Afscheid nemen is iets waarvan je de regie niet in handen hebt. De dingen die gebeuren en gezegd worden zijn onvoorspelbaar.
In H. woonden wij in een twee –onder een kapwoning. Naast mij sliep het buurmeisje Beppie Iekema. Onze slaapkamers grensden aan elkaar. Slechts een spouwmuur scheidde ons. Via de stekker wandcontactdozen konden we bij wijze van spreken samen praten. Dat deden we niet.
Met mijn licht ontvlambaar gemoed was ik op Beppie. Ze was slank, had grijze ogen en een paar stevige kuiten. Het blonde haar droeg ze in een knotje. ’s Nachts lagen we zo’n 80 cm uit elkaar, onze bedden tegen dezelfde tussenmuur. Zo lag ze me na aan het hart maar overdag zag ze me afgezien van een verdwaalde glimlach, niet staan. Haar zuster Lien was molliger en toeschietelijker maar ik koos voor een liefde met hindernis.
Op een dag had Bep zo maar verkering met een flinke boerenzoon. Die liet er geen gras over groeien. Een maand later was ze verloofd en driekwart jaar daarna verliet Bep onze tweedubbele huis. Ze emigreerde naar Canada, kwam nog langs om de buren een afscheidshand te schudden.
Ik was van de kaart. Misschien kon ik een aandenken meegeven. In die tijd wilde ik dichter worden. Een dichter met liefdeskommer grijpt naar de pen. Dus produceerde ik een vers: een waarin ze met de boot vertrok:
Vaarwel
Ik heb een schip zien varen
In minuten, lang als jaren.
Het laatste wat ik van haar zag,
Gevoelde mij een holle lach;
Toen was mijn leven zoek
Dat gedicht was veel langer en vol bombast en retoriek. Die holle lach bijvoorbeeld paste veel beter bij een droefgeestig monster van Frankenstein dat op de kade afscheid stond te nemen. Het leek me beter m ’n bootgedicht niet mee te geven naar Canada.
Uit 'Vormen' van Martinus Nijhoff schreef ik in mijn mooiste handschrift een sonnet met de titel 'Adieu' over en ik maakte er een tekening bij van de berkenboom voor ons dubbelhuis.
Adieu
Droom dan tenminste dat wij nimmer scheidden,
Wij droomden het zo vaak, kind, naast elkaar.
Nu kuste ik, toen je sliep, voor ’t laatst den zijden
Geurenden overvloed van je wild haar.
Ik nam mijn vedel, liet me ’t raam uitglijden,
Sloop door den boomgaard, telkens omziend naar
Het venster, open in den klimop, waar
Jij met een glimlach droomt dat wij nooit scheiden.
Droom dan, als in het sprookje, honderd jaar:
Droom dat je met mij zwierf en met me bij de
Herbergen speelde en dansen begeleidde-
Adieu, Wellicht maakt ginds een toovenaar
Een blonden prins van dezen vedelaar
Wiens kus je wekt, en zijn wij nooit gescheiden
Nou ja, ik was een romantische sukkel en het leven ging door. Ludduvudu gaat over net als slecht weer.
Het andere meisje Iekema troostte me, liet me toe in haar warme vogelnestje. Nu haar zus voorgoed de slanke benen had genomen, kon zij het bed bij de tussenmuur hebben en sliep ze voortaan op armlengte afstand. Van dat besef lag ik soms halve nachten wakker. Als het heel stil was, verbeeldde ik me haar ademhaling te horen.
Na een jaar was de pret over. Bep was alleen terug. Het boterde niet in die Canadese velden. Ik vond het niet oké dat ze terug was; als je voor altijd vaarwel zei, moest je ook wegblijven. Had ik daarvoor zo sentimenteel ’My Bonnie is over the ocean’ gezongen. Nee,ik had geen boodschap meer aan Bep.
Door een zwakke plek in de coniferenhaag zag ik haar soms in een tuinstoel liggen. Ze zag er bleek en triest uit alsof ze tbc had. Om haar op te vrolijken kon ik natuurlijk wel wat gedichten voorlezen. Strikt genomen echter had ik zin om een heel andersoortig gedichtje te fabriceren. De beginregels lagen voor het grijpen:
Dag Beppie, het is beter dat je nu gaat,
je nooit meer vertoont hier in de straat.
Voor mijn part vlieg je naar een planeet
waar het stervenskoud is of bloedheet.
Bij nader inzien leek me het geen goed plan mijn depressieve buurmeisje te bestoken met lullige versjes. En hoe het verder ging! Van Lien Iekema had ik nog veel plezier. Ze straalde warmte en gezelligheid als een elektrisch kacheltje.
Beppie herstelde. Lien verhuisde naar de andere hoek van de kamer die ze met haar zus deelde.
Zo was alles weer bij het oude en ik lag daar niet meer wakker van.
©c.u.