hei langzaam verstikte
Op een van de plekken waar de heide door pijpenstrootjes belaagd werd en al bijna
helemaal vergrast was, gingen ze zitten. Corrie strekte zich lui uit, keek
aandachtig naar de blauwe lucht en de eenzame wolkjes van schapenwol en zei ;
‘ze bewegen haast niet, misschien slapen ze!’
De vingers van haar linkerhand scharrelden door ‘t gele zilvergras in zijn richting. Ze legde z’n
hand in de glooiing van haar buik die
met haar ademhaling op en neer deinde. Dat wild bespieden en dat moe zijn, waren maar smoesjes,
er stond iets anders op het programma. Na Vlieland was ze onverzadigbaar
geworden.
© c.u.
vervolg op Allegro vivace