De morgenzon begon vroeg aan kracht te winnen. Afgezien van een paar vliegtuig- condens strepen die naar het oosten wezen, was er nauwelijks een vuiltje aan de lucht. Het beloofde warm te worden.
Kees duwde de handgrasmaaier over ‘t gazon.
Bij de
bloemperken en borders waar azalea’s, petunia’s, dahlia’s, slaapkamergeluk en
vrouwenmantel strijd om de beperkte ruimte leverden, ging Corrie met krabber en
handschoffel onkruid te lijf. Na hun
Vlieland- vakantie was het gras te lang, heerste in de plantenwereld je reinste
anarchie.
De Budleia en dubbele
Hibiscus Rose staken hun nieuwe armen alle kanten uit, hingen over de schutting
van de buren.
De Toverhazelaar en de Kronkelwilg gunden elkaar het licht van de zon niet . Azijnboom en Duivelswandelstok moesten tot de orde geroepen. Het snoeimes en de takkenzaag zouden er aan te pas komen.
De Toverhazelaar en de Kronkelwilg gunden elkaar het licht van de zon niet . Azijnboom en Duivelswandelstok moesten tot de orde geroepen. Het snoeimes en de takkenzaag zouden er aan te pas komen.
Kees Kriele liep met kalme tred over het
groene veld heen en terug. De messen van de ouwe maaier sjilpten. Grassnippers
dansten.
Het was een werkje waarbij de mijmeringen van een
gazonkapper, ongeremd hun gang gingen.
Zo slenterde hij weer over de Vosbergerweg in H. richting de
padvindersclub. Op aandringen van zijn politievader moest hij daar lid van
zijn. Zijn Kees zou bij de verkenners veel kunnen leren.
En nu liep hij
voortaan op zaterdagmiddag in een raar pakkie met een padvindersstok in de hand
naar het kasteelhoofdkwartier waar een
hopman en een vaandrig de dienst uitmaakten. Hij droeg een kakikleurige blouse,
daaronder een korte ribbeltjesbroek, een leren riem met gesp, versierd met
lelies en de tekst: weest paraat.
Aan de zijkant van z’n kniekousen bungelden kwastjes en om de
hals had hij een groengele driehoekige
doek met de punt naar achteren.
In zijn broekzak zaten een padvinders mes en een fluit versierd met bloemmotief. Op z’n uniform ontbraken insignes, bijzondere epauletten of andere merktekens, want hij was nog geen echte verkenner.
In zijn broekzak zaten een padvinders mes en een fluit versierd met bloemmotief. Op z’n uniform ontbraken insignes, bijzondere epauletten of andere merktekens, want hij was nog geen echte verkenner.
Kees zou nog geïnstalleerd worden. Daartoe moest hij aan allerlei eisen voldoen; knopen
leggen, tenten opzetten, een kampvuur bouwen, spoorzoeken, het morsealfabet op
een fluit blazen, padvinderswet en –lied uit het hoofd leren
Die wet was een
soort 10 geboden. Enkele van de regels die een verkenner moest naleven stonden
hem nog vaag voor de geest:’’ een verkenner is hoffelijk en ridderlijk, hij
gehoorzaamt zonder tegenspreken en laat niks ongedaan, ziet in de natuur het
werk van God; hij houdt van planten en dieren en…..een padvinder is rein in
gedachten woord en daad.’
Vooral met de uitleg van dat laatste gebod had Gert die hun
patrouilleleider het maar moeilijk. Hij
mompelde iets van dat je niet mocht vuilbekken, niet vies doen met meisjes.
Tegen Karel die nader uitleg wou, zei
hij dat onder rokken kijken, aan borsten zitten en fieken allemaal uit den boze
was. Hun hopman en de vaandrig die nette kerels waren, hadden zoiets verteld.
Op die padvinderszaterdagen werd luidkeels gezongen. Meestal tot besluit van de
wekelijkse bijeenkomst, maar ook tijdens
het marcheren en wandelen met de verkennersstok over de schouder: ‘Hoort zegt
het voort, dat nu jong Nederland, niet
meer teert op de kracht van een roemrijk geslacht…..’ en ‘Naar de duinen en de
bossen, ’t volle leven tegemoet, want frisse zin brengt de buitenlucht erin en
een waakzaam oor houdt ons op het rechte spoor….’
De grasmaaier liep vast. Kees hurkte om proppen gras tussen
de messen van de roller weg te peuteren.
In huis klonk telefoon. Corrie riep:
‘Neem jij even op! Mijn handen zijn
vies.’
Hij zuchtte, liep naar de schuifpui van hun huwelijksnest.
Nam de hoorn van de haak, zei; ‘Hallo, met Kriele!’
Het was Lidia Mollevanger. Kees ging terug naar ‘t terras en
wenkte. ‘Het is voor jou.’
Corrie trok haar rubber werkhandschoenen uit.
‘Wie?’ ‘Lidia.’ ‘Wat heeft ze?’
Hij haalde de schouders op.
Gaf een duw tegen de grasmaaier; het ding draaide soepel, piepte en
steunde niet langer.
Bij de padvinderij had je zoektochten. Iemand van de leiding
bedacht een spel met hindernissen waarbij
iets of iemand ergens ontdekt zou worden. De hopman vertelde dat in het
noorden van het landgoed een sport- of zweefvliegtuig was neergestort en zij
kregen opdracht het wrak te lokaliseren.
Enthousiast ging de groep op stap en na een ingewikkelde
zwerftocht vonden ze diep in het struikgewas hun medepadvinder Karel Mosterd.
Die zag er niet uit: z’n kleren waren gescheurd, overal zaten zwarte vegen blauwe plekken en hij was rijkelijk ingesmeerd met nepbloed.
Die zag er niet uit: z’n kleren waren gescheurd, overal zaten zwarte vegen blauwe plekken en hij was rijkelijk ingesmeerd met nepbloed.
Bij de
openingsceremonie die groepsmiddag was hij er niet, had zich volgens de
vaandrig ziek gemeld.
Na een korte inspectie bleek dat hij bij het neerkomen
van het toestel ook nog eens een arm en
een been had gebroken. Dat was geen kattenpis!
Op zijn met een lelie versierde blinkende padvindersfluit
blies Gert morsesignalen om de hopman op het kasteel te verwittigen van de ernst van de situatie.
De arm werd
door vakbekwame verkenners gespalkt, van
een paar padvinder stokken een brancard in elkaar geknutseld, daarop droeg men verkenner Mosterd voorzichtig door kreupelhout, braamstruiken,
brandnetels en distels naar het veilige thuishonk.
Corrie kwam uit huis, ging weer onkruid wieden. In ’t
voorbijgaan wees en zei ze: ‘Voor je
gras harkt, kun je beter eerst met de grastrimmer de randen afsteken,
span er een lijn langs, dan wordt ’t goed recht. En gooi dat gemaaide gras zo
meteen even op de composthoop’
‘Wat had Lidia?’
‘Oh, niks, hoe het op Vlieland was, ze had onze kaart niet
gehad en wou iets meer over Ciska weten, maar ik weet ook niet meer dan wat
er dat vakantiekrantje stond.’
©c.u.
vervolg van Tussen de rails
Geen opmerkingen:
Een reactie posten