donderdag 4 februari 2016

Moeras en zand



Op een andere zaterdag had  Gert een speurtocht uitgezet. Zij konden ontdekken waar hij ergens verstopt zat. De aanwijzingen waren summier. Ze moesten het doen met nadrukkelijke voetafdrukken op een bospad,  opzettelijk platgetrapt gras, afgerukt blad, in een bepaalde richting gebogen twijgen en van dorre takjes gelegde pijlen. 
De weg voerde langs enkele boerderijen met bijgebouwen die bij kasteel Vosbergen hoorden. Er was een beek, een kunstmatige waterval  met een schoepenrad ernaast, waar ze over een smalle balk naar de andere kant moesten. 
Verderop kwamen ze uit bij een zompig gebied met wat struiken, omgeven door  jonge berkenbomen, krentenstruiken en vogelkers. Het spoor voerde hen regelrecht het moeras in. Karel die vooropliep deed voorzichtig een paar passen op de wiegende plantenmassa, draaide zich om en riep: ‘Kom maar het houdt wel.’
Er was aarzeling. Vervolgens zakte hij  ver over de enkels weg in de deinende vloer. Moeizaam trok hij de voeten los uit de zuigende modder en kwam aan land.  Z’n padvinderskniekousen zaten onder de modder en z’n schoenen was hij kwijt. 
Iemand meende dat Gert bij het maken van die puzzelroute misschien zelf helemaal in de prut ten onder was gegaan. Dat was toch veel erger dan een paar schoenen. 

Karel schudde het hoofd. Een rotstreek vond hij het! Die verdomde Gert had hen met opzet dat moerasbos ingestuurd, had zich verstopt en kon van een afstand natuurlijk mooi zien wat ze deden. Hij had gelijk. Toen ze om het natte veld heentrokken, vonden ze daar hun groepsleider. Die lachte en spotte ‘Zo kun je niet terug naar het troephuis, Karel. De hopman ziet je aankomen. Daar gaan we wat aan doen!’
Kees en een van de anderen moesten van hem naar de schuur van de kasteelboerderij  om een paar oude planken te halen. Die werden  vervolgens op het moeras gelegd, Karels stappers werd er na wat graaien en tasten uit gevist. 
Echt blij was hij niet. Immers hoe maak je schoenen die nat zijn, en van binnen en buiten onder de modder, weer toonbaar en gebruiksklaar.  Toen ze terug kwamen bij hun kasteelclubhuis  toonde de hopman  zich  bezorgd boos toen hij het modderverhaal aanhoorde.


Op haar hurken bij het bloembed woelde Corrie met krabber of tuinschepje de grond los; er was ruimte nodig voor zuurstof in de aarde. Binnen handbereik stond een karton met pootgoed dat Kees gisteren bij een kweker haalde. Die had op goed geluk maar wat bloemsoorten bij elkaar gekocht: vlijtige Liesjes, begonia’s, leeuwenbekjes, fuchsia’s, en zo meer. 
Haar hoofd was bij Lidia die daarnet vertelde dat hun muloklasgenootje Ciska gevonden was. In een zandgat waren menselijke resten blootgelegd. Bij ’t geraamte lag een halsketting en daaraan zo’n zilverkleurig hartje met naamgravure. 
De foto’s in het medaillon waren door vocht en tijd onherkenbaar. Bij de beenderen zat een gevlochten leren riem met een roestige gesp. Dat alles had Lidia in de Deventer Courant gelezen.

Met een pootbloem in haar hand staarde Corrie, officieel Mevrouw Kriele, naar de hemel  boven Apeldoorn waarlangs nu  toch wat wolken dreven. Ach die schoolvriendin Ciska, jaren geleden met de fiets tijdens een conditietrainingsrit van de ene dag op de ander zo maar spoorloos van de aardbodem verdwenen, in het niets opgelost. 
Aanvankelijk werd er over gepraat, deden geruchten de ronde, kon je iets lezen in het Veluws Dagblad maar  tenslotte kwam je het item Ciska  Bijster niet meer tegen in de krantenkolommen. 
En nu al die lange jaren later bleek dus dat ze slachtoffer kon zijn geworden van een misdrijf. Verstrooid, met haar gedachten ver over de horizon, spitte  Corrie met ’t tuinschepje te diepe gaten voor de guichelheil en het Australisch Madeliefje. 
Achter haar beijverde Kees zich, onhandig als hij was, het gazon weer toonbaar te maken. Ze had hem destijds in het voorjaar van Ciska vermissing  toch maar gestrikt. Eerst maakten Lidia en Adrea hem met hun kat en muisspel  de kop gek. Maar toen zij verhuisd uit Woudenberg op die mulo in E. belandde, werd daar alles anders. 
Als Kees klaar was met het gras, kon hij die vervelende tabaksplanten  kort en klein maken. Die overwoekerden alles.
©c.u. 
 vervolg van  Bij de padvinderij

Geen opmerkingen: